7.3.2.Rapportages
Over de verdachte zijn in de loop der jaren verschillende rapporten uitgebracht door deskundigen van het NIFP en door de reclassering.
Psycholoog R.A.R. Bullens heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 5 januari 2017. Uit dit rapport volgt dat bij de verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis NAO met schizotypische, antisociale en theatrale trekken. De psycholoog heeft vervolgens gerapporteerd dat er wel enig verband tussen de diagnose van een persoonlijkheidsstoornis NAO en het ten laste gelegde feit kan worden vastgesteld. De psycholoog schrijft onder andere dat de verdachte met roekeloze onverschilligheid voor de veiligheid van anderen heeft gehandeld. De verdachte heeft zich volgens de psycholoog onverantwoordelijk getoond en heeft niet voor een prosociale oplossing van zijn geldproblemen gekozen. De psycholoog rapporteert dat, hoewel de verdachte het delict weloverwogen heeft gepland, de antisociale trekken en ook de thans uitgestelde as-1 problematiek van invloed zijn op het disfunctioneren van de verdachte meer in algemene zin. De verdachte wordt niet in staat geacht om op een meer verantwoordelijke wijze, en met het oog op de toekomst, adequate keuzes te maken. Volgens de psycholoog zijn gevoelens, gedragingen en gedachten van de verdachte gericht op directe behoeftebevrediging. Hij is onvoldoende in staat om zijn leven op meer prosociale wijze invulling te geven en loopt op diverse leefgebieden vast. Op grond van het voorgaande heeft de psycholoog geadviseerd om de verdachte, bij bewezenverklaring, in verminderde mate toerekeningsvatbaar te achten met betrekking tot het aan hem ten laste gelegde feit. De psycholoog schrijft dat er op dat moment geen aanwijzingen waren voor ontoerekeningsvatbaarheid van betrokkene voor het ten laste gelegde feit. Hij heeft geadviseerd dat verdachte in het Pieter Baan Centrum zou worden geobserveerd, opdat tot een behandeladvies kon worden gekomen.
Reclassering Nederland, afdeling Novadic-Kenton heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 23 januari 2017. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport waarin de reclassering zich conformeert aan het advies uit de Pro Justitia Rapportage d.d. 5 januari 2017, dat ziet op een klinische opname ter observatie van de verdachte in het Pieter Baan Centrum.
Nadat de verdachte heeft geweigerd om mee te werken aan het uitbrengen van een Pro-Justitia rapportage door de psychiaters P.A.W. Booltink en H.J.C. van Marle, is hij ter observatie geplaatst in het Pieter Baan Centrum. Dit heeft geleid tot het rapport d.d. 20 juli 2017, opgemaakt door F.R. Kruisdijk, psychiater en G.M. Jansen, psycholoog. Uit het rapport komt het volgende naar voren.
De verdachte bleek moeilijk onderzoekbaar, omdat hij in principe weigerde mee te werken aan het gedragskundig onderzoek in het Pieter Baan Centrum. Zijn weigering leek verband te houden met zijn procespositie. Hij vertelde dat hij wilde vermijden dat hij een tbs-advies zou kunnen krijgen. Door verdachtes weigering was testpsychologisch onderzoek niet mogelijk; testpsychologisch onderzoek was echter ook niet bruikbaar geweest door de psychotische toestand. Evenmin is een anamnese mogelijk gebleken, of konden forensisch relevante onderwerpen worden besproken.
De rapporteurs komen tot de conclusie dat de problematiek van de verdachte complex is. De huidige psychische toestand laat zich omschrijven als een permanent dreigende desintegratie in denken en gedrag met stemmingsschommelingen en een gestoorde impulsbeheersing. Tegen de achtergrond van het beschikbare dossier over de verdachte concluderen de rapporteurs dat bij de verdachte in termen van de DSM-5 sprake is van een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis. Volgens de rapporteurs bestaat er in ieder geval een psychotische kwetsbaarheid, die zeker in het verleden is beïnvloed door (hard)drugs en mogelijk door misbruik van alcohol. Voorts wordt er in de rapportage door de rapporteurs gesproken over de aanwezigheid van een stoornis in het gebruik van middelen. Daarnaast wordt er gerapporteerd dat, gelet op het tekortschietende functioneren op meerdere levensterreinen vanaf de (vroege) adolescentie, er sprake is van een persoonlijkheidsstoornis. Meer specifiek voldoet de verdachte aan de kenmerken van een borderline persoonlijkheidsstoornis, maar is er tevens sprake van antisociale, schizotypische en theatrale kenmerken.
Concluderend stellen de rapporteurs dat, gelet op de beschreven stoornissen en beperkingen, de verdachte zeer beperkt in staat kan worden geacht om zijn leven zelf op de rit te krijgen. De verdachte is te typeren als een chronisch zieke psychiatrische patiënt met ernstige psychiatrische stoornissen. Zelfs in de overgestructureerde omgeving van de observatiesetting is verdachte moeizaam te begeleiden gebleken op een separatie-afdeling.
Door de rapporteurs wordt geconcludeerd dat de geconstateerde persoonlijkheidsstoornis ook ten tijde van het tenlastegelegde aanwezig was. De vraag of de stoornissen van de verdachte de gedragskeuzes van verdachte en gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde hebben beïnvloed is door de rapporteurs niet te beantwoorden.
Vragen ten aanzien van het recidiverisico worden door de rapporteurs als volgt beantwoord.
Gelet op het feit dat er tijdens het verblijf in het Pieter Baan Centrum viermaal een rapport wegens grensoverschrijdend en dreigend gedrag is opgemaakt, is er sprake van een verhoogd recidiverisico op gewelddadig gedrag op korte termijn. Dit wordt ondersteund door de door de rapporteurs geformuleerde risicotaxatie:
Historische items:hoge recidivekans door vroeg (adolescentie) en later toegepast geweld en antisociaal gedrag, problemen om werk vol te houden, middelenmisbruik en -verslaving en een psychotische stoornis in combinatie met een persoonlijkheidsstoornis.
Klinische items:zeer beperkt inzicht in de stoornissen. Een gebrekkig inzicht in de risico’s en gewelddadig gedrag remt de verdachte niet af en er is geen besef van de noodzaak van een juiste behandeling.
Risicohanteringsitems:deze laten een verontrustend beeld zien indien de verdachte in vrijheid zou worden gesteld. Er is (nog) geen professionele begeleiding geregeld en problemen hiermee, zoals met de reclassering zijn te verwachten omdat de verdachte niet zal meewerken. Voorts is er geen persoonlijke steun bij leefomstandigheden die waarschijnlijk weer bestaan uit zwerven en op straat leven. Er is een hoge mate van stress aanwezig bij een minimale te verwachten behandeltrouw en responsiviteit.
Omdat de verdachte zich echter zeer beperkt onderzoekbaar heeft opgesteld, kan het Pieter Baan Centrum niet tot advisering van een interventie in een strafrechtelijk kader komen.