Op 11 december 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een wrakingszaak. Het wrakingsverzoek was ingediend door de advocaat van verzoeker, die meende dat de rechter, mr. D.C. van Reekum, vooringenomen was in een lopende procedure over de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van de minderjarige kinderen van verzoeker. De wrakingsgrond was gebaseerd op de communicatie tussen de rechter en de advocaat, waarbij de advocaat had aangegeven dat er een deskundige aanwezig zou zijn om het deskundigenrapport toe te lichten. Echter, de rechter had de deskundige niet toegelaten tot de zitting, wat volgens de advocaat een teken van vooringenomenheid was. De rechter had echter verklaard dat hij eerst de andere partijen wilde horen voordat hij een beslissing kon nemen over de toelating van de deskundige. De wrakingskamer oordeelde dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechter. De omstandigheden die door verzoeker werden aangevoerd, werden niet als zwaarwegend genoeg beschouwd om te concluderen dat de rechter niet onpartijdig was. De wrakingskamer wees het verzoek tot wraking af, omdat de aangevoerde gronden niet voldoende waren om te twijfelen aan de onpartijdigheid van de rechter. De beslissing werd genomen in een zitting met gesloten deuren, waarbij alleen de belanghebbenden aanwezig waren. De rechtbank concludeerde dat de rechter zijn beslissing niet onbegrijpelijk had gemaakt en dat er geen grond was voor de vrees van verzoeker dat de rechter vooringenomen was.