ECLI:NL:RBROT:2017:10340

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 november 2017
Publicatiedatum
18 januari 2018
Zaaknummer
10/691029-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen poging tot afpersing, opzetheling en bedreiging met voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf

Op 16 november 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van poging tot afpersing, opzetheling en bedreiging. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 18 december 2015, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte een buschauffeur heeft bedreigd met een vuurwapen, terwijl zij probeerden de bus te overvallen. De verdachte heeft wisselend verklaard over zijn betrokkenheid, maar de rechtbank oordeelt dat er voldoende bewijs is voor zijn actieve rol in het misdrijf. De officier van justitie heeft een taakstraf van 240 uur en een gevangenisstraf van 193 dagen geëist, waarvan 180 dagen voorwaardelijk. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 199 dagen, met bijzondere voorwaarden. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding aan de benadeelde partij. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van de misdrijven op de slachtoffers. De verdachte heeft geen oog gehad voor de gevolgen van zijn daden, wat de rechtbank zwaar aanrekent.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/691029-17
Datum uitspraak: 16 november 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
raadsvrouw mr. M.G.J. Plat, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 2 november 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Luijpen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 uur te vervangen door 120 uur vervangende hechtenis, alsmede een gevangenisstraf voor de duur van 193 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van 2 jaar, met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Feit 1.
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging voert aan dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. De verdachte wist niet wat er ging gebeuren toen hij met zijn vriend, medeverdachte [naam medeverdachte] , meeging. Van een gezamenlijke uitvoering of van afspraken vooraf was geen sprake. Hij realiseerde zich pas op het laatste moment dat [naam medeverdachte] een overval op een bus wilde plegen en heeft toen om herkenning te voorkomen de door [naam medeverdachte] meegebrachte bivakmuts over zijn hoofd getrokken. Hij is vervolgens buiten de bus gebleven. De buschauffeur heeft niets verklaard over enige uitvoeringshandeling door de verdachte, zoals opgesomd in de tenlastelegging. Aldus heeft de verdachte geen bijdrage van voldoende gewicht gehad om medeplegen van de poging overval bewezen te kunnen achten.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat de verdachte wisselend heeft verklaard. Bij de politie heeft hij elke betrokkenheid ontkend. Hij heeft ontkend dat hij [naam medeverdachte] kent of dat hij in Amsterdam - bij zijn toenmalige vriendin [naam vriendin] - is geweest. [naam vriendin] heeft bij de politie verklaard wat de verdachte haar over de overval heeft verteld. Hierover heeft de verdachte verklaard dat ze dat verhaal heeft verzonnen. Ter terechtzitting heeft de verdachte bekend dat hij erbij was en verklaard dat hij zich pas op het laatste moment realiseerde dat [naam medeverdachte] een overval wilde plegen. De verdachte heeft ter terechtzitting weinig of geen bijzonderheden kunnen geven over het verloop van de bewuste avond.
Gelet op de verschillende verklaringen, de gedetailleerdheid van de verklaring van [naam medeverdachte] bij de politie en de verklaring van [naam vriendin] over wat de verdachte aan haar heeft verteld, acht de rechtbank ongeloofwaardig dat de verdachte niet wist wat er ging gebeuren. [naam medeverdachte] heeft verklaard dat hij en de verdachte tezamen het plan hebben bedacht om een overval te plegen. Omdat alle winkels inmiddels gesloten waren, hebben zij besloten een bus te overvallen. Zij zijn gezamenlijk vanaf de kamer van [naam medeverdachte] vertrokken, waarbij zij goederen hebben meegenomen die van pas konden komen bij de overval, waaronder bivakmutsen en een nepvuurwapen. [naam vriendin] heeft verklaard dat de verdachte naar eigen zeggen met [naam medeverdachte] is meegegaan, omdat laatstgenoemde zonder de steun van de verdachte de overval niet durfde te plegen. De rechtbank stelt op basis van deze informatie vast dat de verdachte met [naam medeverdachte] doelbewust naar de bushalte is gegaan om een overval te plegen. De verdachte heeft zich op geen enkel moment gedistantieerd, ook niet toen [naam medeverdachte] de bus inging. De verdachte is met de bivakmuts over zijn hoofd buiten op hem blijven wachten en heeft hierdoor op een bedreigende wijze de in-/uitgang van de bus belemmerd. De buschauffeur had daardoor het zicht op twee personen met bivakmutsen, van wie een met een vuurwapen, althans een voorwerp dat daarop leek. De verdachte heeft hiermee bijgedragen aan de dreigende sfeer die ontstond.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een zodanig nauwe en bewuste samenwerking dat sprake is van medeplegen door de verdachte.
4.2.
Feit 2
Feit 2 zal zonder nadere motivering bewezen worden nu de verdachte dit feit heeft bekend.
4.3.
Feit 3
Ook feit 3 wordt bewezen verklaard. Weliswaar heeft de verdachte op zitting ontkend dat hij zijn stiefvader, de heer [naam stiefvader] met de dood heeft bedreigd en zegt hij hem alleen te hebben uitgescholden. Echter, bij de politie heeft hij verklaard dat het best zou kunnen dat hij hem met de dood heeft bedreigd. De rechtbank gaat daarom aan de ontkenning op zitting voorbij. Gelet op de aangifte door [naam stiefvader] en de verklaring van de verdachte bij de politie komt de rechtbank daarom tot een veroordeling voor dit feit.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden voor feit 1 en 3. Ter zake van feit 2 heeft de rechtbank in bijlage II een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt voor feit 2 volstaan, nu de verdachte dat feit heeft bekend en er geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 18 december 2015 te Hellevoetsluis, in een lijnbus (van Connexxion), staande op de Plataanlaan, tezamen en in vereniging met een ander,
ter uitvoering van de door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
bedreiging met geweld iemand, genaamd [naam slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van geld toebehorend aan Connexxion en/of die [naam slachtoffer 1]
en daarbijheeft gehandeld als volgt:
hij, verdachte, en/of een mededader hebben/zijn
- afspraken gemaakt over het overvallen van een bus / buschauffeur en
- naar die bus gegaan en
- een bivakmuts over het hoofd getrokken en aldus gemaskerd die bus ingestapt en- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp) getoond enen gericht op die [naam slachtoffer 1] en- daarbij die [naam slachtoffer 1] de woorden toegevoegd "Geef je kas", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
hij in de periode van 15 december 2015 tot en met 31 augustus 2016 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, althans in Nederland, een goed, te weten een mobiele telefoon (iPhone 5S Space Gray), heeft verworven en voorhanden
heeftgehad , terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dat goed wist dat het een door misdrijf, namelijk door diefstal, althans door enig (ander) misdrijf, verkregen goed betrof;
3.
hij op 18 april 2016 te Rotterdam [naam slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte (meermalen) (telefonisch) opzettelijk voornoemde [naam slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik ga je doodschieten", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
2.
opzetheling
3.
bedreiging
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft samen met een ander geprobeerd in de avond van 18 december 2015 een buschauffeur van een lijnbus te beroven. De rechtbank acht dit feit zeer verwerpelijk en rekent dit de verdachte zwaar aan. Buschauffeurs bevinden zich tijdens hun werk in een kwetsbare positie. Zij zitten achter het stuur in een kleine ruimte en kunnen letterlijk geen kant op wanneer zij zich geconfronteerd zien met agressie en - bedreiging met - geweld. Dergelijke feiten brengen een groot gevoel van maatschappelijke onrust en brede maatschappelijke verontwaardiging teweeg. Buschauffeurs moeten hun maatschappelijk belangrijke taak van het verzorgen van openbaar vervoer in rust en veiligheid kunnen uitvoeren. Het is verder een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van een overval vaak nog lange tijd daarna last kunnen hebben van gevoelens van angst en onveiligheid.
De verdachte heeft verder zijn schoonvader met de dood bedreigd. Ook dit leidt veelal tot gevoelens van angst en onveiligheid. Dat dit ook hier het geval is volgt onder meer uit de toelichting die is gehecht aan het verzoek tot schadevergoeding, waarin [naam slachtoffer 2] , beschrijft dat hij als gevolg van de bedreiging stress heeft ervaren en enige tijd angstig was. De verdachte heeft hiervoor geen oog gehad, hetgeen de rechtbank hem ook aanrekent.
Daarnaast heeft hij een gestolen telefoon verworven en heeft hij zich schuldig gemaakt aan de ad informandum feiten die op de dagvaarding kort zijn omschreven. Deze feiten betreffen mishandeling van zijn toenmalige vriendin. De officier van justitie heeft te kennen gegeven dat de verdachte voor deze feiten niet afzonderlijk zal worden vervolgd. De verdachte heeft deze feiten op de terechtzitting bekend. Met deze strafbare feiten wordt bij de strafoplegging rekening gehouden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het psychologisch rapport van Pro Justitia van 15 oktober 2017 waarin onder meer wordt geconcludeerd dat geen specifieke jeugdhulpverlening voor de verdachte is geïndiceerd. Ook volgens het rapport van 28 juni 2017 van het Leger des Heils, afdeling Jeugdbescherming & Reclassering, hoeft het jeugdstrafrecht niet te worden toegepast. Er is geen noodzaak tot een pedagogische of gezinsgerichte benadering en er zijn geen interventies nodig die slechts in het jeugdstrafrecht toepasbaar zijn. De rechtbank ziet gelet op het voorgaande en de aard van de bewezen feiten onvoldoende grond voor toepassing van het adolescentenstrafrecht.
De rechtbank neemt voorts in aanmerking dat het bewezen verklaarde oudere feiten betreft en dat de verdachte inmiddels een ander leven opbouwt. De verdachte heeft werk, een stabiele leefomgeving en is gemotiveerd om zijn toekomst positief vorm te geven.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn kleinere rol (in vergelijking met zijn mededader) bij feit 1 op de tenlastelegging echter afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en in plaats daarvan een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd de hiervoor genoemde [naam benadeelde] ter zake van het onder 3 ten laste gelegde feit. [naam benadeelde] vordert een vergoeding van € 1.000 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren. Primair vanwege de bepleite vrijspraak voor feit 3 en subsidiair vanwege het ontbreken van enige onderbouwing.
8.2.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat voldoende vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 200. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 18 april 2016.
Nu de vordering van de benadeelde partij (deels) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.3.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 200, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 47, 285, 300, 317 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 199 dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 180 (honderdtachtig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij het Leger des Heils, afdeling Jeugdbescherming en Reclassering, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen voor zijn psychische problemen bij Het Dok of de Waag of soortgelijke ambulante forensische zorg, waarbij betrokkene zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
tweehonderdveertig (240) uren,waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
120 dagen;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij, te betalen een bedrag van
€ 200 (zegge: tweehonderd euro)aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 18 april 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 200 (zegge: tweehonderd euro)aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 18 april 2016 tot aan de dag der algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 200 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
4 (zegge: vier)dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N. Doorduijn, voorzitter,
en mrs. A. Verweij en E.B.J. van Elden,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. van Herwijnen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 18 december 2015 te Hellevoetsluis, in een lijnbus (van Connexxion), staande op de Plataanlaan, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het/de door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf/misdrijven om met het oogmerk om zich of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld iemand, genaamd [naam slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen, geheel of ten den dele
toebehorend aan Connexxion en/of die [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan (een)
ander(en) dan verdachte en/of zijn mededader(s), en/of om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld en/of goederen, geheel of te dele toebehorende aan Connexxion en/of [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan (een) ander(en) dan verdachte en/of zijn mededader(s), en deze diefstal te doen voorafgaan en/of vergezellen en/of volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 1] , één en ander met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk
te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een)
andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf, hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, heeft gehandeld als volgt: hij, verdachte, en/of (een) mededader(s) heeft/hebben/is/zijn - afspraken gemaakt over het overvallen van een bus / buschauffeur en/of - naar die bus gegaan en/of - een bivakmuts over het hoofd getrokken en/of - (aldus) gemaskerd die bus ingestapt en/of - een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) getoond en/of voorgehouden aan en/of gericht op die [naam slachtoffer 1] en/of - (daarbij) die [naam slachtoffer 1] de woorden toegevoegd "Geef je kas", althans woorden van soortgelijke (dreigende) aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat/die voorgenomen misdrijf/misdrijven niet is voltooid;
2.
hij in of omstreeks de periode van 15 december 2015 tot en met 31 augustus 2016 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, althans in Nederland, (een) goed(eren), te weten een mobiele telefoon (iPhone 5S Space Gray), heeft verworven en/of heeft voorhanden gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dat goed/die goederen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf, namelijk door diefstal, althans door enig (ander) misdrijf, verkregen goed(eren) betrof;
3.
hij op of omstreeks 18 april 2016 te Rotterdam [naam slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte (meermalen) (telefonisch) opzettelijk voornoemde [naam slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik ga je doodschieten", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;