ECLI:NL:RBROT:2017:10338

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 oktober 2017
Publicatiedatum
18 januari 2018
Zaaknummer
10/710214-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag, diefstal met geweld, voorhanden hebben vuurwapen, algehele vrijspraak

Op 27 oktober 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging doodslag, diefstal met geweld, en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. De officier van justitie had gevorderd om de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 40 maanden, maar de rechtbank oordeelde dat de bewijsvoering niet voldoende was om de verdachte te veroordelen. De rechtbank concludeerde dat de tenlastelegging niet wettig en overtuigend was bewezen, met name omdat de alternatieve verklaringen van de verdachte niet konden worden weerlegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet op de plaats delict aanwezig was ten tijde van de poging tot overval en dat er onvoldoende bewijs was voor het voorhanden hebben van een vuurwapen. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken. De rechtbank heeft het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven, aangezien de verdachte niet schuldig werd bevonden aan de hem ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/710214-16
Datum uitspraak: 27 oktober 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. R. Tetteroo, advocaat te Schiedam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 13 oktober 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.A. van Wijk heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair en onder 3 en 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden, met aftrek van voorarrest;
  • opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis.

4.Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft algehele vrijspraak bepleit.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
Standpunt officier van justitie
5.2
Feiten 1 subsidiair en 3:
Ten aanzien van de feiten 1 subsidiair en 3, die rechtstreeks betrekking hebben op de gebeurtenissen op 2 maart 2016 aan het [plaats delict] te Ridderkerk, heeft de officier van justitie uitvoerig uiteengezet welke bewijsmiddelen er in haar optiek zijn om te komen tot een bewezenverklaring:
  • Uit onderzoek is gebleken dat de auto waarin de schutter zat een Opel Zafira betrof.
  • Een getuige heeft aangegeven dat op 2 maart 2016, tussen 14.00 uur en 16.30 uur, een blauwe Opel Zafira met kenteken [kentekennummer] zich opvallend langzaam een aantal keren door haar straat, de [straatnaam 1] te Rotterdam, reed.
  • De Opel Zafira met dit kenteken staat op naam van een zekere [naam 1] . De zus van deze persoon, [naam partner verdachte] , is de partner van de verdachte en verbleef samen met hem en de medeverdachte [naam medeverdachte] in haar woning aan de [straatnaam 2] te Rotterdam.
  • Uit observaties is gebleken dat de verdachte regelmatig gebruik maakt van de betreffende Opel Zafira, nadat deze auto in het bezit van [naam partner verdachte] is gekomen. Door getuige [naam partner verdachte] is bevestigd dat de verdachte de enige is die in de auto rijdt. Bij een observatie is ook verdachte [naam medeverdachte] in de auto gezien.
Zoals opgemerkt is de auto op 2 maart 2016 in de middag door een getuige in ieder geval gezien in de buurt van de [straatnaam 1] . Uit nader onderzoek naar de gegevens van ARS en Vialis met betrekking tot de auto is gebleken dat de auto daarna diverse bewegingen maakt in de omgeving van Rotterdam. Omstreeks 17.13 uur wordt de Opel Zafira gesignaleerd in de buurt van de Blaak, die is gelegen in de buurt van het werk van de partner van de verdachte, in het centrum van Rotterdam. De Opel Zafira wordt daarna achtereenvolgens geregistreerd in Rotterdam in de buurt van de Rochussenstraat, ’s-Gravendijkwal, Doklaan en de Stadionweg, in de nabijheid van de [straatnaam 1] . Vervolgens wordt een auto met een vrijwel gelijk kenteken rond 18.18 uur geregistreerd op de oprit van de A16 richting Ridderkerk. De auto van de latere slachtoffers is kort daarvoor dezelfde camera gepasseerd. Na het betreffende schietincident, dat omstreeks 18.29 uur aan het [plaats delict] te Ridderkerk plaatsvindt, wordt de Opel Zafira blijkens de ARS-gegevens om 18.35 uur weer gezien op de oprit van de A15 in de richting van Rotterdam.
  • Uit onderzoek naar de TomTom die in de bewuste Opel Zafira is aangetroffen, blijkt dat hierin straatnamen zijn aangetroffen ( [straatnaam 1] , [plaats delict] en [straatnaam 2] ) die duiden op aanwezigheid van de Opel Zafira bij de gebeurtenissen op 2 maart 2016.
  • Uit onderzoek van de telefoongegevens is gebleken dat de telefoonnummers van zowel de verdachte als van de medeverdachte [naam medeverdachte] met de Opel Zafira meebewegen.
  • Dat het de verdachte is geweest die gebruik maakt van de Opel Zafira wordt ondersteund door het feit dat op de plaats-delict op het [plaats delict] te Ridderkerk een wollen handschoen is aangetroffen waarop DNA van de verdachte is aangetroffen.
De officier van justitie is tevens uitgebreid ingegaan op het door de verdachte geschetste alternatieve scenario dat hij de auto aan ene [naam 2] had uitgeleend, alsmede zijn alibi, eruit bestaande dat hij die middag zijn vrouw heeft opgehaald bij haar werk, haar naar huis heeft gebracht, vervolgens met de kinderen naar dansles is geweest en hij daarna naar een opleiding discipelschap is gegaan in de kerk. Het geschetste alternatieve scenario is niet aannemelijk geworden; van de door de verdachte genoemde [naam 2] ontbreekt ieder spoor. De officier van justitie heeft bovendien geconstateerd dat dit alibi verre van sluitend is en de juistheid daarvan niet kan worden vastgesteld. Ten aanzien van zijn aanwezigheid bij de opleiding in de kerk constateert de officier van justitie dat de aanwezigheid van de verdachte aldaar omstreeks 19.00 uur bovendien niet uitsluit dat hij, qua tijdsbestek, ook een half uur eerder betrokken is geweest bij het schietincident in Ridderkerk.
5.3
Feit 4:
De officier van justitie acht het voorhanden hebben van een vuurwapen op 1 juni 2016 bewezen op basis van het feit dat dit wapen is aangetroffen in een gele tas van de Zeeman, in de slaapkamer waar de verdachte werd aangehouden. In de tas waarin dit wapen werd aangetroffen, is bovendien kleding gevonden die volgens de vriendin van de verdachte van haarzelf en de verdachte was. De vriendin van de verdachte heeft over deze tas tevens verklaard dat deze tas 2 weken eerder door de verdachte is opgehaald uit de woning aan de [adres verdachte] te Rotterdam.
5.4
Beoordeling
5.4.1
Feiten 1 subsidiair en 3
De rechtbank is - mede gelet op hetgeen daartoe door de officier van justitie naar voren is gebracht - van oordeel dat de verklaring van de verdachte dat hij de auto heeft uitgeleend aan “ [naam 2] ”, alsmede het door hem geschetste alibi, vraagtekens oproepen en in onvoldoende mate kunnen worden geverifieerd, zodat op grond daarvan niet kan worden uitgesloten dat verdachte betrokken is geweest bij de ten laste gelegde poging tot overval en bovendien, bezien in het licht van de overige inhoud van het dossier, het vermoeden doet ontstaan dat dit wel het geval is geweest.
Dat neemt evenwel niet weg dat wettig en overtuigend bewezen moet kunnen worden dat verdachte op de betreffende tijd en plaats op de plaats-delict aanwezig is geweest.
Daartoe wordt het volgende overwogen.
Vast staat dat de Opel Zafira op de plaats-delict aanwezig is geweest. Die enkele omstandigheid brengt evenwel nog niet met zich dat daarmee ook de verdachte aldaar aanwezig was. Dat deze auto normaliter veelvuldig door de verdachte werd gebruikt maakt dat niet anders.
Anders dan de officier van justitie heeft de rechtbank uit het dossier voorts niet kunnen destilleren dat de telefoon van de verdachte gedurende de dag – en in het bijzonder omstreeks het moment van de poging tot de overval – heeft meebewogen met de route die deze auto heeft afgelegd. De rechtbank acht hierbij in het bijzonder van belang dat in een proces-verbaal d.d. 9 mei 2016 (documentcode: [code document] ) over de bewegingen van de Opel Zafira, in combinatie met de telefoon/zendmastgegevens d.d. 9 mei, wordt geconcludeerd dat de telefoon van verdachte te weinig is gebruikt om tot de conclusie te komen dat het aannemelijk is dat hij inzittende c.q. bestuurder en bijrijder was van de Opel Zafira met het kenteken [kentekennummer] op 2 maart 2016. Een dergelijke conclusie kan volgens de politie wel getrokken worden ten aanzien van medeverdachte [naam medeverdachte] . Naar het oordeel van de rechtbank kan echter niet worden vastgesteld dat de verdachte die (gehele) dag samen is geweest met medeverdachte [naam medeverdachte] .
Daarnaast volgt de rechtbank de officier van justitie niet ten aanzien van haar conclusies betreffende de op de plaats-delict aangetroffen rechter handschoen, waarop DNA van de verdachte is aangetroffen. Immers, er is sprake van DNA op een verplaatsbaar object, ten aanzien waarvan de verdachte een alternatieve verklaring heeft gegeven omtrent hoe deze op de plaats-delict terecht zou kunnen zijn gekomen. De verdachte heeft weliswaar verklaard dat deze handschoen inderdaad van hem is, maar ook dat deze zich al langer in de auto bevond, tezamen met de bijbehorende linker handschoen. De handschoen kan, zo stelt de verdachte, uit de auto zijn gevallen of via een van de inzittenden op de plaats-delict terecht zijn gekomen. Dit scenario is niet onaannemelijk en wordt ook niet weerlegd door hetgeen zich in het dossier bevindt.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat verdachte op de plaats-delict aanwezig was ten tijde van de poging tot overval, zodat geen bewezenverklaring kan volgen en verdachte dient te worden vrijgesproken.
5.4.2
Feit 4
Ten aanzien van feit 4 is de vraag of aan de verdachte het voorhanden hebben zoals bedoeld in artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie kan worden verweten. Daartoe is vereist dat er sprake is geweest van een meer of mindere mate van bewustzijn bij de verdachte over de aanwezigheid van het wapen in de tas die in de slaapkamer is aangetroffen, waar verdachte zich ten tijde van zijn aanhouding bevond. De partner van de verdachte, mevrouw [naam partner verdachte] , heeft ten tijde van doorzoeking op 1 juni 2016 en na het aantreffen van de tas met het wapen, verklaard dat de verdachte deze tas met kleding 2 weken geleden had opgehaald uit zijn woning aan de [adres verdachte] te Rotterdam. In deze tas zou kleding van zowel haarzelf als van de verdachte zitten. Verdachte heeft dit ter terechtzitting ook bevestigd.
Uit deze feiten en omstandigheden kan naar het oordeel van de rechtbank evenwel niet worden afgeleid dat de verdachte zich ervan bewust was dat er ook een wapen in de tas zat. Daar komt bij dat het aangetroffen wapen niet onderzocht is op DNA of dactyloscopische sporen, zodat evenmin aan de hand daarvan enige betrokkenheid van de verdachte ten aanzien van het wapen kan worden vastgesteld. Bovendien blijkt uit het dossier dat de woning waarin de tas is aangetroffen in elk geval ook toegankelijk was voor de vriendin van de verdachte, alsmede de medeverdachte [naam medeverdachte] . Daarnaast was inmiddels kennelijk geruime tijd verstreken tussen het moment waarop de tas door de verdachte zou zijn opgehaald uit zijn woning en het moment waarop het wapen is aangetroffen. Op grond van het vorenstaande kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden vastgesteld dat de verdachte het wapen voorhanden heeft gehad.
5.4.3
Conclusie
De verdachte zal worden vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten 1 subsidiair, 3 en 4.

6.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R. Brand, voorzitter,
en mrs. A.A.T. Werner en J.W. Langeler, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. van Herwijnen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
Primair
hij op of omstreeks 2 maart 2016 te Ridderkerk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk (een) perso(o)n(en) genaamd [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of
[naam slachtoffer 3] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe
te brengen, met dat opzet meermalen, althans eenmaal met een vuurwapen heeft geschoten op, althans in de richting van die [naam slachtoffer 1] en/of die [naam slachtoffer 2] en/of
die [naam slachtoffer 3] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 2 maart 2016 te Ridderkerk, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk dreigend een vuurwapen voorgehouden aan en/of gericht op genoemde perso(o)n(en) en/of (vervolgens) meermalen, althans eenmaal met een vuurwapen geschoten in de richting van (de auto van) genoemde personen;
2.
hij op of omstreeks 2 maart 2016 te Ridderkerk op het [plaats delict] , althans op de openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (een) (auto)sleutel(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, en/of met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer 2] te dwingen tot afgifte van (een) (auto)sleutels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of bedreiging met geweld bestond(en) uit het - open trekken van het portier van de auto waarin die [naam slachtoffer 2] zich bevond en/of - rukken/trekken van die sleutel(s) (uit de hand(en)) van die [naam slachtoffer 2] voornoemd en/of - het voorhouden en/of tonen van een vuurwapen aan die [naam slachtoffer 2] en/of - meermalen, althans eenmaal met een vuurwapen schieten op, althans in de richting van die [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 1] en/of die [naam slachtoffer 3] ;
3.
hij op of omstreeks 2 maart 2016 te Ridderkerk op het [plaats delict] , althans op de openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen (een hoeveelheid) cocaïne en/of enig ander goed en/of geld, althans enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 1] en/of die [naam slachtoffer 3] en/of die [naam slachtoffer 2] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, en/of om met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van (een hoeveelheid) cocaïne en/of enig ander goed en/of geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [naam slachtoffer 1] en/of die [naam slachtoffer 3] en/of die [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), - een vuurwapen gericht op en/of voorgehouden aan die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] en/of - meermalen, althans eenmaal met een vuurwapen heeft geschoten op en/of in de richting van die [naam slachtoffer 1] en/of die [naam slachtoffer 3] en/of die [naam slachtoffer 2] terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op of omstreeks 1 juni 2016 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een) wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 4° van de Wet wapens en munitie, te weten een alarm- cq startpistool voorhanden heeft
gehad; De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd.