ECLI:NL:RBROT:2017:10327

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 december 2017
Publicatiedatum
16 januari 2018
Zaaknummer
537833 / HA RK 17-1002
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in onderbewindstelling en mentorschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 december 2017 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door [naam verzoekster] tegen mr. R.J. van Boven, rechter in de rechtbank Rotterdam. Het wrakingsverzoek volgde op een zitting op 24 oktober 2017, waar de rechter een verzoek van de officier van justitie tot instelling van een onderbewindstelling en mentorschap ten behoeve van [naam vader] behandelde. Verzoekster had kort voor deze zitting om uitstel gevraagd, maar dit verzoek werd afgewezen. De rechter stelde dat hij alle betrokkenen de kans had willen geven om hun standpunten naar voren te brengen, maar dat het wrakingsverzoek dit proces had vertraagd. De rechter gaf aan dat er geen objectieve gronden waren voor de vrees van verzoekster dat hij vooringenomen zou zijn. Tijdens de behandeling van het wrakingsverzoek op 30 november 2017 heeft verzoekster haar standpunt toegelicht, maar de rechter heeft zijn beslissing verdedigd en benadrukt dat de wrakingsgrond niet gerechtvaardigd was. De wrakingskamer concludeerde dat de door verzoekster aangevoerde omstandigheden niet voldoende waren om aan te nemen dat de rechter niet onpartijdig was. Het verzoek tot wraking werd daarom ongegrond verklaard en afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/537833 / HA RK 17-1002
Beslissing van 7 december 2017
op het verzoek van
[naam verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster,
strekkende tot wraking van:
mr. R.J. van Boven, rechter in de rechtbank Rotterdam, team kanton I (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

Ter zitting van 24 oktober 2017 is door de rechter behandeld het verzoek van de officier van justitie tot instelling van een onderbewindstelling en mentorschap ten behoeve van
[naam vader] , de vader van verzoekster.
Deze procedure draagt als kenmerk 6354369 GZ VERZ 17-5492.
Bij gelegenheid van die behandeling heeft verzoekster de wraking van de rechter verzocht.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- het proces-verbaal van die zitting;
- het dossier van de bodemprocedure.
Verzoekster en de rechter zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaand aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij e-mail van 26 oktober 2017.
Ter zitting van 30 november 2017, waar het wrakingsverzoek is behandeld, zijn verzoekster en de rechter verschenen. Verzoekster heeft haar standpunt nader toegelicht.

2.Het verzoek en de reactie daarop

Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoekster het volgende aangevoerd:
Ik heb om uitstel van de zitting gevraagd. Dit verzoek is afgewezen. Mijn jongste zus had ook op de zitting aanwezig moeten zijn, maar zij is niet uitgenodigd door de rechtbank.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking kan opleveren. Daarbij is – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd:
Voor de behandeling van het verzoek ter zitting op 24 oktober 2017 waren opgeroepen de heer [naam vader] , zijn dochters mevrouw [naam verzoekster] ( [voornaam verzoekster] ), mevrouw
[naam zus 1] ( [voornaam zus 1] ) en mevrouw [naam zus 2] ( [voornaam zus 2] ), de voorgestelde bewindvoerder en mentor en de stichting Veilig Thuis, aan de bij het verzoekschrift vermelde adressen.
Kort voor de geplande zittingsdatum is het verzoek van verzoekster binnen gekomen om de behandeling van het verzoek uit te stellen, omdat zij verhinderd was op 24 oktober 2017. Dit verzoek is niet ingewilligd. Uit het verzoek van verzoekster bleek geen dringende en onderbouwde reden van verhindering. Bovendien waren alle betrokkenen reeds opgeroepen en zouden zij bij inwilliging van het verzoek op zeer korte termijn moeten worden geïnformeerd over het niet doorgaan van de zitting. Daarnaast zou uitstel van de zitting leiden tot substantiële vertraging van de behandeling vanwege het reeds lang van tevoren volgeboekte zittingsrooster.
Bij de aanvang van de zitting van 24 oktober 2017 bleek dat de heer [naam vader] en mevrouw [naam zus 2] niet waren verschenen. Verzoekster was wel aanwezig ondanks de door haar opgegeven verhindering. Verzoekster heeft ter zitting een brief van [naam zus 2] overgelegd. In die brief stond een ander adres van [naam zus 2] dan het bij verzoekschrift vermelde adres. De door de administratie aan haar gestuurde oproep om ter zitting te verschijnen, zal [naam zus 2] dus niet hebben bereikt. [naam zus 2] geeft in de brief te kennen dat zij het niet eens is met het verzoek van de officier van justitie. Ook verzoekster heeft stellig te kennen gegeven het met het verzoek van de officier van justitie niet eens te zijn, hetgeen volgens haar ook het standpunt van haar vader is. [naam zus 1] heeft verklaard het wel eens te zijn met het verzoek van de officier van justitie, hetgeen volgens haar ook het standpunt van haar vader is.
Gelet op de niet met elkaar overeenstemmende standpunten van de dochters, het standpunt van de heer [naam vader] zelf, en in het bijzonder gelet op de afwezigheid van [naam vader] ter zitting van 24 oktober 2017, heb ik mijn voornemen kenbaar willen maken om [naam vader] op een nadere zitting apart te horen teneinde de door de officier van justitie aangevoerde grond te toetsen alsook om de visie van [naam vader] op het verzoek te vernemen. Voordat ik dit nader kon toelichten, werd ik door verzoekster gewraakt omdat haar verzoek om uitstel van de zitting niet was gehonoreerd en omdat [naam zus 2] niet was opgeroepen voor de zitting.
Al met al kan geen wettelijke wrakingsgrond worden gedestilleerd uit hetgeen verzoekster heeft aangevoerd ter onderbouwing van haar wrakingsverzoek.
2.3
Ter zitting heeft verzoekster, in aanvulling op het bovenstaande - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd:
Ik heb de schriftelijke reactie van de rechter gelezen. Ik vind dat als er een beslissing wordt genomen over mijn vader, alle dochters daar bij moeten zijn. Ik heb gevraagd om de zitting uit te stellen. Ik heb veel moeite gedaan om toch ter zitting te kunnen verschijnen. Mijn zus [voornaam zus 2] heeft telefonisch aan de rechtbank te kennen gegeven dat zij bij de zitting aanwezig wilde zijn. Ik ga er van uit dat deze mededeling van mijn zus [voornaam zus 2] is doorgegeven aan de rechter.
Ik heb een brief van mijn zus [voornaam zus 2] ter zitting aan de rechter overgelegd. De rechter heeft beslist om mijn zus [voornaam zus 2] niet apart te horen op het verzoek van de officier van justitie. Allerlei partijen waren ter zitting van 24 oktober 2017 uitgenodigd, maar mijn zus [voornaam zus 2] niet.
Daarbij kwam de rechter ter zitting nors en autoritair over.
2.4
Ter zitting heeft de rechter, in aanvulling op het bovenstaande - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd:
Mevrouw [naam zus 2] is op het verkeerde adres opgeroepen voor de zitting van
24 oktober 2017. Ter zitting van 24 oktober 2017 heb ik gezegd dat [naam zus 2] als belanghebbende haar standpunt alsnog schriftelijk kon indienen. Haar standpunt had in dat geval na de zitting meegewogen kunnen worden.
Omdat de drie dochters van de heer [naam vader] van mening verschillen over het verzoek van de officier van justitie tot instelling van een onderbewindstelling en mentorschap ten behoeve van hun vader, was het voor mij van belang om de heer [naam vader] ook zelf te horen op het verzoek. Dit omdat het aan mij is om te onderzoeken of er sprake is van een valide beschermingsgrond en om de medische verklaring te toetsen dat er bij de heer
[naam vader] sprake zou zijn van beginnende dementie. Daarnaast vind ik het belangrijk om kennis te kunnen nemen van de mening van de heer [naam vader] zelf. Nog een reden om de heer [naam vader] apart te willen horen, is dat ik een loyaliteitsconflict van de heer
[naam vader] ten opzichte van zijn dochters wil voorkomen. Na het horen van de heer
[naam vader] zou ik naar bevind van zaken kunnen handelen. Mijn voornemen was om vervolgens de drie dochters te horen op het verzoek van de officier van justitie op het verzoek tot instelling van een onderbewindstelling en mentorschap ten behoeve van hun vader [naam vader] .
Ten aanzien van het argument van verzoekster dat ik op zitting een norse houding had, merk ik op dat ik heb geprobeerd om de zaak zakelijk te behandelen. Ik wist dat er binnen de familie verschillende ideeën waren over het verzoek van de officier van justitie.
Ik blijf er bij dat uit hetgeen verzoekster heeft aangevoerd ter onderbouwing van het wrakingsverzoek geen wettelijke wrakingsgronden bevat.

3.De beoordeling

3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens verzoekster een vooringenomenheid koestert, althans dat de door verzoekster geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is.
3.2
Aan de door verzoekster aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechter door zijn persoonlijke instelling en overtuiging niet onpartijdig is. Ook overigens is voor zodanig oordeel bij het onderzoek ter terechtzitting geen houvast gevonden.
3.3
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door verzoekster geuite vrees dat de rechter jegens haar een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is. Hierbij is de opvatting van verzoekster van belang, maar is deze niet doorslaggevend.
3.4
De wrakingskamer is van oordeel dat de door verzoekster geuite vrees niet gerechtvaardigd is en overweegt daartoe als volgt.
Hetgeen verzoekster in haar verzoek en ter zitting van de wrakingskamer heeft aangevoerd, kan niet tot toewijzing van het verzoek leiden gelet op de toelichting die de rechter heeft gegeven op de gang van zaken op de zitting waar het wrakingsverzoek is gedaan.
De rechter heeft aangevoerd dat verzoekster kort voor de zitting van 24 oktober 2017 heeft verzocht om uitstel van de zitting, welk verzoek door de rechter niet is ingewilligd.
Op 24 oktober 2017 zijn de heer [naam vader] en mevrouw [naam zus 2] niet ter zitting verschenen. Gebleken is dat mevrouw [naam zus 2] op een verkeerd adres was opgeroepen. Ter zitting van 24 oktober 2017 heeft verzoekster een brief van de hand van [naam zus 2] aan de rechter overgelegd.
Ter zitting van 24 oktober 2017 was de rechter voornemens om de heer [naam vader] apart te horen op het verzoek van de officier van justitie, onder meer nu de heer [naam vader] niet ter zitting was verschenen.
Kort gezegd komt het er op neer dat duidelijk is dat de rechter alle betrokkenen in de gelegenheid heeft willen stellen om hun standpunten naar voren te brengen op het verzoek tot instelling van een onderbewindstelling en mentorschap ten behoeve van de heer
[naam vader] , zoals ingediend door de officier van justitie. Als gevolg van het wrakingsverzoek heeft het nog niet zo ver kunnen komen.
Deze gang van zaken rechtvaardigt niet de vrees van verzoekster dat de rechter vooringenomen zou zijn ten gunste van een van de standpunten die in deze zaak naar voren zijn gebracht.
3.5
Het verzoek is mitsdien ongegrond. Het verzoek wordt afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
-
wijst afhet verzoek tot wraking van mr. R.J. van Boven.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J.P. van Essen, voorzitter, mr. A.P. Hameete en
mr. L.E.M. Wilbers-Taselaar, rechters en door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 december 2017 in tegenwoordigheid van mr. S.A. Commandeur, griffier.
Verzonden op:
aan:
- [naam verzoekster] ;
- mr. R.J. van Boven;
- de officier van justitie mr. R. Segerink;
- [naam zus 1] ;
- [naam zus 2] ;
- [naam vader] ;
- Stichting De Rotonde;
- Stichting Mentorschap Rotterdam e.o.;
- Veilig Thuis t.a.v. T. van der Hout.