ECLI:NL:RBROT:2017:10362

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 december 2017
Publicatiedatum
22 januari 2018
Zaaknummer
10/700406-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en bedreiging in tankstation met oplegging van gevangenisstraf en reclasseringstoezicht

Op 7 december 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met geweld en bedreiging. De verdachte, geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], was ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd in de PI Dordrecht. De officier van justitie, mr. H.A. van Wijk, eiste een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering en een klinische opname.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 19 augustus 2017 in een tankstation te [plaats delict] een geldbedrag heeft weggenomen, waarbij hij geweld en bedreiging met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gebruikt tegen de medewerkster van het tankstation. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten en dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid van het feit of de verdachte uitsloten.

De rechtbank heeft de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen. De verdachte had een lange geschiedenis van problemen, waaronder een dubbele diagnose van schizofrenie en middelenmisbruik. De rechtbank oordeelde dat een gevangenisstraf noodzakelijk was, maar dat een deel voorwaardelijk moest zijn om de verdachte de kans te geven aan zijn problematiek te werken. De benadeelde partij, [naam benadeelde], heeft een schadevergoeding van € 1000,- gevorderd, welke door de rechtbank is toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 19 augustus 2017. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van de benadeelde partij.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/700406-17
Datum uitspraak: 7 december 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de PI Dordrecht,
raadsman mr. A. Apistola, advocaat te Zwijndrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 23 november 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.A. van Wijk heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal houden aan een meldplicht bij de reclassering, medewerking zal verlenen aan zowel een klinische opname als een ambulante behandeling, zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen, alsmede zich houdt aan een locatieverbod ten aanzien van het tankstation van [naam tankstation] in [plaats delict] ;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van het reclasseringstoezicht en de klinische opname.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 19 augustus 2017 te [plaats delict] , in een tankstation ( [naam tankstation] ),
gelegen aan de [adres delict] , met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening
heeft weggenomen een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [naam tankstation] (tankstation), welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer ] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke
bedreiging met geweld bestonden uit het - tonen en voorhouden en richten van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [naam slachtoffer ] en - (met kracht) meermalen, rukken en trekken aan een kassa of kassalade en - wegnemen van voornoemd geldbedrag uit voornoemde kassa en - (daarbij) aan die [naam slachtoffer ] dreigend toevoegen van de woorden: "Dit is een overval, ik wil geld".
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezenverklaarde taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een overval op een tankstation. Hij heeft daarbij onder bedreiging van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp - waarbij hij dit voorwerp gericht hield op de medewerkster van het tankstation - en door te trekken aan de kassa, naar geld gegraaid in de kassa en geld uit de kassa wegenomen. Daarmee heeft de verdachte een voor de medewerkster van het tankstation zeer beangstigende situatie gecreëerd.
De ervaring leert dat een dergelijk feit een traumatische ervaring bij slachtoffers teweeg kan brengen, waarvan zij mogelijk ook in de toekomst op psychisch vlak nadelige gevolgen ervaren. Daarnaast zijn overvallen als hier aan de orde feiten in de samenleving levende gevoelens van angst en onveiligheid in hoge mate versterken.
De verdachte heeft gehandeld uit puur eigen gewin en heeft zich geen rekenschap gegeven van het mogelijke leed dat hij daarbij voor het slachtoffer heeft veroorzaakt.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 november 2017, waaruit blijkt dat de verdachte al meerdere keren is veroordeeld voor vermogensdelicten. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij na meerdere veroordelingen wederom een dergelijk feit heeft begaan, waarbij hij deze keer tevens geweld heeft gebruikt.
7.3.2
Rapportages
In de afgelopen jaren zijn door de reclassering reeds meerdere rapportages uitgebracht.
Bouman GGZ, advies Rotterdam, heeft op 25 oktober 2017 wederom een reclasseringsrapport over de verdachte opgemaakt. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte kent een lange historie aan problemen, die zijn begonnen in de kindertijd. Sinds jaren is er sprake van dubbele diagnose problematiek waarbij polymiddelengebruik gecombineerd is met de schizofrenie. In voorgaande begeleidings- en behandelingstrajecten werd ingezet op stabilisatie. De psychiatrische problematiek, schizofrenie, lijkt redelijk stabiel en volgens de reclassering is de verdachte medicatietrouw. Het middelengebruik is echter zeer problematisch en excessief waardoor de verdachte niet in staat wordt geacht om een stabiel bestaan op te bouwen. Het gebruik van middelen is volgens de reclassering van grote invloed op zijn gedrag, waaronder het delictgedrag.
Het baart de reclassering zorgen dat, in geval van een veroordeling ter zake van dit feit, de aard van het delictgedrag in ernst lijkt toe te nemen. Vergeleken met het laatste uitgebreide reclasseringsadvies d.d. 19 april 2017, is er volgens de reclassering niets veranderd in de uiterst penibele situatie van de verdachte. De verdachte is volgens de reclassering een zogenoemde veelpleger waarbij er sprake is van een zeer belaste voorgeschiedenis. De huidige problematiek is ernstig en hardnekkig. De reclassering is van oordeel dat zonder een intensief traject waarbij opnieuw diagnostiek en klinische behandeling met een juiste instelling op medicatie plaatsvindt, de kans op recidive zeer hoog is. Door middel van een klinische behandeling en aansluitend resocialisatie onder strakke begeleiding vanuit de reclassering, dient er een stabiele leefsituatie opgebouwd te worden. Daarnaast dient abstinentie van middelen en een goede instelling op medicatie gerealiseerd te worden zodat de verdachte in staat is zich te onthouden van problematisch gedrag.
Bij schuldigverklaring adviseert de reclassering om een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met hieraan gekoppeld de navolgende voorwaarden: een meldplicht, een ambulante behandelverplichting, opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een opname in een zorginstelling ten behoeve van een klinische behandeling en een locatieverbod.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat gezien de ernst van het feit niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De gekozen strafmodaliteit doet enerzijds recht aan de ernst van het gepleegde feit maar stelt de verdachte tevens in staat om op termijn te werken aan de op hem van toepassing zijnde problematiek. Uit het oogpunt van bescherming van de maatschappij is de rechtbank van oordeel dat ondanks mislukte pogingen in het verleden, er wederom een serieuze poging moet worden ondernomen om de verdachte te behandelen en te begeleiden.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd:
[naam benadeelde]ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1600,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, en een vergoeding van de proceskosten.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij genoegzaam is onderbouwd en in zijn geheel kan worden toegewezen.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de vordering niet ontvankelijk dient te worden verklaard dan wel dient te worden afgewezen, gelet op het primaire standpunt van de verdediging, waarbij vrijspraak is bepleit. Voorts stelt de verdediging dat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
8.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1000,- , zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De behandeling van de overig gevorderde immateriële schade staat niet zonder meer vast. Het onderzoek naar de gegrondheid van dit deel van de vordering levert een onevenredige belasting op van het strafgeding. Dit deel van de vordering zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard en kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 19 augustus 2017.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1000,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 10 (tien) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich melden bij Bouman GGZ, afdeling reclassering, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
de veroordeelde zal zich, overeenkomstig een daartoe te ontvangen indicatiestelling forensische zorg, in verband met zijn problematiek klinisch laten opnemen in een Forensische Psychiatrische Afdeling (FPA) of een soortgelijke setting, voor de duur van maximaal 9 maanden of zoveel korter als de instelling of de behandelaar dit in overleg met de reclassering noodzakelijk acht, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die opname door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
de veroordeelde zal zich (aansluitend aan de klinische behandeling) voor zijn psychische problematiek onder ambulante behandeling stellen bij polikliniek Yulius te Dordrecht of een soortgelijke ambulante forensische zorginstelling en zal zich houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling dan wel behandelaar zullen worden gegeven;
de veroordeelde zal zich (eveneens aansluitend aan de klinische behandeling) voor zijn verslavingsproblematiek onder ambulante behandeling stellen bij Bouman GGZ, of soortgelijke instelling en zal zich houden aan de aanwijzingen die hem in dit kader door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
de veroordeelde zal, aansluitend aan de klinische opname, verblijven in een instelling voor begeleid wonen/maatschappelijke opvang en zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
de veroordeelde zal zich niet bevinden op het adres van het tankstation van [naam tankstation] te [plaats delict] , te weten de [adres delict] , ten tijde van de proeftijd of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het aan de reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij , te betalen een bedrag van
€ 1000,- (zegge: duizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 19 augustus 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 1000,-(hoofdsom,
zegge: duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 augustus 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 1000,- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
20 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Verweij, voorzitter,
en mrs. A.M.H. Geerars en J. Bergen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. van Herwijnen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 19 augustus 2017 te [plaats delict] , in/uit een tankstation ( [naam tankstation] ), gelegen aan de [adres delict] , met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [naam tankstation] (tankstation), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer ] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het - tonen en/of voorhouden en/of richten van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan/op die [naam slachtoffer ] en/of - (met kracht) meermalen, althans eenmaal, rukken en/of trekken aan een kassa en/of kassalade en/of - wegnemen van voornoemd geldbedrag uit voornoemde kassa en/of uit de hand(en) van die [naam slachtoffer ] en/of - (daarbij) aan die [naam slachtoffer ] (dreigend) toevoegen van de woorden: "Dit is een overval, ik wil geld", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.