ECLI:NL:RBROT:2017:10341

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 november 2017
Publicatiedatum
18 januari 2018
Zaaknummer
10/690054-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van diefstal met valse sleutels en onvoorwaardelijke gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 november 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van diefstal. De verdachte had samen met een medeverdachte afspraken gemaakt via de chatsite Bullchat om bij de slachtoffers thuis te 'chillen'. Tijdens deze afspraken werden de slachtoffers afgeleid, waarna goederen uit hun woningen werden gestolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte, waarbij zij zich toegang tot de woningen verschaften door middel van valse sleutels. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan twee diefstallen, waarbij de verdachte en zijn medeverdachte gebruik maakten van een modus operandi die hen in staat stelde om de slachtoffers te beroven. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, die materiële schade had geleden door de diefstal. De uitspraak benadrukt de impact van dergelijke misdrijven op het gevoel van veiligheid van de slachtoffers.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/690054-17
Datum uitspraak: 16 november 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief in de PI Rijnmond - HvB De IJssel, locatie Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 2 november 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. van den Berg heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering – feit 3
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 3 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijsoverweging – feiten 1 ( [plaats delict 1] ) en 2 ( [plaats delict 2] )
4.2.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. Volgens de verdediging is er (kort samengevat) geen wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte de aan hem ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde ( [plaats delict 1] ) heeft de verdediging opgemerkt dat de verklaring van de aangever onbetrouwbaar is aangezien deze inconsistenties bevat. Voorts heeft de verdediging bepleit dat er geen bewijs is voor het medeplegen van een diefstal (met geweld). Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde ( [plaats delict 2] ) heeft de verdediging bepleit dat er geen enkel bewijs is dat de verdachte spullen heeft weggenomen of dat er sprake is geweest van het medeplegen van het ten laste gelegde feit.
4.2.2.
Beoordeling
Algemeen
De rechtbank is van oordeel dat kan worden vastgesteld dat er tussen de verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte] sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking waar het gaat om het maken van afspraken met de aangevers om daarna vervolgens samen deze personen te beroven. Het medeplegen van deze feiten zit hem volgens de rechtbank in de modus operandi die de verdachten hanteerden. Deze modus operandi kenmerkte zich door de volgende elementen:
1. Contacten via Bullchat
De aangever komt via het chatprogramma Bullchat in contact met de daders van het strafbare feit. Dit chatprogramma wordt voornamelijk gebruikt door homofiele mannen voor het maken van seksafspraken. In beide zaken werd zeer kort na het contact leggen via dit chatprogramma daadwerkelijk een afspraak gemaakt, waarna daders en slachtoffer elkaar troffen.
2. Van één naar twee
Degene met wie door de aangever in eerste instantie contact is gemaakt, stelt voor een vriend mee te brengen, hetgeen door de aangever wordt geaccepteerd.
4. Afleiding
De contacten bestaan uit ‘chillen’, waaronder het gebruik van genotsmiddelen, in de woning van de aangever. De aangever wordt vervolgens afgeleid, verliest daardoor het zicht op zijn eigendommen en ontdekt na het verdwijnen van de daders dat goederen uit zijn woning zijn weggenomen.
5. Achteraf contact over de weggenomen goederen
Met de aangever wordt na het wegnemen van zijn eigendommen door één van de daders contact opgenomen over de weggenomen goederen.
Hierna zal de rechtbank, in het kader van hetgeen hierboven is overwogen, de bewijsmiddelen per zaak weergeven en nader motiveren waarom zij tot een bewezenverklaring van twee diefstallen in vereniging komt.
Zaak [plaats delict 1]
Er is aangifte gedaan van een beroving uit een woning aan de [plaats delict 1] te Rotterdam op 4 februari 2017. De aangever heeft via de chatsite ‘Bullchat’ contact gelegd met een man (aanvankelijk bij aangever bekend onder de naam ‘ [naam 1] ’). Nadat aangever en de man afspreken om wat te gaan ‘chillen’, heeft de man gevraagd of er een vriend van hem mee kon komen. Aangever stemt hier mee in. Vervolgens heeft aangever de man en zijn vriend ontvangen en wordt er alcohol gedronken en drugs gebruikt. Op een later moment verschijnt er een derde man die door de aangever wordt aangeduid als ‘de dealer’ en is er volgens de aangever een discussie ontstaan over het betalen van de door de dealer geleverde drugs met vals geld. Nadat er een nog een vierde man is verschenen die aan aangever te kennen geeft dat hij moet betalen, verplaatsen de aanwezige personen zich tussen de woon- en slaapkamer van de aangever en vertrekken de mannen achtereenvolgens uit de woning van de aangever. De aangever heeft vervolgens geconstateerd dat er diverse goederen, waaronder geld, een iPad, iPhone en een Armani-horloge, uit zijn woning zijn weggenomen. Op 8 februari 2017 is er met het toestelnummer dat is gebruikt door de man met wie de afspraak was gemaakt (‘ [naam 1] ’) via WhatsApp aan aangever gevraagd naar de toegangscode van de (gestolen) iPad.
Door de verdediging is aangevoerd dat de verklaringen van de aangever tegenstrijdigheden bevatten en dat deze daarom voor het bewijs niet bruikbaar zijn. Die tegenstrijdigheden zijn er inderdaad. Dat is geen verwijt aan het adres van de aangever, maar het maakt wel dat behoedzaamheid geboden is bij de waardering van die verklaringen. Dat er een diefstal heeft plaatsgevonden op de wijze zoals hiervoor weergegeven, wordt echter in voldoende mate bevestigd door de verklaring van de verdachte op de terechtzitting.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte de man is die zich aanvankelijk ‘ [naam 1] ’ noemt. De verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij degene is geweest die de afspraak met de aangever heeft gemaakt, dat hij die avond in de woning van aangever was en dat hij tijdens het maken van de afspraak het telefoonnummer [gsm-nummer] heeft gebruikt. Gelet op vorenstaande verklaring van de verdachte kan dit nummer dus aan hem worden toegeschreven. Dit nummer is ook gebruikt om via WhatsApp contact op te nemen met de aangever voor het afgeven van de toegangscode van zijn gestolen iPad. [1] De verklaring van de verdachte dat hij deze berichten niet heeft verstuurd, omdat zijn telefoon op dat moment als borg was uitgeleend aan een dealer wordt door de rechtbank onaannemelijk geacht. Daarbij neemt de rechtbank het volgende in aanmerking. De verdachte heeft 4 dagen eerder nog met dit nummer contact gehad met diezelfde aangever voor het maken van de afspraak. Voorts is merkwaardig te noemen dat de verdachte zijn verklaring dat hij de telefoon als borg aan een dealer had uitgeleend niet eerder dan ter terechtzitting naar voren heeft gebracht en dit niet verder heeft willen onderbouwen. Zijn verklaring hierover is dan ook niet verifieerbaar.
Op grond van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat de man die zich met de verdachte naar de woning aan de [plaats delict 1] begeeft, medeverdachte [naam medeverdachte] is. Dit oordeel is in de eerste plaats gebaseerd op de omstandigheid dat van [naam medeverdachte] DNA-sporen zijn aangetroffen op een longdrinkglas waarvan door de aangever is gezegd dat hier door de in zijn huis aanwezige mannen uit gedronken is. De verklaring van [naam medeverdachte] dat iemand hem er in zou willen luizen en daarom DNA van hem op het glas heeft geplaatst, wordt door de rechtbank volstrekt ongeloofwaardig geacht.
Dat het [naam medeverdachte] is geweest die met de verdachte op 4 februari 2017 naar de [plaats delict 1] is geweest wordt bevestigd in een verhoor met de verdachte wanneer hem wordt gevraagd waarom hij op camerabeelden op de toegangsroute naar het adres van aangever niet zijn gezicht bedekt en de persoon die met hem is wel. De verdachte wordt gevraagd of dit [naam medeverdachte] was en waarom [naam medeverdachte] dit dan wel deed. De verdachte antwoordt hierop: “waarom hij dat deed weet ik niet. Dat moet je aan [naam medeverdachte] vragen”.
Gelet op het vorenstaande (waaronder de algemene overweging), is de rechtbank van oordeel dat het de verdachte en [naam medeverdachte] waren die aangever hebben bestolen.
Niet bewezen is dat zij zich hierbij schuldig hebben gemaakt aan de geweldshandelingen zoals deze zijn ten laste gelegd. Er was volgens de verdachte op enig moment wel een confrontatie tussen een gebelde drugsdealer en de andere aanwezigen waarbij geschreeuwd werd, maar er is geen ondersteunend bewijs voor de verklaring van de aangever over het gebruik van geweld door een van de aanwezigen. De verdachte zal daarom partieel worden vrijgesproken van de geweldshandelingen.
Zaak [plaats delict 2]
Er is aangifte gedaan van een diefstal uit een woning aan de [plaats delict 2] te Rotterdam op 7 januari 2017. De aangever heeft verklaard via de chatsite Bullchat een afspraak gemaakt te hebben met een man die zich [naam 2] noemde. Het werd een afspraak met twee mannen. Nadat aangever een tijdje “gechilled” heeft met de beide mannen vertrekt één van hen uit de woning met de sleutelbos van aangever. Na 10 à 15 minuten wordt de sleutelbos aan de aangever terug gegeven. Nadat één van de mannen is vertrokken heeft de andere man aan aangever voorgesteld om wat gaan eten in het centrum van Rotterdam. Wanneer deze man na ongeveer 1,5 uur vertrekt, gaat aangever terug naar zijn woning en merkt hij dat er diverse spullen bij hem zijn weggenomen, terwijl er geen sporen van braak zijn gevonden. Aangever wordt de volgende dag telefonisch benaderd door één van de mannen. Er wordt gesproken over de gestolen goederen. Deze man doet hem het aanbod de spullen terug te kopen voor 600 euro. De aangever is hierop ingegaan en is afgereisd naar de afgesproken locatie om zijn spullen terug te kopen, maar de ander komt niet opdagen.
[naam medeverdachte] heeft bekend dat hij via Bullchat de afspraak met de aangever heeft gemaakt en op 7 januari 2017 met [naam verdachte] in de woning van de aangever was. Hij ontkent gestolen te hebben. Ook de verdachte heeft bekend dat hij daar toen was met - onder meer - [naam medeverdachte] en heeft voorgesteld aan aangever wat te gaan eten. De verdachte heeft erkend dat hij inderdaad achteraf geprobeerd heeft om de aangever te bewegen geld te laten betalen voor de gestolen goederen en dat hij de aangever ook gezien had in de binnenstad van Rotterdam voor een afspraak daarover, maar hij is toen niet naar hem toegegaan. Hij ontkent gestolen te hebben. Volgens de verdachte waren er naast hem en [naam medeverdachte] nog anderen in de woning. Als er al spullen zijn weggenomen, dan zijn die onbekend gebleven personen mogelijk verantwoordelijk.
De rechtbank stelt allereerst vast dat er een diefstal heeft plaatsgevonden. De aangever heeft hiervan aangifte gedaan en de verdachte heeft aangeboden om gestolen goederen tegen betaling terug te geven. Ook is de aangever ingegaan op het hiervoor genoemde aanbod om zijn weggenomen spullen terug te kopen door op de afgesproken plaats te verschijnen, zoals blijkt uit de waarneming van de politie en de verklaring van de verdachte zelf, hetgeen niet logisch zou zijn als er geen spullen zouden zijn weggenomen.
Naar het oordeel van de rechtbank is er voor het alternatieve scenario van andere aanwezigen geen onderbouwing te vinden in het dossier. De rechtbank hecht daarom geloof aan de verklaring van de aangever die slechts spreekt over de aanwezigheid van twee mannen. De aangever heeft van deze twee mannen een signalement gegeven en foto’s genomen. De signalementen en de foto’s komen overeen met de verdachte en [naam medeverdachte] . De verdachte en [naam medeverdachte] hebben ook toegegeven dat zij de personen op deze foto’s zijn. De rechtbank hecht geen geloof aan de verklaringen van de verdachte en [naam medeverdachte] dat het om oude foto’s zou gaan die niet door aangever zelf genomen zouden zijn of dat het om bewerkte foto’s zou gaan.
De rechtbank stelt dan ook vast dat uitsluitend de verdachte en [naam medeverdachte] in de woning van aangever zijn geweest, [naam medeverdachte] 10 à 15 minuten met de huissleutels van de aangever is weggeweest, de verdachte en aangever vervolgens op voorstel van de verdachte de woning uitgaan, er tijdens hun afwezigheid spullen zijn weggenomen in de woning van aangever, terwijl er geen sporen van braak zijn en de verdachte kort daarna met aangever contact heeft over de gestolen spullen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de verdachte en [naam medeverdachte] met een valse sleutel de goederen uit de woning van aangever hebben weggenomen. Of het daarbij gaat om een (al dan niet zelf gemaakte) kopie van de sleutel of om een loper, kan verder in het midden blijven.
4.2.3.
Conclusie
Uit het voorgaande volgt dat de verdachte en [naam medeverdachte] zich in beide zaken via afspraken op Bullchat toegang hebben verschaft tot woningen waarna later spullen blijken te zijn weggenomen. Afwisselend maakten de verdachte en [naam medeverdachte] de afspraak. Nadat zij ter plaatse komen wordt er in beide gevallen een situatie gecreëerd waarbij de bewoner afgeleid wordt. In de zaak aan de [plaats delict 1] verschijnt een drugsdealer en ontstaat er onenigheid over de betaling. In de zaak aan de [plaats delict 2] verdwijnt [naam medeverdachte] met de sleutels van de bewoner en komt de verdachte met het voorstel buiten de deur te gaan eten. Op het moment dat de verdachte en [naam medeverdachte] de woningen hebben verlaten komen de bewoners er achter dat persoonlijke eigendommen uit hun woning zijn weg genomen. Redelijkerwijs valt dan ook uit te sluiten dat het louter toeval is dat beide verdachten bij beide woningen waren toen er een diefstal plaatsvond.
Uit de hiervoor geconcretiseerde modus operandi blijkt dat er tussen de verdachte en medeverdachte sprake was van voorafgaande afspraken en taakverdelingen met onderling uitwisselbare en dus even belangrijke bijdragen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat er tussen de verdachte en [naam medeverdachte] sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking om de aangevers te beroven.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
Subsidiair
(zaak [plaats delict 1] )
hij op 4 februari 2017 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (gouden) horloge en een Ipad en een Iphone en een sporttas en (een) geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] ;
2.
(zaak [plaats delict 2] )
hij op 7 januari 2017 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een zonnebril en handschoenen en/ een sjaal en een iPad en een macBook en een paspoort en siera(d)(en) en een externe harde schijf en (een) iPhone(s) en(een) sleutel(s) en een kluis, toebehorende aan [naam slachtoffer 2] , zulks nadat hij, verdachte, en/of zijn mededader, die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik had(den) gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een sleutel waarvan hij, verdachte, en zijn mededader niet de rechtmatige eigenaren/gebruikers waren.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
diefstal door twee of meer verenigde personen.
2.
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte en [naam medeverdachte] hebben door middel van de chatsite ‘Bullchat’ in januari ( [plaats delict 2] ) en februari 2017 ( [plaats delict 1] ) afspraken gemaakt met de aangevers om bij hen thuis te ‘chillen’. De aangevers gaan akkoord en geven de verdachte en [naam medeverdachte] in vertrouwen toegang tot hun woningen. De aangevers worden vervolgens doelbewust afgeleid, waardoor voor de verdachten de gelegenheid wordt gecreëerd om hen te bestelen.
De rechtbank tilt zwaar aan deze feiten. Naast de materiële schade is er vooral sprake van een forse inbreuk op het vertrouwen en het gevoel van veiligheid van de slachtoffers. De slachtoffers hebben vertrouwen gesteld in de verdachten door hen in hun woning uit te nodigen. De verdachte heeft misbruik gemaakt van dit vertrouwen. Bovendien zijn woningen bij uitstek de plaats waar men zich veilig zou moeten kunnen voelen. Het is zeer kwalijk dat de verdachte dit gevoel van veiligheid bij zijn slachtoffers heeft aangetast.
De rechtbank weegt in het bijzonder mee dat er door de verdachte en [naam medeverdachte] in de zaak [plaats delict 1] doelbewust een voor de aangever angstaanjagende situatie is gecreëerd in diens eigen huis. Er is weliswaar geen geweld gebruikt, maar er was wel sprake van 4 vreemde personen in de woning waarbij over en weer werd geschreeuwd.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 5 oktober 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Psycholoog drs. M. Roos heeft onder supervisie van drs. A.M.I. Peelen een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 19 september 2017. De verdachte heeft geweigerd om medewerking te verlenen. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Voor een enkele inbraak in een woning geldt volgens de landelijke oriëntatiepunten van de rechtbanken als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden. Naast de eerdere veroordelingen zal tevens in strafverzwarende zin worden meegewogen dat de feiten in vereniging zijn gepleegd, het misbruik dat is gemaakt van het vertrouwen dat de aangevers in hen hebben gesteld, de dreigende setting van de zaak [plaats delict 1] en de planmatige wijze waarop deze verdachten in beide zaken te werk zijn gegaan.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1325,70 aan materiële schade en een vergoeding van € 1250,00 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel dient te worden toegewezen. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de omstandigheid dat de benadeelde partij niet meer over alle facturen beschikt, toewijzing van de vordering niet in de weg staat. Ook dient de schadevergoedingsmaatregel te worden opgelegd.
8.2.
Standpunt verdediging
Aangezien de verdediging een integrale vrijspraak heeft bepleit is er primair verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren. Subsidiair is afwijzing van de vordering bepleit aangezien deze te complex zou zijn om door de strafrechter te behandelen.
8.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de vordering genoegzaam is onderbouwd, zal dit gedeelte van de vordering, mede nu de (hoogte van de) afzonderlijke posten onvoldoende zijn betwist door de verdediging, worden toegewezen.
Voor het overige zal de vordering niet ontvankelijk worden verklaard. De rechtbank is van oordeel dat de gestelde immateriële schade onvoldoende is onderbouwd. De benadeelde partij kan zich voor het niet toegewezen deel van de vordering wenden tot de civiele rechter.
Nu de verdachte het strafbare feit, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 7 januari 2017.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1325,70 vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 36f, 47 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 subsidiair en onder 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij, te betalen een bedrag
van € 1325,70 (zegge: dertienhonderdvijfentwintig euro en zeventig eurocent), bestaande uit € 1325,70 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 7 januari 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 1325,70(hoofdsom,
zegge: dertienhonderdvijfentwintig euro en zeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 januari 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 1325,70 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
23 (zegge: drieëntwintig) dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N. Doorduijn, voorzitter,
en mrs. S.N. Abdoelkadir en E.B.J. van Elden, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. van Herwijnen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
Primair
(zaak [plaats delict 1] ) hij op of omstreeks 4 februari 2017 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (gouden) horloge en/of een Ipad en/of een Iphone en/of een sporttas en/of (een) geldbedrag(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [naam slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het - duwen tegen het lichaam van die [naam slachtoffer 1] en/of - tonen van een mes en/of het houden van dat/een mes nabij het hoofd aan/van die [naam slachtoffer 1] en/of - roepen/zeggen tegen die [naam slachtoffer 1] dat hij geld moest geven/moest betalen (anders eindigt het hier), althans woorden van gelijke (dreigende) aard/strekking;
Subsidiair
hij op of omstreeks 4 februari 2017 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (gouden) horloge en/of een Ipad en/of een Iphone en/of een sporttas en/of
(een) geldbedrag(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders;
2.
(zaak [plaats delict 2] ) hij op of omstreeks 7 januari 2017 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een zonnebril en/of handschoenen en/of een sjaal en/of een iPad en/of een macBook en/of een paspoort en/of (een) siera(d)(en) en/of een externe harde schijf en/of (een) iPhone(s) en/of (een) sleutel(s) en/of een kluis, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), zulks nadat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), die weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik had(den) gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een sleutel waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) niet de rechtmatige eigena(a)r(en)/gebruiker(s) was/waren;
3.
(zaak [plaats delict 3] ) hij op of omstreeks 7 maart 2017 te Rotterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (een) (bank)pas(sen) en/of een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;

Voetnoten

1.Door de verdediging is aangevoerd dat de aangever de inhoud van die berichten heeft aangeleverd en dat deze niet afkomstig zijn van een telefoontap. Dat argument is voor de rechtbank echter onvoldoende aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de aangeleverde berichten.