ECLI:NL:RBROT:2017:10325

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 november 2017
Publicatiedatum
16 januari 2018
Zaaknummer
536786 / HA RK 17-920
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure

Op 14 november 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van een verzoekster, vertegenwoordigd door mr. L.A.E. Timmer, tegen mr. I.K. Rapmund, rechter in de rechtbank Rotterdam. Het wrakingsverzoek werd afgewezen omdat niet is gebleken dat de rechtbank een fout heeft gemaakt die de verzoekster de mogelijkheid van dupliek heeft onthouden. De rechtbank oordeelde dat de gemachtigde van verzoekster op de hoogte moest zijn van de gebruikelijke procedures en dat er geen reden was om aan te nemen dat de griffier de brief van 31 augustus 2017 niet had verstuurd. De rechter had de verzoekster een termijn van vier weken gegeven voor het indienen van een conclusie van dupliek, maar deze was niet genomen. De wrakingskamer benadrukte dat een onwelgevallige beslissing van een rechter op zichzelf geen grond voor wraking oplevert, tenzij er sprake is van uitzonderlijke omstandigheden die wijzen op vooringenomenheid. De rechtbank concludeerde dat het verzoek ongegrond was en wees het af.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 536786 / HA RK 17-920
Beslissing van 14 november 2017
op het verzoek van
[naam verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster,
gemachtigde mr. L.A.E. Timmer te Rotterdam,
strekkende tot wraking van:
mr. I.K. Rapmund, rechter in de rechtbank Rotterdam, team Kanton I (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

Bij de rechtbank is aanhangig een civielrechtelijke procedure tussen [naam eiseres] (hierna [naam] ) als eiseres en verzoekster als gedaagde.
Die procedure draagt als kenmerk 6043147 CV EXPL 17-19525.
Bij brief van 6 oktober 2017 heeft de gemachtigde van verzoekster de wraking van de rechter verzocht.
Verzoekster alsmede de rechter zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij brief mail van 12 oktober 2017.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- de processtukken in het procesdossier met kenmerk 6043147 CV EXPL 17-19525,
- het verzoek tot wraking;
- de schriftelijke reactie van de rechter.
Ter zitting van 31 oktober 2017, alwaar het wrakingsverzoek is behandeld, zijn verschenen mr. L.A.E. Timmer en mr. I.K. Rapmund. Mr. Timmer namens verzoekster alsmede de rechter hebben ieder hun standpunt nader toegelicht.

2.Het verzoek en de reactie daarop

2.1
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoekster het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
Aan verzoekster is ten onrechte geen termijn voor dupliek gegeven en het verzoek om verzoekster alsnog die termijn te gunnen is door de rechter niet gehonoreerd. Aldus heeft de rechter het beginsel van hoor en wederhoor geschonden en is de rechterlijke onpartijdigheid geschaad.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking van de rechter kan opleveren. Daarbij is – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd:
Verzoekster is een termijn van vier weken gegeven voor het nemen van een conclusie van dupliek en wel bij brief van de griffier van 31 augustus 2017 aan de gemachtigde, waar de conclusie van repliek als bijlage was bijgevoegd. Tevens is het kenbaar gemaakt via het roljournaal. Op 27 september 2017 was de conclusie van dupliek niet genomen en was door verzoekster evenmin om uitstel verzocht. Vervolgens is de zaak voor het wijzen van vonnis gezet. Aldus is gehandeld conform het Landelijk Procesreglement voor rolzaken kanton. Er is geen reden om aan te nemen dat de brief van 31 augustus 2017 niet is ontvangen, te minder nu de conclusie van repliek wel is ontvangen. Er is derhalve geen valide grond om na het bepalen van de vonnisdatum alsnog een termijn voor het nemen van een conclusie van dupliek te geven. Het daartoe strekkende verzoek van de gemachtigde is daarom terecht afgewezen. Dat deze beslissing onwelgevallig is levert geen grond voor wraking op.

3.De beoordeling

3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens verzoekster een vooringenomenheid koestert, althans dat de door verzoekster geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is.
3.2
Vooropgesteld moet worden dat een voor een partij onwelgevallige beslissing van een rechter op zichzelf geen grond voor wraking oplevert. Dat geldt ook indien die beslissing op het oog mogelijk onjuist is, en ook indien er geen hogere voorziening mocht openstaan tegen die beslissing. Het is niet aan de wrakingskamer om de beslissing inhoudelijk te toetsen. Wraking kan immers niet fungeren als rechtsmiddel tegen onwelgevallige of onjuiste beslissingen.
3.3
Dat kan anders zijn indien een aangevochten beslissing zozeer onbegrijpelijk is, dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring is te geven dan dat de beslissing door vooringenomenheid is ingegeven.
De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe als volgt.
Niet gebleken of aannemelijk geworden is dat er door de rechtbank een fout is gemaakt waardoor verzoekster de mogelijkheid van dupliek is onthouden. Er zijn geen redenen om aan te nemen dat de brief van de griffier aan de gemachtigde van 31 augustus 2017 niet is verstuurd, te minder nu de conclusie van repliek door de gemachtigde is ontvangen en niet is gesteld dat die door de wederpartij aan haar is toegezonden. Voorts mag de gemachtigde bekend worden verondersteld met de gebruikelijke werkwijze dat de gedaagde -nadat een conclusie van repliek is genomen- ingevolge het Landelijk procesreglement voor rolzaken kanton een termijn van vier weken wordt gegund voor het nemen van een conclusie van dupliek. Daarom lag het, ook als de brief van 31 augustus 2017 niet door de gemachtigde zou zijn ontvangen, op de weg van de gemachtigde om na ontvangst van de conclusie van repliek het roljournaal te raadplegen of bij de griffie navraag te doen. Uit hetgeen ter zitting door de gemachtigde verklaard is volgt dat het één noch het ander is gebeurd. Op grond van dit alles komt de afwijzing van het verzoek om verzoekster alsnog een termijn voor dupliek te gunnen niet onbegrijpelijk voor.
3.5
Het verzoek is mitsdien ongegrond. Het verzoek wordt afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot wraking van mr. I.K. Rapmund.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.N. van Zelm Eldik, voorzitter, mr. J.F. Koekebakker en mr. drs. E. van Schouten, rechters en door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 november 2017 in tegenwoordigheid van S.H. Groesbeek, griffier.
Verzonden op:
aan:
-
-
-
-