Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden de voorwaarden die zijn geadviseerd in het reclasseringsrapport van 31 oktober 2017.
4.Waardering van het bewijs
De rechtbank volgt de officier van justitie niet in haar betoog dat, omdat opslag een essentieel onderdeel van de handel in verdovende middelen is, de verdachte zich met het enkele opslaan van deze middelen reeds schuldig heeft gemaakt aan de handel daarin. De wetgever heeft immers expliciet een onderscheid gemaakt tussen de handel in verdovende middelen en het aanwezig hebben daarvan. Nu niet is gebleken dat er transacties hebben plaatsgevonden, kan daarom ook niet worden geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan handel in hennep of hennepproducten.
5.Strafbaarheid feiten
6.Strafbaarheid verdachte
7.Motivering straf
8.Toepasselijke wettelijke voorschriften
9.Bijlagen
10.Beslissing
gevangenisstraf voor de duur van 13 (dertien) maanden;
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;