ECLI:NL:RBROT:2017:10324

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 december 2017
Publicatiedatum
15 januari 2018
Zaaknummer
10/176002-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

ISD-maatregel opgelegd aan verdachte zonder legaal verblijf wegens herhaalde winkeldiefstal

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 december 2017 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte zonder legaal verblijf in Nederland, die zich schuldig heeft gemaakt aan herhaalde winkeldiefstallen. De verdachte, die op het moment van de zitting preventief gedetineerd was, werd beschuldigd van diefstal van een Ray-Ban bril uit een winkel in Rotterdam. De officier van justitie eiste een bewezenverklaring van de tenlastelegging en vroeg om oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) voor de duur van twee jaar, zonder aftrek van voorarrest, met een tussentijdse beoordeling na zes maanden.

De rechtbank heeft het bewijs tegen de verdachte zorgvuldig gewogen, waarbij camerabeelden en getuigenverklaringen zijn meegewogen. De verdachte had de bril in zijn handen gehad en deze vervolgens in zijn broekzak gestopt voordat hij de winkel verliet zonder te betalen. De rechtbank oordeelde dat de diefstal wettig en overtuigend bewezen was, en verwierp het verweer van de verdediging dat de verdachte de bril vrijwillig had teruggelegd.

De rechtbank overwoog dat de verdachte een geschiedenis van recidive had en dat eerdere straffen niet hadden geleid tot gedragsverandering. Gezien de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren gepleegd, oordeelde de rechtbank dat de ISD-maatregel noodzakelijk was om de recidivekans te verminderen en de maatschappij te beschermen. De rechtbank legde de maatregel op voor de duur van twee jaar, met de mogelijkheid tot terugkeer naar het land van herkomst, en benadrukte dat er geen sprake was van doorkruising van het vreemdelingenrecht.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/176002-17
Datum uitspraak: 22 december 2017
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
Penitentiaire Inrichting Ter Apel,
raadsman mr. S.A.S. Jansen, advocaat te Veenendaal,

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 12 december 2017

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D. van Zetten heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaar, zonder aftrek van voorarrest, met een tussentijdse beoordeling van de maatregel na 6 maanden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken omdat niet kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal. De verdachte heeft in de winkel van [naam opticiën] wel een Ray-ban bril in zijn handen gehad maar hij heeft deze weer teruggelegd. Subsidiair is sprake van vrijwillige terugtred nu de verdachte er voor gekozen heeft om de bril niet mee te nemen uit de winkel maar deze in een schoonmaakemmer heeft gedeponeerd.
4.1.2.
Beoordeling
De verdachte is buiten de winkel van [naam opticiën] aangehouden voor diefstal van een RayBan-bril. Uit het aangifte formulier volgt dat de beveiligingsbeambte heeft gezien dat de persoon die hij later zou aanhouden, zijnde de verdachte, in de winkel van [naam opticiën] met zijn linkerhand een bril uit het vak pakte en deze in zijn rechterbroekzak stopte en vervolgens zonder te betalen de winkel verliet.
De verbalisant die de beelden uit de winkel heeft bekeken heeft geconstateerd dat de persoon op de beelden die later de verdachte bleek te zijn, met zijn linkerhand een bril uit het schap pakt, met zijn rug naar de camera draait en dan de bril naar zijn rechterhand overgeeft en in zijn rechterbroekzak stopt. De verdachte kijkt onderwijl steeds naar de medewerkers en loopt dan richting de uitgang. De rechtbank heeft deze camerabeelden ter terechtzitting bekeken en heeft hetzelfde waargenomen. De verdachte heeft ter terechtzitting bevestigd dat hij de persoon op de beelden is.
De rechtbank acht de diefstal op grond van de hiervoor geschetste bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen. Aangezien de verdachte zichzelf met het wegstoppen van de bril in zijn broekzak de feitelijke heerschappij over de bril heeft verschaft, is de diefstal voltooid en kan geen sprake meer zijn van ‘vrijwillige terugtred’ zoals gesteld door de verdediging. De rechtbank verwerpt het verweer.
4.1.3.
Conclusie
Bewezen is de diefstal van de Ray-Ban bril.
4.2.
Bewezenverklaring
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 8 september 2017 te Rotterdam,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een winkel(pand)
gelegen op/aan de [adres delict]
heeft weggenomen een bril (Ray-Ban), toebehorende aan [naam opticiën] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de redengevende inhoud van het voorgaande en op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering maatregel

7.1.
Algemene overweging
De maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van een bril bij [naam opticiën] . Winkeldiefstal is een ergerlijke vorm van criminaliteit, die veel hinder en financiële schade oplevert voor de getroffen winkeliers maar ook voor de maatschappij doordat de kosten die gemaakt worden als gevolg van de diefstal en de kosten ter voorkoming van diefstal in de verkoopprijs worden doorberekend. De verdachte heeft met zijn daad alleen oog gehad voor zijn eigen belang en heeft geen blijk gegeven van respect voor de eigendommen van anderen. De rechtbank neemt dit de verdachte kwalijk. De verdachte is tegen beter in blijven ontkennen, ook nadat hij ter zitting met de camerabeelden werd geconfronteerd. De verdachte heeft dan ook op geen enkele wijze verantwoording genomen voor zijn handelen, noch enige vorm van berouw getoond.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 23 november 2017, waaruit blijkt dat de verdachte meermalen is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Leger des Heils, afdeling Jeugdbescherming en Reclassering, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 12 juni 2017. Dit rapport houdt – voor zover van belang – het volgende in. De verdachte verblijft sinds de jaren zeventig in Nederland maar is in 2005
tot ongewenst vreemdeling verklaard. Deze ongewenst-verklaring is begin 2017 opgeheven
en aan de verdachte is toen een inreisverbod opgelegd. Er lijkt voor de verdachte geen
uitzicht op een legaal verblijf in Nederland, maar hij werkt niet mee aan een
uitzettingsprocedure en aan het verkrijgen van een laissez-passer naar het land van
herkomst. Door de illegale status van de verdachte is het niet mogelijk hem te ondersteunen
in zijn wens eigen huisvesting en werk te realiseren. Anderzijds is door zijn illegaliteit
sprake van een vicieuze cirkel van jaarlijks terugkerende recidive van vermogensdelicten,
detenties en financiële problematiek. Een ISD-traject lijkt de enige mogelijkheid om de recidivekans te verminderen. Geadviseerd wordt om de ISD-maatregel op te leggen.
Binnen het programma van de ISD voor vreemdelingen kan dan worden geprobeerd de verdachte mee te laten werken aan terugkeer, met behulp van de Dienst Terugkeer en Vertrek. Daartoe wordt een vertrekplan opgesteld in samenwerking met verschillende disciplines, zoals verslavingszorg en expertise vanuit FPC Veldzicht. Daarbij wordt interculturele psychiatrie vanuit I-Psy aangeboden, waarbij geldt dat door de duur van de maatregel I-Psy langer de tijd heeft om betrokkene te motiveren tot het aangaan van een behandeling.
In aanvulling op voormeld rapport heeft de officier van justitie informatie overgelegd betreffende de vormgeving van het traject aan illegale veelplegers met een ISD maatregel in de locatie Esserheem van de Penitentiaire Inrichting Veenhuizen. Het traject is gericht op resocialisatie naar het land van herkomst waarbij degene aan wie de maatregel ISD is opgelegd onder andere kan deelnemen aan interventies gericht op het aanleren van vaardigheden om zich in het land van herkomst beter staande te kunnen houden. Te denken valt daarbij onder andere aan leefstijltraining, Cognitieve Vaardigheidstraining, Interculturele psychiatrische hulpverlening, onderwijs en arbeid.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, en is blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de justitiële documentatie van 23 november 2017 in de vijf jaren voorafgaande aan het door hem begane feit ten minste driemaal tot een vrijheidsbenemende straf veroordeeld. De desbetreffende vonnissen zijn onherroepelijk. Het onderhavige feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan.
De rechtbank stelt vast dat de tot op heden aan de verdachte opgelegde straffen er niet toe hebben geleid dat het criminele gedrag van de verdachte is beëindigd. Sterker nog, deze straffen lijken nauwelijks indruk te maken op de verdachte. Immers, binnen een maand na het onherroepelijk worden van de laatste veroordeling voor winkeldiefstal heeft de verdachte onderhavig feit alweer gepleegd.
De rechtbank onderschrijft de conclusie van de reclassering dat oplegging van de ISD-maatregel is aangewezen. Daar waar de reclassering concludeert dat oplegging van de ISD-maatregel de enige mogelijkheid lijkt om de recidivekans te verminderen, heeft de reclassering de beveiliging van de maatschappij en terugdringing van recidive als toetsingscriterium genomen en niet het illegale verblijf van de verdachte hier te lande, zoals door de verdediging is betoogd. Dat de feitelijke invulling van de ISD-maatregel bij de verdachte vermoedelijk anders is dan bij een ‘reguliere’ ISD-maatregel is – gelet op de illegale status van de verdachte – begrijpelijk. Dit staat aan oplegging daarvan evenwel niet in de weg, temeer nu uit de toelichting zoals hiervoor blijkt dat gedurende de maatregel een scala aan behandel- en interventiemogelijkheden geboden wordt, gericht op gedragsverandering en motivering van de verdachte.
Gelet op de door de verdachte steeds weer veroorzaakte overlast en schade staat thans het belang van de samenleving voorop. De veiligheid van personen of goederen vereist dat aan de verdachte wordt opgelegd de maatregel plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren. Anders dan door de verdediging betoogd, is derhalve gebleken van de wenselijkheid en noodzakelijkheid tot het opleggen van de ISD-maatregel.
De ISD maatregel zal worden beëindigd zodra de verdachte kan worden uitgezet. Van enige doorkruising van het vreemdelingenrecht, zoals door de verdediging betoogd, is geen sprake.
De rechtbank ziet geen aanleiding te bepalen dat een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel dient plaats te vinden.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen maatregel passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
gelast dat de verdachte wordt geplaatst in
een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C. Laukens, voorzitter,
mr. J. Bergen en mr. A.A.T. Werner, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.Y. de Lange, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 8 september 2017 te Rotterdam
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een winkel(pand)
gelegen op/aan de [adres delict]
heeft weggenomen
een bril (Ray-Ban), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam opticiën] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte