ECLI:NL:RBROT:2017:1032

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 januari 2017
Publicatiedatum
9 februari 2017
Zaaknummer
10/996515-12
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Valsheid in geschriften en leiding geven aan verboden gedragingen door een tandarts

Op 18 januari 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een tandarts, die beschuldigd werd van valsheid in geschriften en het geven van feitelijke leiding aan verboden gedragingen. De verdachte, werkzaam bij [bedrijf 2], werd verweten dat hij valse patiëntenkaarten had opgemaakt en onterecht declaraties had ingediend bij zorgverzekeraars. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging onvoldoende feitelijk was onderbouwd, met name door het gebruik van de term 'onder meer', waardoor de verdachte niet duidelijk was waartegen hij zich moest verdedigen. De rechtbank verklaarde de dagvaarding ten aanzien van bepaalde feiten nietig, maar vond wel dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan valsheid in geschriften door het opmaken van valse patiëntenkaarten. De verdachte werd vrijgesproken van het ten laste gelegde witwassen, omdat er geen relevant verband kon worden gelegd tussen de onterecht ontvangen bedragen en de beschuldigde periode. De rechtbank legde een taakstraf op van 80 uur op, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat hij de schade aan de zorgverzekeraars had vergoed. De vorderingen van de benadeelde partijen werden afgewezen, omdat de verdachte deze reeds had voldaan.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/996515-12
Datum uitspraak: 18 januari 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte 1] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] te [woonplaats] ,
raadsvrouw mr. P. America, advocaat te [plaats 1] .

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 21 december 2016.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L.L.H. Roebroek heeft gevorderd:
  • het openbaar ministerie partieel niet-ontvankelijk te verklaren ten aanzien van het onder feit 4 ten laste gelegde, voor zover het feiten betreft die zijn gepleegd in de periode van 25 oktober 2007 tot en met 30 juli 2009;
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 primair en het overige onder 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, te vervangen door 6 maanden hechtenis, alsook een geldboete van € 70.000,-;
  • de verdachte te ontzetten van de uitoefening van zijn beroep voor de duur van 2 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4.Geldigheid dagvaarding

Ten aanzien van feit 1

4.1.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat de tenlastelegging onder feit 1 partieel nietig is voor wat betreft de term “onder meer”. Zij heeft daartoe aangevoerd dat het voor de verdachte niet duidelijk is welke specifieke gedragingen hem met de woorden “onder meer” worden verweten naast de zes gedragingen die wel in de tenlastelegging zijn uitgewerkt, zodat hij niet weet waar hij zich tegen moet verdedigen.
4.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft betoogd dat feit 1 op de tenlastelegging in het licht van het dossier duidelijk is, zodat de verdachte kon weten waarvan hij wordt verdacht en waartegen hij zich moet verdedigen. Zij acht de tenlastelegging geldig.
4.3.
Beoordeling
Ingevolge het bepaalde in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) dient de dagvaarding een opgave te behelzen van het feit dat ten laste wordt gelegd, met vermelding van de omstandigheden waaronder het feit zou zijn begaan, zodat de verdachte weet waartegen hij zich moet verdedigen.
De verdachte wordt onder feit 1 verweten dat zijn bedrijf [bedrijf 2] “onder meer” zes patiëntenkaarten valselijk heeft opgemaakt en dat hij daar feitelijke leiding aan heeft gegeven. De steller van de tenlastelegging heeft voor wat betreft de zes patiëntenkaarten specifiek in de tenlastelegging omschreven waar de valsheid uit zou bestaan.
Uit de bewoordingen “onder meer” begrijpt de rechtbank dat [bedrijf 2] het valselijk opmaken van nog meer patiëntenkaarten wordt verweten. Die gedraging zijn echter niet uitgewerkt in de tenlastelegging en ook op basis van de inhoud van het dossier kan niet zonder meer worden vastgesteld op welke patiëntenkaarten het verwijt nog meer ziet.
De woorden “onder meer” zijn derhalve, ook in onderlinge samenhang bezien met het dossier, onvoldoende feitelijk omschreven. De tenlastelegging voldoet dus niet aan de daaraan gestelde, in artikel 261 Sv genoemde eisen.
Het voorgaande brengt met zich dat de rechtbank de dagvaarding ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit nietig zal verklaren, voor zover het betreft de woorden “onder meer”.
Ten aanzien van de feiten 2 en 4
4.4.
Standpunt verdediging
Ook ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging aangevoerd dat niet geconcretiseerd is welke gedragingen de verdachte worden verweten, zodat de verdachte niet weet waartegen hij zich moet verdedigen. De verdediging verzoekt de rechtbank om de tenlastelegging voor wat betreft feit 2 nietig te verklaren.
4.5.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het onder feit 2 ten laste gelegde voldoende feitelijk is omschreven en dat het in combinatie met het dossier voor de verdachte duidelijk is waartegen hij zich moet verdedigen. Zij acht de dagvaarding geldig.
4.6.
Beoordeling
[bedrijf 2] wordt verweten dat zij opzettelijk in strijd met de Wet marktordening gezondheidszorg tarieven in rekening heeft gebracht voor niet verrichte, bij een andere persoon verrichte, of niet conform de declaratie uitgevoerde handelingen (feit 4) en zij door deze handelingen te declareren bij diverse zorgverzekeraars die zorgverzekeraars heeft opgelicht (feit 2). De verdachte wordt verweten dat hij aan deze gedragingen feitelijke leiding heeft gegeven.
De steller van de tenlastelegging heeft de feiten 2 en 4 zeer algemeen geformuleerd, zonder concrete gevallen te noemen en het exacte verwijt dat de verdachte daarbij wordt gemaakt.
Het opsporingsonderzoek heeft een dossier opgeleverd met een grote hoeveelheid aan gegevens van zorgverzekeraars. Dit betreffen uitgebreide lijsten met namen van jeugdigen die onder behandeling waren bij [bedrijf 2] over een periode van meerdere jaren en op wiens naam door de verdachte met name wortelkanaalbehandelingen, extracties en vullingen zijn gedeclareerd.
De zorgverzekeraars vermoedden dat deze behandelingen niet of niet conform de declaratie zijn uitgevoerd door de verdachte, maar uit het dossier blijkt dat bij navraag door de zorgverzekeraars bij de desbetreffende jeugdigen of hun ouders is gebleken dat in meerdere gevallen de gedeclareerde behandelingen wél zijn uitgevoerd door de verdachte. Ook de verdachte heeft verklaringen in het geding gebracht van 42 patiënten, die worden vermeld op de genoemde namenlijsten van de zorgverzekeraars, waaruit blijkt dat hij de betreffende handelingen wel heeft verricht.
Het dossier bevat geen overzicht of conclusie waaruit concreet blijkt welke behandeling de verdachte bij welke patiënt níet zou hebben verricht, welk tarief hij daarvoor in rekening heeft gebracht en bij welke zorgverzekeraar hij dat bedrag -onterecht- heeft gedeclareerd.
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de tenlastelegging onder de feiten 2 en 4, mede bezien in verband met de inhoud van het strafdossier, onvoldoende duidelijk en concreet is met betrekking tot de vraag ter zake van welke specifieke feiten de verdachte zich dient te verdedigen. Om die reden voldoet de omschrijving van het onder 2 en 4 tenlastegelegde niet aan de eisen van artikel 261 Sv.
De rechtbank zal de dagvaarding met betrekking tot de feiten 2 en 4 nietig verklaren.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Vrijspraak
Ten aanzien van feit 3
5.1.1.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat de verdachte door het indienen van valse declaraties ten onrechte een bedrag van € 405.858,20 van zorgverzekeraars heeft ontvangen. Op 7 januari 2012 hebben drie overboekingen plaatsgevonden. Van de bankrekeningen van de verdachte, [bedrijf 2] en [bedrijf 2] is in totaal een bedrag van € 530.000,- overgemaakt naar de bankrekening van de vader van de verdachte. Deze overboekingen moeten worden aangemerkt als gedragingen die kennelijk gericht zijn geweest op het verhullen van de criminele herkomst van de geldbedragen. Er is daarom sprake van witwassen.
5.1.2.
Beoordeling
Het openbaar ministerie heeft de tenlastelegging toegesneden op de periode van 7 tot en met 10 januari 2012. Het onterecht door de verdachte ontvangen geldbedrag van de zorgverzekeraars zou in deze periode zijn witgewassen.
Zoals hierna zal blijken, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het valselijk opmaken van zes patiëntenkaarten.
De verdachte heeft bekend dat hij in een aantal gevallen niet de behandeling heeft verricht die hij op de patiëntenkaart heeft ingevoerd, maar ook dat hij die behandeling opzettelijk onterecht heeft gedeclareerd bij de zorgverzekeraars, die het geld het ten behoeve van deze onterecht ingediende declaraties hebben uitgekeerd op de bankrekening van [bedrijf 2]
Volgens de verklaring van de verdachte ter zitting zijn de ten onrechte uitgekeerde geldbedragen, zonder onderscheid te maken, meegegaan in de totale geldstroom binnen zijn tandartspraktijk. Gelet hierop kan worden vastgesteld dat de door de verdachte ten onrechte ontvangen geldbedragen zijn omgezet binnen de praktijkvoering van de verdachte, zodat er in zoverre sprake is van witwassen.
Uit het dossier blijkt echter dat het valselijk opmaken van de patiëntenkaarten en het ten onrechte declareren bij de zorgverzekeraars zich heeft afgespeeld in de periode van juni 2008 tot en met oktober 2010. De verdachte en [bedrijf 2] hadden op 7 januari 2012 dus al een geruime tijd, variërend van meer dan één jaar tot zelfs vier jaar, de beschikking over de door de zorgverzekeraars ten onrechte uitgekeerde geldbedragen.
Gezien dit grote tijdverloop kan geen rechtens relevant verband meer worden gelegd tussen de onterecht ontvangen bedragen van de zorgverzekeraars en de in de ten laste gelegde periode van 7 januari 2012 tot en met 10 januari 2012 overgeboekte bedragen, zodat ten aanzien van die geldtransacties niet (meer) gesproken kan worden van witwassen.
Conclusie
De verdachte wordt vrijgesproken van het onder feit 3 ten laste gelegde witwassen.
5.2.
Bewijswaardering
Ten aanzien van feit 1; medeplegen
5.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het feitelijke leidinggeven door de verdachte aan het medeplegen van valsheid in geschrift door [bedrijf 2] Zij heeft aangevoerd dat [bedrijf 2] en de verdachte als feitelijke leidinggever de valsheid in geschrifte hebben medegepleegd.
5.2.2.
Beoordeling
Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen is wettig en overtuigend bewezen dat [bedrijf 2] zich schuldig heeft gemaakt aan het meermalen plegen van valsheid in geschrift, onder meer omdat de door verdachte verrichte, verboden gedragingen in redelijkheid aan [bedrijf 2] kunnen worden toegerekend. Voorts is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan deze verboden gedragingen.
Van het medeplegen, zoals door de officier van justitie is gesteld, is echter geen sprake.
De verdachte heeft diverse valse patiëntkaarten opgemaakt. Deze strafbare gedragingen kunnen in deze zaak worden toegerekend aan de rechtspersoon [bedrijf 2] en aan de verdachte als de feitelijke leidinggevende aan die gedragingen. Uit de enkele omstandigheid dat de strafbare gedragingen kunnen worden toegerekend aan zowel de verdachte als aan [bedrijf 2] volgt evenwel niet zonder meer dat bij de uitvoering daarvan sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen beiden. Nu van enige nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen, anders dan de mogelijkheid van strafrechtelijke toerekening aan zowel de verdachte als [bedrijf 2] , niet is gebleken, zal de verdachte van het tenlastegelegde medeplegen worden vrijgesproken.
5.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
[bedrijf 2] in de periode van
27 juni2008 tot en met
8 oktober 2010, te [plaats 2] patiëntenkaarten ten name van
A) [naam 5] en B) [naam 6] en
C) [naam 7] en D) [naam 8] en E) [naam 9] en F) [naam 10]
-elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen- valselijk heeft opgemaakt , immers heeft [bedrijf 2] in strijd met de waarheid
-ad A) op die patiëntenkaart vermeld dat er vier wortelkanaalbehandelingen en vier gecompliceerde extracties en drie drievlakvullingen hebben plaatsgevonden terwijl in werkelijkheid bij [naam 5] geen wortelkanaalbehandelingen en gecompliceerde extracties en drievlakvullingen zijn uitgevoerd door [verdachte 2] en-ad B) op die patiëntenkaart vermeld dat er vier
wortelkanaalbehandelingen en drie gecompliceerde extracties hebben plaatsgevonden en twee intra orale foto’s zijn gemaakt terwijl in werkelijkheid bij [naam 6] geen wortelkanaalbehandelingen en gecompliceerde extracties zijn uitgevoerd door [verdachte 2] en intra orale foto’s zijn gemaakt door [verdachte 2] en-ad C) op die patiëntenkaart vermeld dat er zes
wortelkanaalbehandelingen en negen drievlakvullingen en tweegecompliceerde extracties hebben plaatsgevonden terwijl in werkelijkheid bij [naam 7] geen wortelkanaalbehandelingen en gecompliceerde extracties en drievlakvullingen zijn uitgevoerd door [verdachte 2] en-ad D) op die patiëntenkaart vermeld dat er een wortelkanaalbehandeling heeft plaatsgevonden terwijl in werkelijkheid bij [naam 8] geen wortelkanaalbehandeling is uitgevoerd door [verdachte 2] en-ad E) op die patiëntenkaart vermeld dat er drie wortelkanaalbehandelingen hebben plaatsgevonden terwijl in werkelijkheid bij [naam 12] minder wortelkanaalbehandelingen zijn uitgevoerd door [verdachte 2] ,
-ad F) op die patiëntenkaart vermeld dat er negentienwortelkanaalbehandelingen hebben plaatsgevonden terwijl in werkelijkheid bij [naam 13] minder wortelkanaalbehandelingen zijn uitgevoerd door [verdachte 2]
zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door een of meer anderen te doen gebruiken, aan welke verboden gedragingen hij verdachtefeitelijke leiding heeft gegeven.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
1.
valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, terwijl de verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf

8.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte, een tandarts, heeft zich schuldig gemaakt aan het valselijk opmaken van meerdere patiëntenkaarten. Hij heeft op de patiëntenkaarten behandelingen vermeld die in het geheel niet of bij een familielid van de desbetreffende patiënt waren uitgevoerd of hij heeft een andere behandeling vermeld dan de behandeling die daadwerkelijk op die patiënt was uitgevoerd. Hierdoor kon hij naar eigen zeggen patiënten de behandeling geven die zij nodig hadden, terwijl zij daar niet voor waren verzekerd. De verdachte heeft de behandeling vervolgens gedeclareerd bij de zorgverzekeraars en daar geld voor ontvangen.
De verdachte heeft door zijn handelen een administratieve chaos gecreëerd bij diverse zorgverzekeraars, die niet of slechts na tijdrovend onderzoek kan worden hersteld.
De verdachte heeft de zorgverzekeraars schade toegebracht omdat zij declaraties aan de verdachte hebben uitbetaald, waartoe zij niet waren gehouden. Het vaststellen van de exacte omvang van de door hen geleden schade – waarvoor moet worden achterhaald of er nog meer declaraties ten onrechte zijn uitbetaald – is nagenoeg ondoenlijk. Dat is reeds gebleken. Het huidige dossier bevat alleen al door het eerste, beperkte onderzoek dat de zorgverzekeraars hebben verricht een enorme hoeveelheid aan patiëntgegevens omdat niet meer vertrouwd kan worden op de juistheid van de invoer daarvan in het systeem. Dat is aan de verdachte te wijten.
Ook heeft de verdachte de overige verzekerden benadeeld. Door het onterecht laten uitbetalen van declaraties stijgen de kosten van de gezondheidszorg en daarmee de premies voor ziektekostenverzekeringen.
In de samenleving dient vertrouwen te kunnen worden gesteld in documenten als de onderhavige. De patiëntenkaarten van meerdere personen komen nu niet overeen met de werkelijkheid, waardoor trajecten bij vervolgbehandelaars bemoeilijkt kunnen worden. Indien de patiënten in de tijd dat zij behandeld werden bij verdachte iets was overkomen en zij op dat moment geïdentificeerd hadden moeten worden aan de hand van hun gebitsgegevens, was dit niet mogelijk geweest.
Dit alles wordt de verdachte zeer kwalijk genomen.
Gelet echter op het grote tijdverloop tussen het plegen van de feiten en de behandeling ter terechtzitting acht de rechtbank het opleggen van een gevangenisstraf niet op zijn plaats.
De rechtbank zal een taakstraf opleggen. Zij komt tot een lagere strafoplegging dan de officier van justitie heeft geëist, omdat zij tot een bewezenverklaring van minder feiten komt. Bij het bepalen van de duur van de taakstraf heeft de rechtbank gelet op het uittreksel uit de justitiële documentatie van 25 oktober 2016, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, en sinds het plegen van de onderhavige feiten niet meer met justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank heeft voorts rekening gehouden met het nauwe (juridisch en financieel) verband dat bestaat tussen de verdachte en de medeverdachte [bedrijf 2] . De verdachte is (middellijk) enig aandeelhouder van [bedrijf 2] en de aan [bedrijf 2] op te leggen straf in het kader van de onderhavige strafzaak zal hem dan ook in hoge mate raken. Omdat aan [bedrijf 2] een flinke geldboete wordt opgelegd, zal de rechtbank geen geldboete aan de verdachte opleggen.
Ook wordt rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte de schadevorderingen van de diverse zorgverzekeraars inmiddels heeft betaald.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de verdachte te ontzetten van de uitoefening van zijn beroep, ook niet in voorwaardelijke zin.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.

9.Vorderingen benadeelde partijen

Als benadeelde partijen hebben zich ter zake van feit 1 in het geding gevoegd:
[bedrijf 8] te [plaats 3] ; [bedrijf 4] vordert een vergoeding van
€ 245.785,04 aan materiele schade;
[bedrijf 5] te [plaats 4] ; [bedrijf 6] vordert een vergoeding van
€ 38.664,75 aan materiele schade;
3. [bedrijf 7] te [plaats 5] ; [bedrijf 7] vordert een vergoeding van € 9.693,78 aan materiele schade.
9.1.
Standpunt officier van justitie en verdediging
Zowel de officier van justitie als de verdediging heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen.
9.2.
Beoordeling
De verdediging heeft onweersproken gesteld dat de verdachte de vorderingen van de benadeelde partijen reeds heeft voldaan. Daarom zullen de vorderingen worden afgewezen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d, 51, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart de dagvaarding nietig voor zover het de feiten 2 en 4 en onder feit 1 de woorden “onder meer” betreft;
verklaart de dagvaarding voor het overige geldig;
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 3 primair en subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot
een taakstraf voor de duur van tachtig (80) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat,
voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van veertig (40) dagen;
wijst af de vordering van de benadeelde partijen;
veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vorderingen gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.C. Franken, voorzitter,
en mrs. A.J.P. van Essen en L. Daum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Aagaard, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 januari 2017.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
[bedrijf 2]
op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van
7 februari 2008 tot en met 3 januari 2011,
te [plaats 6] en/of (elders) in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(een) patiëntenkaart(en) ten name van (onder meer)
A) [naam 5] (D-032) en/of
B) [naam 6] (D-037) en/of
C) [naam 7] (D-039) en/of
D) [naam 8] (D-051) en/of
E) [naam 9] (D-055) en/of
F) [naam 10] (D-034) en/of
-(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te
dienen -
(telkens) valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of heeft/hebben doen opmaken
en/of heeft/hebben vervalst en/of heeft/hebben doen vervalsen,
immers heeft [bedrijf 2] en/of haar mededader(s) in strijd met de waarheid
-ad A) in/op die patiëntenkaart vermeld dat er (onder andere) (een) (vier)
wortelkanaalbehandeling(en) en/of (een) (vier) (gecompliceerde) extractie(s)
en/of (een)(drie) drievlakvulling(en) heeft/hebben plaatsgevonden terwijl in
werkelijkheid bij [naam 5] geen en/of minder wortelkanaalbehandeling(en) en/of
(gecompliceerde) extractie(s) en/of drievlakvulling(en)is/zijn uitgevoerd door
[verdachte 2] en/of
-ad B) in/op die patiëntenkaart vermeld dat er (onder andere) (een) (vier)
wortelkanaalbehandeling(en) en/of (een) (drie) (gecompliceerde) extractie(s)
heeft/hebben plaatsgevonden en/of (een)(twee) intra orale foto(s) is/zijn
gemaakt terwijl in werkelijkheid bij [naam 6] geen en/of minder
wortelkanaalbehandeling(en) en/of (gecompliceerde) extractie(s) is/zijn
uitgevoerd door [verdachte 2] en/of intra orale foto(s) is/zijn gemaakt door [naam 14]
en/of
-ad C) in/op die patiëntenkaart vermeld dat er (onder andere) (een) (zes)
wortelkanaalbehandeling(en) en/of (een) (negen) drievlakvulling(en) en/of
(een) (twee) (gecompliceerde) extractie(s) heeft/hebben plaatsgevonden terwijl
in werkelijkheid bij [naam 7] geen en/of minder
wortelkanaalbehandeling(en) en/of (gecompliceerde) extractie(s) en/of
drievlakvulling(en) is/zijn uitgevoerd door [verdachte 2] en/of
-ad D) ) in/op die patiëntenkaart vermeld dat er (onder andere) een
wortelkanaalbehandeling heeft plaatsgevonden terwijl in werkelijkheid bij [naam 15]
geen wortelkanaalbehandeling is uitgevoerd door [verdachte 2] en/of
-ad E) in/op die patiëntenkaart vermeld dat er (onder andere) (een) (drie)
wortelkanaalbehandeling(en) en/of (een) (veertien) drievlakvulling(en) en/of
(een) (twee) tweevlakvulling(en) en/of (een) (zestien) (gecompliceerde)
extractie(s) heeft/hebben plaatsgevonden terwijl in werkelijkheid bij [naam 16]
geen en/of minder wortelkanaalbehandeling(en) en/of
drievlakvulling(en) en/of tweevlakvulling(en) en/of (gecompliceerde)
extractie(s) is/zijn uitgevoerd door [verdachte 2] ,
-ad F) in /op die patiëntenkaart vermeld dat er (een) (negentien)
wortelkanaalbehandeling(en) en/of (een) (vijfentwintig)
drievlakrestauratie(s) heeft/hebben plaatsgevonden terwijl in werkelijkheid
bij [naam 17] geen en/of minder wortelkanaalbehandeling(en) en/of
drievlakrestauraties(s) is/zijn uitgevoerd door [verdachte 2] en/of
zulks telkens met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst
te gebruiken of door een of meer anderen te doen gebruiken,
tot welk(e) feit(en) hij verdachte, tezamen en in vereniging met (een)
ander(en), althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden
gedraging(en) hij verdachte, tezamen en in vereniging met (een) ander(en),
althans alleen feitelijke leiding heeft gegeven;
artikel 47 Wetboek van Strafrecht
artikel 51 Wetboek van Strafrecht
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
[bedrijf 2]
op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van
25 oktober 2007 tot en met 31 januari 2011,
te [plaats 7] en/of (elders) in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of door een valse
hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van
verdichtsels,
a. a) [bedrijf 9] en/of
b) [bedrijf 8] ( [bedrijf 4] ) en/of
c) [bedrijf 10] en/of
d) [bedrijf 11] [bedrijf 7] [naam 18] [plaats 5] ( [bedrijf 7] ) en/of
e) [bedrijf 12]
heeft/hebben bewogen tot afgifte van een of meer geldbedragen, in elk geval
enig goed,
hebbende [bedrijf 2] en/of haar (mede) dader(s) met vorenomschreven oogmerk
- zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in
strijd met de waarheid,
(telkens) met en/of zonder medeweten van de patiënten tandheelkundige
verrichtingen gedeclareerd bij de (onder a en/of b en/of c en/of d en/of e
genoemde) zorgverzekeraar(s) en/of verzekeringsmaatschappij(en) via het
declaratieprogramma [naam 19] dat is gekoppeld aan het [naam 20]
en(daarbij) verzweeg dat deze tandheelkundige verrichtingen in werkelijkheid
niet en/of gedeeltelijk hadden plaatsgevonden en/of zijn uitgevoerd bij een
ander dan de patiënt(en) op wiens naam de declaratie(s)is/zijn ingediend
en/of niet conform de door verdachte gedane declaratie(s) is/zijn uitgevoerd,
waardoor de hiervoor genoemde zorgverzekeraar(s) en/of
verzekeringsmaatschappij(en) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte ,
tot welk(e) feit(en) hij verdachte, tezamen en in vereniging met (een)
ander(en), althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden
gedraging(en) hij verdachte, tezamen en in vereniging met (een) ander(en),
althans alleen feitelijke leiding heeft gegeven;
artikel 47 Wetboek van Strafrecht
artikel 51 Wetboek van Strafrecht
art 326 Wetboek van Strafrecht
3.
[bedrijf 2] en/of [bedrijf 2]
op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van
7 januari 2012 tot en met 10 januari 2012,
te [plaats 8] en/of (elders) in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) (een) voorwerp(en),
te weten een (of meer) geldbedrag(en),
tot een totaal van (ongeveer)euro 405.858,20, althans enig(e) geldbedrag(en),
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of
heeft omgezet en/of van genoemd(e) voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) gebruik
heeft gemaakt,
terwijl zij, [bedrijf 2] en/of [bedrijf 2] , en/of haar/hun
mededader(s) (telkens) wist(en), dat bovenomschreven voorwerp(en) en/of
geldbedrag(en)- onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig(e)
misdrijf/misdrijven,
tot welk(e) feit(en) hij verdachte, tezamen en in vereniging met (een)
ander(en), althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden
gedraging(en) hij verdachte, tezamen en in vereniging met (een) ander(en),
althans alleen feitelijke leiding heeft gegeven;
artikel 47 Wetboek van Strafrecht
artikel 51 Wetboek van Strafrecht
art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij
op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van
7 januari 2012 tot en met 10 januari 2012,
te [plaats 9] en/of (elders) in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) (een) voorwerp(en),
te weten een (of meer) geldbedrag(en),
tot een totaal van (ongeveer)euro 405.858,20, althans enig(e) geldbedrag(en),
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of
heeft omgezet en/of van genoemd(e) voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) gebruik
heeft gemaakt,
terwijl hij, en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), dat bovenomschreven
voorwerp(en) en/of geldbedrag(en)- onmiddellijk of middellijk - afkomstig
was/waren uit enig(e) misdrijf/misdrijven;
artikel 47 Wetboek van Strafrecht
art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht
4.
[bedrijf 2]
op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van
25 oktober 2007 tot en met 31 januari 2011,
te [plaats 10] en/of (elders) in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
als zorgaanbieder telkens opzettelijk een tarief in rekening heeft gebracht
anders dan op de wijze die overeenkomstig de Wet Marktordening Gezondheidszorg
is vastgesteld, verdachte en of haar mededader(s) heeft/hebben immers in die
periode bij
a. a) [bedrijf 9] en/of
b) [bedrijf 8] ( [bedrijf 4] ) en/of
c) [bedrijf 10] en/of
d) OWM [bedrijf 7] [naam 18] [plaats 5] ( [bedrijf 7] ) en/of
e) [bedrijf 12]
tarieven in rekening gebracht voor
-niet geleverde tandheelkundige verrichting(en) en/of
-tandheelkundige verrichting(en) die is/zijn uitgevoerd bij een ander dan de
patiënt(en) op wiens na(a)m(en) de declaratie(s) is/zijn ingediend en/of
-tandheelkundige verrichting(en) die niet conform de door verdachte gedane
declaratie(s) is/zijn uitgevoerd;
tot welk(e) feit(en) hij verdachte, tezamen en in vereniging met (een)
ander(en), althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden
gedraging(en) hij verdachte, tezamen en in vereniging met (een) ander(en),
althans alleen feitelijke leiding heeft gegeven;
artikel 1 Wet op de economische delicten
artikel 47 Wetboek van Strafrecht
artikel 51 Wetboek van Strafrecht