ECLI:NL:RBROT:2017:10365

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 november 2017
Publicatiedatum
22 januari 2018
Zaaknummer
10/741195-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging, vernieling en diefstal gepleegd door twee of meer verenigde personen met oplegging van gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf

Op 23 november 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging, vernieling en diefstal. De verdachte, geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], verblijvende in de FPA Roosenburg te Den Dolder, werd bijgestaan door raadsman mr. H.J. Naber. De officier van justitie, mr. S.M. Scheer, eiste een gevangenisstraf van 150 dagen, waarvan 128 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 6 mei 2017 te Rotterdam [naam slachtoffer 1] heeft bedreigd met de dood en brandstichting, en op verschillende data goederen heeft vernield en gestolen van meerdere slachtoffers. De verdachte heeft de feiten bekend en de rechtbank heeft deze zonder nadere motivering bewezen verklaard. De rechtbank oordeelde dat de feiten strafbaar zijn en dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen. De verdachte heeft spijt betuigd en de rechtbank heeft besloten om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen, met bijzondere voorwaarden voor reclasseringstoezicht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 79 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken op de datum van de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/741195-17
Datum uitspraak: 23 november 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
verblijvende in de FPA Roosenburg (GGZ Altrecht) te Den Dolder,
raadsman mr. H.J. Naber, advocaat te Dordrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 23 november 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S.M. Scheer heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 128 voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 6 mei 2017 te Rotterdam [naam slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling en met brandstichting, door die [naam slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "Ik maak je dood, ik steek je huis en deze zaak in brand";
2.
hij op 6 mei 2017 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk
een of meerdere verzorgingsproducten, geheel toebehorende aan [naam slachtoffer 2] , heeft vernield en beschadigd en onbruikbaar gemaakt;
3.
hij op 24 mei 2017 te Rotterdam met het oogmerk van
wederrechtelijke
toe-eigeningheeft weggenomen een of meerdere pakjes
sigaretten, geheel toebehorende aan [naam slachtoffer 3] ;
4.
hij op 12 mei 2017 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meerdere mobiele telefoons (Samsung J3 en/of een iPhone 5), geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 4] en/of [naam slachtoffer 5] ;
Voor zover in het bewezenverklaarde taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
bedreiging
2.
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, vernielen
3.
diefstal
en
4.
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft op 6 mei 2017 aangever ernstig bedreigd nadat de verdachte geen sigaret kreeg toen hij hier om had gevraagd. De verdachte heeft gedreigd aangever dood te maken en zijn huis en de zaak in de brand te steken. Vervolgens heeft de verdachte enkele goederen uit de winkel waar de aangever werkt vernield.
Dergelijke bedreigingen als door de verdachte geuit, leiden tot angstgevoelens bij de directe slachtoffers en kunnen daarnaast bijdragen aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De daaropvolgende gepleegde vernieling getuigt van een gebrek aan respect voor andermans eigendommen. Een dergelijk feit levert daarnaast schade en ergernis op. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
Verder heeft de verdachte meerdere pakjes sigaretten uit de [naam slachtoffer 3] op het Centraal Station te Rotterdam weggenomen zonder te betalen. Daarnaast heeft de verdachte een diefstal in vereniging gepleegd door een tweetal telefoons van een tafel bij een horecagelegenheid weg te nemen.
Met het plegen van dit soort brutale feiten heeft de verdachte ergernis en overlast veroorzaakt. Daarnaast zorgen dergelijke misdrijven in de samenleving in het algemeen, en voor de betrokkenen in het bijzonder, voor gevoelens van onrust en onveiligheid.
De verdachte heeft ter terechtzitting spijt getoond voor zijn handelen en heeft aangegeven dat voornoemde feiten allemaal onder grote invloed van alcohol zijn gepleegd.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 november 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaring van deskundige op de terechtzitting
7.3.2.1 Rapportages Leger des Heils
Leger des Heils, afdeling Jeugdbescherming en Reclassering, heeft op 1 juni 2017, 19 juli 2017, 14 augustus 2017 en 16 november 2017 gerapporteerd over de verdachte. Deze rapporten houden onder meer het volgende in.
Binnen het lopende toezicht van een eerdere veroordeling (10-661290/15) is de verdachte op 7 juni 2017 voor de tweede keer geplaatst bij de forensische verslavingskliniek (FVK) van Bouman GGZ. De psychiater aldaar heeft een (klinische) depressie geconstateerd en heeft antidepressiva voorschreven die nauwelijks aansloegen. Voorts is door de Immigratie- en Naturalisatiedienst een procedure gestart om de tijdelijke verblijfsvergunning van de verdachte in te trekken. Vanwege deze procedure is de verdachte met zijn toezichthouder enkele malen op verlof geweest bij zijn ouders. Naar aanleiding van de huisbezoeken bij de ouders, waar de verdachte zich opvallend terugtrok en er minimaal interactie was, is aan het licht gekomen dat er sprake is geweest van veel onveiligheid in de thuissituatie met daarbinnen gebruik van verbaal en fysiek geweld. Daarnaast is de reclassering ook gebleken dat de verdachte getuige is geweest van huiselijk geweld. De reclassering heeft geconstateerd dat de gebeurtenissen in de thuissituatie een grote wissel op de verdachte hebben getrokken op zijn ontwikkeling. De behandeling in het FVK is vastgelopen en er is in overleg gezocht naar een klinische setting waarbij in de behandeling meer kan worden ingestoken op onderliggend trauma. Om voornoemde reden is de verdachte op 6 november 2017 overgeplaatst naar de forensische psychiatrische afdeling (FPA) Roosenburg (GGZ Altrecht). In deze FPA zal verdere diagnostiek plaatsvinden naar een eventuele posttraumatische stressstoornis (PTSS) en wordt de verdachte aangemeld voor zowel cognitieve als (waarschijnlijk) psychomotorische therapie.
Gezien de ontwikkeling die de verdachte blijft doormaken is de reclassering van mening dat succesvol aan vermindering/voorkoming van recidive- en gevaarrisico kan worden gewerkt indien de verdachte adequaat wordt behandeld. De behandeling moet gericht zijn op verwerking van (jeugd)trauma, persoonlijke ontwikkeling en het aanleren van copingsvaardigheden. De verdachte is aangewezen op zorg en behandeling hiervoor en hij is gemotiveerd hieraan te blijven werken.
7.3.2.1 Verklaring deskundige op de terechtzitting (toezichthouder I. Westerhof)
Naast de toelichting van de toezichthouder op voornoemde verslagging heeft zij ter zitting verklaard over de verblijfsstatus van de verdachte. Kort gezegd, is er een verblijfsgat van 7 dagen ontstaan toen de verdachte in 2013 gedetineerd zat in het kader van een maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel). In deze periode heeft zijn familie de aanvraag van de verlenging van zijn verblijfsvergunning te laat ingediend. Op basis van de strafbare feiten die de verdachte vanaf 2013 pleegde, heeft de IND in oktober 2017 zijn verblijfsvergunning voor bepaalde tijd ingetrokken en is aan hem een inreisverbod opgelegd voor de duur van 10 jaar. Volgens de deskundige is daartegen een bezwaarschrift ingediend, waarop nog niet is beslist.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal echter afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die langer is dan de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft gezeten, omdat zij van oordeel is dat de reeds ingezette behandeling in de FPA prioriteit heeft en voortgezet moet worden. Gelet op de onlangs geconstateerde problematiek acht de rechtbank verdere behandeling en diagnostiek van groot belang.
In het voordeel van de verdachte weegt de rechtbank nog mee dat de verdachte berouw heeft getoond voor zijn gepleegde daden en hier de verantwoordelijkheid voor neemt. De verdachte erkent dat hij telkens onder invloed van alcohol, ondanks een goed verlopend toezicht, toch enkele malen in de problemen is geraakt door zijn eigen toedoen.
Tevens houdt de rechtbank in strafverminderende zin rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte waar het gaat om de thuissituatie en het feit dat er door reclassering nog voldoende perspectieven voor verdere behandeling wordt gezien.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 285, 310, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 79 (negenenzeventig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
60 (zestig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich melden bij het Leger des Heils, afdeling Jeugdbescherming en Reclassering, en zich houden aan de aanwijzingen die hem in dit verband worden gegeven, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
  • de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen voor zijn problematiek, indien en voor zover de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Verweij, voorzitter,
en mrs. A.M.H. Geerars en J. Bergen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. van Herwijnen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 6 mei 2017 te Rotterdam [naam slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met brandstichting, door die [naam slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "Ik maak je dood, ik steek je huis en deze zaak in brand", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 6 mei 2017 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een of meerdere verzorgingsproducten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en / of beschadigd en / of onbruikbaar gemaakt;
3.
hij op of omstreeks 24 mei 2017 te Rotterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meerdere pakjes sigaretten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 3] (gelegen aan het [adres delict] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, zulks nadat hij, verdachte, die weg te nemen goederen onder zijn bereik had gebracht door middel van braak en/of verbreking;
4.
hij op of omstreeks 12 mei 2017 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meerdere mobiele telefoons (Samsung J3 en/of een iPhone 5), in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 4] en/of [naam slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders.