ECLI:NL:RBROT:2017:10314

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 december 2017
Publicatiedatum
12 januari 2018
Zaaknummer
10/754515-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensensmokkel door taxichauffeur met 14 personen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 december 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een taxichauffeur die beschuldigd werd van mensensmokkel. De verdachte heeft op 3 september 2017 veertien personen gesmokkeld vanuit België naar Nederland. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist dat de toegang, doorreis en verblijf van deze personen wederrechtelijk waren. De verdachte had voorafgaand aan de rit contact gehad met een klant, de 'UK-klant', en ontving een bedrag van € 1800,- voor het vervoer. Tijdens de rit werden de passagiers door de verdachte en twee medeverdachten in drie voertuigen vervoerd. De rechtbank concludeerde dat de verdachte uit winstbejag handelde en dat hij niet geloofwaardig verklaarde over zijn rol en de omstandigheden van het vervoer. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 12 maanden op, waarbij de tijd in voorlopige hechtenis in mindering werd gebracht. Daarnaast werd een geldbedrag van € 1800,- verbeurd verklaard, evenals de taxi die gebruikt was voor de smokkel.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/754515-17
Datum uitspraak: 20 december 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ( [land verdachte] ),
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel.
Raadsvrouw mr. F.A.M. Engels, advocaat te Den Haag.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 6 december 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Blom heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte dient te worden vrijgesproken, omdat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte wist, of had moeten weten, dat hij zich schuldig maakte aan mensensmokkel toen hij de passagiers vervoerde. De verdachte is taxichauffeur, het vervoeren van personen is zijn beroep.
4.1.2.
Vaststaande feiten
De verdachte is zelfstandig taxichauffeur en rijdt in een zilverkleurige Mercedes. De verdachte verklaart ter zitting dat hij op zondag, 3 september 2017, omstreeks 11.00 uur is gebeld door een klant. Aan deze klant (hierna verder: “de UK-klant”) heeft de verdachte, zo verklaart hij ter zitting, diezelfde dag om 11.51 uur een tekstbericht gestuurd. Het betreft een iMessagebericht naar het telefoonnummer [nummer] met de inhoud: “1800€ plz”. Omstreeks 12.30-13.00 uur die dag heeft de verdachte twee bekenden (een taxichauffeur en een vriend) van hem gebeld om samen een aantal mensen op te pikken in de omgeving van Brussel. De vriend van de verdachte is om ongeveer 14.30 uur van huis vertrokken in de richting van Brussel. In Brussel aangekomen heeft de verdachte deze vriend en de taxichauffeur een bestemming doorgegeven: [adres] te Rotterdam. De verdachte en de twee andere mannen zijn met drie auto’s naar Rotterdam gereden en vervoerden daarbij tien volwassen passagiers en vier kinderen. Om 15.32 uur heeft de verdachte een sms naar UK-klant gestuurd met de inhoud: “call me”.
Omstreeks 17.30 uur heeft een getuige aan de Quarantaineweg te Rotterdam (in de nabijheid van de [adres] ) twee auto’s met Belgisch kenteken zien staan. Zij heeft gezien dat de bestuurder van de Mercedes (de verdachte) wegwerphandschoenen en pedaalemmerzakjes uitdeelde aan de passagiers van de blauwe Ford. Omdat zij dit verdacht vond heeft zij de politie gebeld. Daarna heeft zij nog een derde voertuig met Belgisch kenteken (een Skoda Superb) waargenomen.
De politie is naar het betreffende gebied gegaan en heeft in de omgeving drie auto’s aangetroffen met daarin de chauffeurs en hun passagiers. De passagiers bleken niet legaal in Nederland te zijn; zij hadden geen recht op toegang, verblijf en/of doorreis. Een groot deel van hen heeft verklaard dat Engeland hun eindbestemming was. De politie heeft in de drie auto’s latex handschoenen en plastic tasjes aangetroffen. In de auto van de verdachte werd in een opbergvak onder de bestuurdersstoel een stapel eurobiljetten aangetroffen, ter waarde van € 1.800, -. De navigatie van de drie auto’s was op hetzelfde adres ingesteld ( [adres] te Rotterdam).
4.1.3.
Beoordeling
Uit het voorgaande volgt dat de verdachte veertien personen behulpzaam is geweest bij de (wederrechtelijke) toegang tot Nederland uit België, de daarbij behorende doorreis en het (korte) verblijf in Nederland. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte wist dat die toegang, doorreis en verblijf wederrechtelijk waren. De rechtbank is voorts van oordeel dat de verdachte uit winstbejag heeft gehandeld. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De opdracht
De verdachte kreeg de opdracht om veertien personen te vervoeren. Hij kreeg deze opdracht – zo verklaart hij ter zitting – van een klant die hij niet in persoon en/of bij naam kent, maar voor wie hij wel eerder vervoer heeft geregeld (“de UK-klant”).
De verdachte verklaart wisselend over de inhoud van die opdracht. Tegenover de politie verklaart de verdachte in eerste instantie dat hij de passagiers weer vanuit Rotterdam mee terug moest nemen naar België. De passagiers wilden iets van een museum, het centrum en de haven van Rotterdam zien. Later verklaart hij bij de politie dat de UK-klant hem de opdracht had gegeven de passagiers aan de [adres] in Rotterdam af te zetten. Ter zitting verklaart de verdachte dat de passagiers tijdens de rit, toen zij bijna bij de [adres] waren aangekomen, zouden hebben gezegd dat zij het centrum van Rotterdam in wilden gaan en dat zij mee terug naar Brussel wilden reizen. Zij zouden iemand moeten bellen om dat af te stemmen. Dat bellen heeft niet meer plaatsgevonden, want op dat moment kwam – nog altijd volgens de verdachte – de politie ter plaatse.
De rechtbank hecht geen geloof aan de verklaringen van de verdachte. Op basis van voornoemd feitenrelaas, met name de bij de drie auto’s aangetroffen bestemming in de navigatie, concludeert de rechtbank dat de verdachte wist dat hij in opdracht van de UK-klant 14 passagiers moest afzetten bij de [adres] te Rotterdam.
De bestemming
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij geen idee had wat de vervolgplannen waren voor de 14 passagiers vanaf de [adres] . De rechtbank acht ook dit deel van de verklaring niet geloofwaardig.
Anders dan door hem bij de politie verklaard, was de verdachte er mee bekend dat de [adres] niet is gelegen in het centrum van Rotterdam. De verdachte is in 2017 aantoonbaar meerdere keren in de directe nabijheid van dat adres geweest. Dit volgt uit de historische gegevens van het telefoonnummer van de verdachte en zijn verklaring dat hij zijn telefoonnummer al jaren in gebruik heeft en zijn telefoon aan niemand uitleent.
Bovendien is door de getuige [naam getuige] verklaard dat de verdachte tegen hem heeft gezegd dat er in Rotterdam een andere auto zou komen om de mensen op te halen. Na aankomst in Rotterdam heeft de verdachte tegen [naam getuige] gezegd dat hij zou gaan kijken waar de andere auto bleef. Hij heeft geprobeerd telefonisch contact op te nemen met de opdrachtgever. Toen er niet werd opgenomen heeft hij tegen [naam getuige] gezegd dat ze wellicht onderweg waren.
De verdachte wist dus niet alleen dat hij in opdracht van de UK-klant 14 passagiers moest afzetten bij de [adres] te Rotterdam, maar ook dat zij daar weer zouden worden opgehaald en verder zouden worden vervoerd.
De tegenprestatie
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij geen prijsafspraak met de passagiers had gemaakt. De UK-klant zou hem hebben gezegd dat hij de meter aan moest zetten. De UK-klant zou de verdachte het bedrag van de meter achteraf betalen. Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat de UK-klant achteraf € 600, - per taxi aan de verdachte zou betalen, dus in totaal € 1800, -. De verdachte zou dit bedrag nog niet hebben ontvangen.
De rechtbank acht deze tegenstrijdige verklaringen niet geloofwaardig. De rechtbank gaat er van uit dat de verdachte met de UK-klant een vast bedrag heeft afgesproken, namelijk € 1800, - (3 x € 600, -). De rechtbank wijst op het genoemde iMessagebericht van de verdachte aan de UK-klant op 3 september 2017 om 11.51 met de inhoud: “1800€ plz”. De rechtbank gaat er voorts van uit dat de verdachte dit bedrag niet achteraf, maar vooraf heeft ontvangen. In de taxi van de verdachte is immers – naast andere geldbedragen – een geldbedrag van € 1800, - aangetroffen.
Dat dit bedrag, zoals de verdachte ter zitting heeft verklaard, zou zien op eerder verdiend en nog niet afgestort geld, acht de rechtbank niet geloofwaardig. In dat geval valt immers niet in te zien waarom de verdachte op het moment van aanhouding aan de politie heeft verklaard dat er geen geld in zijn auto lag. Dat de verdachte door de stress van zijn aanhouding zou zijn vergeten daarover te verklaren, zoals ter zitting verklaard, acht de rechtbank – mede gelet op alle andere tegenstrijdigheden in de verklaringen van de verdachte – evenmin geloofwaardig.
Conclusie
De rechtbank volgt de verdachte niet in zijn verklaring dat hij uitsluitend bezig was met het vervoeren van personen, zonder dat hij wist dat hij zich daarmee schuldig maakte aan mensensmokkel. Het waren immers niet de passagiers zelf die het vervoer bij hem hadden aangevraagd, maar de UK-klant voor de passagiers. De verdachte wist waar hij deze passagiers naar toe moest brengen, een niet toeristische locatie. De verdachte heeft niet gevraagd naar paspoorten en/of andere verblijfsdocumenten, terwijl duidelijk was dat de passagiers niet uit Nederland afkomstig waren en, mede gelet op de samenstelling van het gezelschap als geheel, voor de verdachte niet aannemelijk kan zijn geweest dat zij per taxi een reis naar Rotterdam wilden maken voor een verblijf aldaar met bijvoorbeeld een toeristisch of zakelijk doel. Een beoogde doorreis lag zeer voor de hand. Als hij wel om documenten had gevraagd, zou hem zijn gebleken dat die ontbraken. Bovendien wist hij dat de passagiers vanaf die locatie met een ander vervoermiddel verder zouden worden vervoerd. Uit deze en alle voornoemde omstandigheden – ook in samenhang bezien – volgt dat de verdachte wist dat de toegang, doorreis en het verblijf van de personen wederrechtelijk was. In elk geval bestond in genoemde omstandigheden de aanmerkelijke kans dat dit wederrechtelijk was en de verdachte heeft die kans geaccepteerd en dus voor lief genomen. Omdat hij daar geld voor heeft gevraagd en ook heeft ontvangen, namelijk een bedrag van € 1800, -, staat ook vast dat hij dat uit winstbejag heeft gedaan.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 3 september 2017 te Rotterdam en/of elders in Nederland en/of in België tezamen en in vereniging met een ander, 14 personen van buitenlandse afkomst,
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot
endoorreis door,
en
- uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in
Nederland en een andere lidstaat van de Europese Unie ,
terwijl hij, verdachte en zijn mededader (telkens) wisten dat die toegang of die doorreis en dat verblijf wederrechtelijk was,
immers heeft hij verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededader, althans alleen,
- twee personen, genaamd [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] , aangezocht om een of meer van bovengenoemde personen in België op te halen en deze vervolgens vanuit België naar Rotterdam, te vervoeren en
- in 3 auto's, waarvan hij verdachte er zelf een bestuurde, bovengenoemde personen vanuit België naar Rotterdam vervoerd en
- overleg gevoerd met zijn mededader over de toegang en/of de doorreis en/of het verblijf van bovengenoemde personen
en (aldus) het verblijf in en het transport en de doorreis door Nederland en een andere lidstaat van de Europese Unie van die bovengenoemde personen gefaciliteerd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
de eendaadse samenloop van:
tezamen en in vereniging met één of meer anderen het een ander behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland en een andere lidstaat van de Europese Unie, terwijl hij weet dat die toegang of doorreis wederrechtelijk is
en
tezamen en in vereniging met één of meer anderen een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, terwijl hij weet dat dat verblijf wederrechtelijk is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensensmokkel. Bij mensensmokkel worden mensen die, om wat voor reden dan ook, hun land willen verlaten op illegale wijze naar een ander - veelal westers - land vervoerd. De smokkelaars maken daarbij misbruik van de afhankelijkheid van deze personen, door voor het transport uit winstbejag (veel) geld te vragen. De internationale georganiseerde smokkel van vreemdelingen is een fenomeen dat afbreuk doet aan de waardigheid van de mens omdat de mens daarbij slechts als handelswaar wordt gezien, waarmee geld te verdienen valt. De verdachte heeft bijgedragen aan het in stand houden van een illegaal circuit en aldus aan genoemde onwenselijke activiteiten. Ook wordt hierdoor het beleid van de Nederlandse overheid om een gereguleerd asielbeleid te voeren – als onderdeel waarvan politieke vluchtelingen kunnen worden opgevangen – ondermijnd.
7.3.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 16 november 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Tegelijkertijd ziet de rechtbank in de omstandigheden van dit geval aanleiding om de officier van justitie niet te volgen in haar eis. De rechtbank rekent in dit geval minder (rekenkundig) gewicht toe aan het aantal mensen dat is gesmokkeld. Verder is van betekenis dat tijdens dit traject geen sprake was van een mensonterende of gevaarzettende wijze van vervoer. In het voordeel van de verdachte wordt zijn beperkte betrokkenheid meegewogen, in die zin dat zijn betrokkenheid beperkt lijkt te zijn geweest tot het (verzorgen van het) vervoer voor het traject dat met de taxi is afgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder bespoken verbeurdverklaring, passend en geboden.
8. In beslag genomen voorwerpen
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen taxi van het merk Mercedes en het geldbedrag van € 1800, - verbeurd te verklaren, en de geldbedragen van € 480, - en
€ 185, - terug te geven aan de verdachte.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht om alle in beslag genomen goederen terug te geven aan de verdachte.
8.3.
Beoordeling
Het in beslag genomen geldbedrag van € 1800,- zal worden verbeurd verklaard.
Het geldbedrag behoort aan de verdachte toe en is geheel door middel van het strafbare feit verkregen.
Ten aanzien van de in beslag genomen Mercedes-Benz taxi en de geldbedragen van € 480, - en € 185, - zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte. Weliswaar is de taxi gebruikt bij het plegen van het strafbare feit, maar hij is voor de verdachte onmisbaar voor zijn werk als taxichauffeur. Bovendien heeft de taxi nog een substantiële waarde. Verbeurdverklaring zou de verdachte, naast de op te leggen gevangenisstraf, onevenredig raken.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 55 en 197a van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor het feit:
Een geldbedrag van € 1800, -;
- gelast de teruggave aan verdachte van:
een personenauto, te weten een Mercedes-Benz E200, gekentekend [kentekennummer] ,
een geldbedrag van € 480, - en
een geldbedrag van € 185, -.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P. Putters, voorzitter,
en mrs. R.J.A.M. Cooijmans en K.J. van den Herik, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 3 september 2017 te Rotterdam en/of elders in Nederland en/of in België tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
14, althans één of meer perso(o)n(en) met de Afghaanse nationaliteit, althans van buitenlandse afkomst,
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door,
en/of
- uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in
Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie en/of IJsland en/of Noorwegen en/of een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York tot stand gekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land,over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York tot stand gekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad,
of die ander (telkens) daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft/hebben verschaft
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis en/of dat verblijf wederrechtelijk was,
immers heeft hij verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen,
- twee personen, genaamd [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] , aangezocht om een of meer van bovengenoemde personen met de Afghaanse nationaliteit in België op te halen en deze vervolgens vanuit België naar Rotterdam, althans naar Nederland, te vervoeren en/of
- in 3 auto's, waarvan hij verdachte er zelf een bestuurde, althans in een auto, bovengenoemde personen van Afghaanse nationaliteit, althans een aantal van hen vanuit België naar Rotterdam vervoerd en/of
- overleg gevoerd met zijn mededader(s) en/of zijn mededaders instructies gegeven over de toegang en/of de doorreis en/of het verblijf van bovengenoemde personen met de Afghaanse nationaliteit
en (aldus) het verblijf in en/of het transport en de doorreis door Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie van die bovengenoemde Afghaanse pers(o)n(en) georganiseerd en/of gecoördineerd en/of gefaciliteerd.