Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
(1) Het onderzoek door het IFS is niet overeenkomstig de opdracht van rechter-commissaris
mr. V. Mul en rechter-commissaris mr. J.J.J. Schols van 30 september 2015 uitgevoerd. Aan de officier van justitie is onder meer opgedragen te bevorderen dat alle betrokken personen (verdachten en medewerkers van de forensische opsporing) aan het forensisch onderzoek zouden meewerken. Uit het IFS-rapport is gebleken dat de profielen en/of het materiaal van gewezen verdachten en van bij het onderzoek betrokken medewerkers van de forensische opsporing en het NFI niet in het forensische IFS-onderzoek zijn betrokken. De rechter-commissaris had erop moeten toezien dat het onderzoek conform de opdracht werd uitgevoerd. Dat is niet gebeurd. Ook nu ter zitting kan de rechter-commissaris niet bevestigen dat zij kennis heeft genomen van de opdracht die door haar voorgangers aan de deskundige is gegeven. In het rapport van het IFS van 7 juli 2017 zijn bovendien alleen de resultaten die belastend kunnen zijn voor verzoeker opgenomen, terwijl er volgens de officier van justitie voor verzoeker ook ontlastende stukken zijn, die niet aan het dossier zijn toegevoegd. De rechter-commissaris had ervoor moeten waken dat dit IFS-rapport nu al naar buiten is gekomen. Zij had moeten wachten totdat het onderzoek volledig zou zijn afgerond. Door niet te wachten en slechts een rapport van een deelonderzoek vrij te geven, dat voor verzoeker belastend is, heeft de rechter-commissaris zich zonder meer partijdig opgesteld.
(2) Voorts heeft de rechter-commissaris de verdediging buiten spel gezet. Zij heeft niet direct de verdediging op de hoogte gebracht van de resultaten van de IFS-deskundige, terwijl de verdediging wel betrokken was bij de formulering van de onderzoeksopdracht.
De rechter-commissaris heeft ervoor gekozen om alles buiten het zicht van de verdediging te doen plaatsvinden en enkel het Openbaar Ministerie in te lichten. Het door de rechter-commissaris genoemde onderzoeks- en opsporingsbelang biedt hiervoor niet een legitieme rechtvaardiging. Er is voorts buiten medeweten van de verdediging om via skype overleg geweest tussen de IFS-deskundige [naam deskundige] , de rechter-commissaris én de officier van justitie. De rechter-commissaris heeft niet transparant gehandeld.
De bovengenoemde punten afzonderlijk, maar zeker in onderlinge samenhang bezien, rechtvaardigen de conclusie dat de rechter-commissaris partijdig is. In ieder geval is de (objectieve en subjectieve) schijn daartoe gewekt.
2.2
De rechter-commissaris heeft niet in de wraking berust.
De rechter-commissaris bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking kan opleveren. Daarbij is – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd:
2.2.1
De klacht van verzoeker dat de deskundige niet het onderzoek heeft verricht waartoe opdracht is gegeven is nieuw. Het zou kunnen. De rechter-commissaris voelt zich nu – gelet op het wrakingsverzoek – niet vrij om dat bij de deskundige na te vragen. Ook acht de rechter-commissaris het niet gepast dat verzoeker via dit wrakingsverzoek antwoord wil krijgen op de vraag of de rechter-commissaris kennis had genomen van de opdrachtverstrekking aan de deskundige. Naar de opvatting van de rechter-commissaris was de juiste weg voor het verkrijgen van deze informatie geweest dat verzoeker zo snel mogelijk na de verstrekking van het rapport contact had opgenomen met de rechter-commissaris over het in 2.1 (1) gestelde. Hij beschikte immers ook toen al over alle gegevens inzake de (gang van zaken rond) de opdrachtverstrekking aan de deskundige. Het is verder juist dat niet alle informatie aan het dossier is toegevoegd. Dat gebeurt vaker en is niet ongebruikelijk. De rechter-commissaris betwist voorts de stelling van de raadsman dat de officier van justitie ter zitting van 1 november 2017 heeft medegedeeld dat er voor verdachte ontlastende stukken zijn die niet aan het dossier zijn toegevoegd. De rechter-commissaris heeft niet bewust ontlastende informatie niet aan het dossier toegevoegd.
2.2.2
Voor een rechter-commissaris is het gebruikelijk dat de rechter en de officier van justitie bepaalde informatie wel hebben en de verdachte en zijn raadsman nog niet. De rechter-commissaris heeft vanwege het opsporingsbelang niet meteen de raadsman ingelicht, nadat de deskundige een match met het DNA van verzoeker had gevonden. Dat dit een al langlopende zaak is, waarbij de raadsman al wel betrokken is geweest bij het formuleren van de opdracht aan de deskundige, maakt dit niet anders. De rechter-commissaris heeft het resultaat van het onderzoek ook niet direct aan de officier van justitie gemeld, zodat de informatiepositie zo lang mogelijk gelijk is gebleven. Aangezien het een zeer ingewikkeld DNA-onderzoek was, hebben de rechter-commissaris en de officier van justitie tijdens het skype-overleg van 14 juli 2017 aan de deskundige vragen kunnen stellen. Van dit verloop heeft de rechter-commissaris een proces-verbaal van bevindingen opgesteld, om voor de raadsman en de rechtbank zoveel mogelijk inzichtelijk te maken welke contacten er geweest zijn tussen de rechter-commissaris, de officier van justitie en de deskundige.
2.2.3
De rechter-commissaris heeft niets gedaan of nagelaten, waaruit partijdigheid of de schijn van partijdigheid kan worden afgeleid.
2.3
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.