ECLI:NL:RBROT:2017:10332

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 december 2017
Publicatiedatum
16 januari 2018
Zaaknummer
540227 / HA RK 17-1147
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in civiele procedure betreffende ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van minderjarige kinderen

Op 11 december 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een wrakingszaak. Het wrakingsverzoek was ingediend door de advocaat van verzoeker, die meende dat de rechter, mr. D.C. van Reekum, vooringenomen was in een lopende procedure over de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van de minderjarige kinderen van verzoeker. De wrakingsgrond was gebaseerd op de communicatie tussen de rechter en de advocaat, waarbij de advocaat had aangegeven dat er een deskundige aanwezig zou zijn om het deskundigenrapport toe te lichten. Echter, de rechter had de deskundige niet toegelaten tot de zitting, wat volgens de advocaat een teken van vooringenomenheid was. De rechter had echter verklaard dat hij eerst de andere partijen wilde horen voordat hij een beslissing kon nemen over de toelating van de deskundige. De wrakingskamer oordeelde dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechter. De omstandigheden die door verzoeker werden aangevoerd, werden niet als zwaarwegend genoeg beschouwd om te concluderen dat de rechter niet onpartijdig was. De wrakingskamer wees het verzoek tot wraking af, omdat de aangevoerde gronden niet voldoende waren om te twijfelen aan de onpartijdigheid van de rechter. De beslissing werd genomen in een zitting met gesloten deuren, waarbij alleen de belanghebbenden aanwezig waren. De rechtbank concludeerde dat de rechter zijn beslissing niet onbegrijpelijk had gemaakt en dat er geen grond was voor de vrees van verzoeker dat de rechter vooringenomen was.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 540227 / HA RK 17-1147
Beslissing van 11 december 2017
op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
advocaat mr. E. Tamas,
strekkende tot wraking van:
mr. D.C. van Reekum, rechter in de rechtbank Rotterdam, team jeugd (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

Ter zitting met gesloten deuren van 29 november 2017 is door de rechter behandeld het verzoekschrift van het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering (hierna: het Leger des Heils) tot verlenging van de ondertoezichtstelling en tot machtiging uithuisplaatsing van de twee minderjarige kinderen van verzoeker en mevrouw [naam moeder] (hierna: de moeder). Die procedure draagt als kenmerk C/10/534486 / JE RK 17-2888.
Bij gelegenheid van die behandeling heeft de advocaat van verzoeker wraking van de rechter verzocht.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- het proces-verbaal van de hiervoor bedoelde zitting;
- de schriftelijke toelichting op het wrakingsverzoek;
- het dossier in de onderliggende procedure.
Verzoeker, de rechter, de moeder en het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt.
Ter zitting met gesloten deuren van 7 december 2017, waar het wrakingsverzoek is behandeld, zijn verschenen verzoeker, de advocaat van verzoeker, de rechter, de moeder en mevrouw [naam] namens het Leger des Heils. De advocaat van verzoeker heeft aan de hand van een pleitnota zijn standpunt nader toegelicht.

2.Het verzoek en de reactie daarop

Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd – verkort en zakelijk weergegeven – :
2.1.1
De rechter heeft laten blijken vooringenomen te zijn, hetgeen blijkt uit de volgende omstandigheden. De advocaat heeft vooraf, middels brieven, de rechter geïnformeerd dat er van de zijde van de vader een deskundige is ingeschakeld. In zijn brieven had hij tevens een aantal vragen gesteld c.q. verzoeken gedaan. De deskundige heeft een deskundigenrapport opgesteld en was bereid om dit rapport op de zitting toe te lichten. De advocaat heeft de aanwezigheid van de deskundige ter zitting aangekondigd en van de rechtbank begrepen dat zij de zitting mocht bijwonen. Ter zitting bleek dit echter niet het geval, de deskundige moest op de gang wachten, dit terwijl de gedragsdeskundige van het Leger des Heils wel naar binnen mocht. Ook gaf de rechter geen antwoord op de vraag van de advocaat of het rapport van de deskundige zou worden meegenomen bij de beslissing. Door niet te antwoorden c.q. te reageren heeft de rechter er blijk van gegeven vooringenomen te zijn.
2.1.2
Ter zitting van de wrakingskamer heeft verzoeker zijn wrakingsverzoek aangevuld met diverse andere gronden, waaruit zou blijken dat er een patroon van communicatie is tussen de rechtbank enerzijds en de moeder en het Leger des Heils anderzijds. Ook hieruit blijkt dat de rechter en/of de rechtbank vooringenomen zijn.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter heeft te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking kan opleveren. Daarbij is – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd:
De rechter heeft het verzoek van de advocaat ter zitting zo begrepen dat hem verzocht werd het rapport gelijk te stellen aan een rapport van een door de rechtbank benoemde deskundige. De rechter was daarom van mening dat hij de andere partijen hier eerst over diende te horen alvorens hij een beslissing kon nemen. Dit is ook de reden dat de rechter het rapport ter zitting wilde bespreken en niet voorafgaand aan de zitting heeft gereageerd op de brieven van verzoeker. De rechter heeft niet begrepen dat het verzoek van de advocaat van verzoeker inhield dat hij het rapport als verweer wilde inbrengen in de procedure.
Ten aanzien van het niet direct toelaten van de door verzoeker als informant meegebrachte deskundige heeft de rechter het volgende verklaard. Er is sprake van een besloten zitting. De rechter hanteert hierbij als vaste werkwijze dat bij de aanvang van de zitting eerst alle partijen en belanghebbenden binnen worden gelaten en daarna met die aanwezigen besproken wordt of er andere personen, zoals een deskundige, de behandeling ter zitting mogen bijwonen. Dit traject was nog niet afgerond op het moment dat de advocaat van verzoeker de rechter wraakte.

3.De beoordeling

3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de door verzoeker geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is.
3.2
Aan de door verzoeker aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechter door zijn persoonlijke instelling en overtuiging niet onpartijdig is.
3.3
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door verzoeker geuite vrees dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koestert – objectief – gerechtvaardigd is. Hierbij is de opvatting van verzoeker van belang, maar is deze niet doorslaggevend.
3.4
De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe als volgt.
3.5
Vooropgesteld wordt dat hetgeen de advocaat van verzoeker ten tijde van de zitting van 29 november 2017 ter zake van het wrakingsverzoek heeft aangevoerd als grondslag van dat verzoek wordt aangemerkt. Krachtens artikel 37 lid 3 Rv moeten alle feiten en omstandigheden immers tegelijk worden voorgedragen. Dit betekent dat hetgeen de advocaat van verzoeker ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek verder daaraan ten grondslag heeft gelegd buiten beschouwing wordt gelaten. Uit het proces-verbaal van de zitting van 29 november 2017 blijkt namelijk niet dat de advocaat van verzoeker de hierboven onder 2.1.2 bedoelde omstandigheden toen aan het wrakingsverzoek ten grondslag heeft gelegd. In ieder geval zijn deze omstandigheden niet als wrakingsgrond opgegeven zodra zij aan verzoeker bekend werden als bedoeld in artikel 37 lid 1 Rv.
3.6
De behandeling van de zaak ter zitting vond plaats met gesloten deuren. Dit betekent dat alleen de belanghebbenden van de zaak naar binnen mogen. Ten aanzien van alle andere personen die ter zitting aanwezig willen zijn geldt, in het kader van hoor en wederhoor, dat de procespartijen daaromtrent eerst moeten worden gehoord door de rechter. Uit het proces-verbaal volgt dat de rechter de deskundige heeft aangeduid als de deskundige van verzoeker, ofwel als partijdeskundige. In deze situatie is de beslissing van de rechter om de andere partij(en) en belanghebbende(n) de gelegenheid te geven zich hierover uit te laten niet onbegrijpelijk, laat staan zozeer onbegrijpelijk dat hieruit vooringenomenheid blijkt.
3.7
De rechter heeft toegelicht dat hij het deskundigenrapport voorafgaand aan de zitting met interesse had gelezen en dat hij dit bij de aanvang van de zitting aan partijen heeft meegedeeld. Uit het proces-verbaal van de zitting en de door verzoeker en rechter ter zitting van de wrakingskamer gegeven toelichtingen komt een beeld naar voren dat er tussen de advocaat en de rechter sprake is geweest van een spraakverwarring ten aanzien van de inbreng van het deskundigenrapport. Waar de advocaat het rapport bedoelde als deskundigenrapport van verzoeker dat hij als verweer indiende, begreep de rechter dat de advocaat het rapport van de deskundige als deskundigenrapport van de rechtbank moest accepteren. De rechter wilde dit met partijen bespreken om meer duidelijkheid op dit punt te verkrijgen, doch die weg werd afgesneden door het onmiddellijk indienen van het wrakingsverzoek. Ook is er daardoor geen mogelijkheid geweest om de brieven die de advocaat van verzoeker voorafgaand aan de zitting had verzonden te bespreken. In deze gang van zaken is geen grond gelegen om vooringenomenheid aan te nemen. Ook hier is geen sprake van een onbegrijpelijke beslissing van de rechter, laat staan van een zozeer onbegrijpelijke beslissing dat hieruit vooringenomenheid blijkt.
3.8
Het verzoek is mitsdien ongegrond. Het verzoek wordt afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot wraking van mr. D.C. van Reekum.
Deze beslissing is gegeven door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mr. A. Eerdhuijzen en mr. W.J. Roos-van Toor, rechters en door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 december 2017 in tegenwoordigheid van mr. M.L.F. de Leeuw, griffier.
Verzonden op:
aan:
- verzoeker;
- de advocaat van verzoeker;
- mr. D.C. van Reekum;
- mevrouw [naam moeder] ;
- het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering;
-