ECLI:NL:RBROT:2017:10344

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 december 2017
Publicatiedatum
18 januari 2018
Zaaknummer
10/660485-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het vervoeren en aanwezig hebben van verdovende middelen met voorwaardelijk opzet

Op 8 december 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 24 augustus 2016 in Rotterdam verdovende middelen heeft vervoerd en aanwezig gehad. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door geadresseerde pakketjes en enveloppen te vervoeren zonder te vragen naar de inhoud, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat deze poststukken verdovende middelen bevatten. Dit leidde tot de conclusie dat er sprake was van voorwaardelijk opzet. De rechtbank verklaarde het medeplegen niet bewezen, omdat er geen nauwe en bewuste samenwerking met anderen was aangetoond. De officier van justitie had een gevangenisstraf van drie maanden geëist, en de rechtbank volgde deze eis, met aftrek van voorarrest. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden voor het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, waarbij de rechtbank de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging nam. De rechtbank concludeerde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken op de datum van de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/660485-16
Datum uitspraak: 8 december 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. W.M. Shreki, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 20 november 2017, 23 november 2017 en 24 november 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Boender heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wanneer iemand dozen aanneemt en deze vervoert, in beginsel mag worden aangenomen dat hem de inhoud van de dozen bekend is. Onder de gegeven omstandigheden heeft de verdachte dan ook minst genomen de aanmerkelijke kans aanvaard dat er verdovende middelen zaten in de pakketten en enveloppen die hij moest wegbrengen.
Gelet hierop kunnen de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen worden verklaard. Mocht de rechtbank tot het oordeel komen dat niet bewezen kan worden dat de verdachte het - voorwaardelijk - opzet had op het vervoer en het aanwezig hebben van de verdovende middelen, dan dienen de feiten als een overtreding te worden gekwalificeerd.
4.2.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte vrijgesproken moet worden van de ten laste gelegde feiten, omdat de wetenschap bij de verdachte ten aanzien van de aangetroffen harddrugs en softdrugs ontbreekt, althans van de aanmerkelijke kans daarop. Daarnaast is de
chain of custodyten aanzien van de ten laste gelegde hennep niet navolgbaar en controleerbaar. Ten slotte kan het medeplegen niet worden bewezen.
4.2.2.
Beoordeling
De volgende feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Op 24 augustus 2016 kwam de verdachte uit een woning aan de [adres delict] te Rotterdam met zogenaamde big shoppers. Die big shoppers bracht hij naar een auto en zette hij in die auto. Daarna nam hij plaats op de bijrijdersstoel, waarna de auto wegreed. In de big shoppers zaten geadresseerde pakketjes en enveloppen (hierna: poststukken). In die poststukken werden verdovende middelen aangetroffen.
De verdachte heeft verklaard dat hij werd gebeld door een persoon op het moment dat de poststukken voor hem klaar lagen en dat hij deze vervolgens ophaalde en afgaf bij een postkantoor of een ander afgiftepunt. Dit is meerdere malen gebeurd, waaronder op 24 augustus 2016. De verdachte haalde de poststukken telkens op van hetzelfde woonhuis. In die woning is geen postorderbedrijf of een andere onderneming gevestigd. Voor het vervoeren en afgeven van die poststukken ontving de verdachte telkens een geldbedrag van € 50,-. Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat hij dat deed om geld te verdienen.
De rechtbank is van oordeel dat het op deze wijze in ontvangst nemen, vervoeren en afgeven van vele geadresseerde pakketjes en enveloppen tegen betaling zonder te vragen wat er in de poststukken zit of hiernaar onderzoek te doen, maakt dat de verdachte de aanmerkelijke kans dat in de poststukken verdovende middelen waren verborgen bewust heeft aanvaard. Er is dus sprake van voorwaardelijk opzet bij de verdachte op het vervoeren en aanwezig hebben van de aangetroffen harddrugs en softdrugs.
Het voorgaande leidt tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde, met uitzondering van het medeplegen en de totaal ten laste gelegde hoeveelheid MDMA. Het medeplegen zal de rechtbank niet bewezen verklaren, omdat niet is gebleken van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en een ander of anderen. Nu van het ten laste gelegde MDMA 2,1 gram anders dan middels een indicatieve test niet is getest door het NFI dan wel een ander onderzoeksinstituut en er geen ander bewijs is, zal de rechtbank slechts 1,5 gram bewezen achten.
Ten aanzien van de bij de verdachte in één pakket aangetroffen hennep (feit 2) verwerpt de rechtbank het verweer van de verdediging dat de
chain of custodyniet navolgbaar is. De politie heeft in een proces-verbaal van bevindingen beschreven wat zij in de big shoppers hebben aangetroffen. Hierbij is vermeld een zogenaamd goednummer [beslagnummer] . Het monster met dit goednummer is door de politie getest als hennep(toppen). Gelet hierop kan worden vastgesteld dat de logistieke keten van het pakket waarin de henneptoppen zijn aangetroffen en het uiteindelijke testen van die henneptoppen navolgbaar en controleerbaar is
Ook het onder 2 ten laste gelegde kan derhalve bewezen worden verklaard, met uitzondering van het medeplegen. Van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en een ander of anderen is niet gebleken.
De raadsvrouw heeft nog betoogd dat de verklaring van de medeverdachte [naam medeverdachte] dient te worden uitgesloten van het bewijs. Dit verweer zal niet nader worden besproken nu de verklaring van [naam medeverdachte] niet voor het bewijs zal worden gebruikt.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 24 augustus 2016 te Rotterdam, althans in Nederland,
in een (personen)auto (merk/type Audi A3 met kenteken [kentekennummer 1] )
opzettelijk heeft vervoerd en aanwezig heeft gehad,
- 54 gram LSD en
- 53,9 gram cocaïne en
-
1,5gram MDMA
zijnde LSD en cocaïne en MDMA (telkens) een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 24 augustus 2016 te Rotterdam, althans in Nederland,
in een (personen)auto (merk/type Audi A3 met kenteken [kentekennummer 1] ) opzettelijk heeft vervoerd en aanwezig heeft gehad,
een hoeveelheid van ongeveer 101 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Herstel kennelijke misslag in de tenlastelegging van feit 1 en 2
De rechtbank heeft geconstateerd dat in de tenlastelegging onder 1 en 2 als kenteken “ [kentekennummer 2] ” staat vermeld. Echter kan het niet anders zijn dan dat de officier van justitie heeft bedoeld dat het hier om kenteken “ [kentekennummer 1] ” gaat. Deze kennelijke misslag in de bewezenverklaring is aldus verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1. opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B gegeven verbod en opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C gegeven verbod, meermalen gepleegd;

2. opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B gegeven verbod en opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C gegeven verbod.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft verschillende verdovende middelen vervoerd en aanwezig gehad.
Verdovende middelen, met name harddrugs, vormen een ernstig gevaar voor de volksgezondheid en het gebruik ervan is ook bezwarend voor de samenleving, onder andere vanwege de daarmee gepaard gaande door verslaafden gepleegde criminaliteit.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 23 oktober 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor, onder meer handelen in strijd met de Opiumwet.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd en met de omstandigheid dat de verdachte eerder, weliswaar niet recentelijk, is veroordeeld in verband met het handelen in strijd met de Opiumwet.
De rechtbank acht oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf langer dan de reeds door de verdachte in voorarrest doorgebrachte tijd niet opportuun. Aan de verdachte zal dan ook een gevangenisstraf worden opgelegd van 3 maanden, met aftrek van de reeds door hem in voorarrest doorgebrachte tijd.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, te weten
99 dagen, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S. Jordaan, voorzitter,
en mrs. H. Benaissa en D. Visser, rechters,
in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 24 augustus 2016 te Rotterdam, althans in Nederland,
in een (personen)auto (merk/type Audi A3 met kenteken [kentekennummer 2] )
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft vervoerd en/of aanwezig heeft gehad,
- 54 gram LSD en/of
- 53,9 gram cocaïne en/of
- 3,6 gram MDMA
in elk geval (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende LSD en/of
cocaïne en/ MDMA, zijnde LSD en/of cocaïne en/ MDMA (telkens) een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens
het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(artikel 2B/C Opiumwet)
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 4 Opiumwet
2.
hij op of omstreeks 24 augustus 2016 te Rotterdam, althans in Nederland,
in een (personen)auto (merk/type Audi A3 met kenteken [kentekennummer 2] )
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
opzettelijk heeft vervoerd en/of aanwezig heeft gehad,
een hoeveelheid van ongeveer 101 gram hennep, in elk geval een hoeveelheid van
meer dan 30 gram hennep,
zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(artikel 3B Opiumwet)
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet