4.1.2.Vaststaande feiten
De verdachte is zelfstandig taxichauffeur en rijdt in een zilverkleurige Mercedes. De verdachte verklaart ter zitting dat hij op zondag, 3 september 2017, omstreeks 11.00 uur is gebeld door een klant. Aan deze klant (hierna verder: “de UK-klant”) heeft de verdachte, zo verklaart hij ter zitting, diezelfde dag om 11.51 uur een tekstbericht gestuurd. Het betreft een iMessagebericht naar het telefoonnummer [nummer] met de inhoud: “1800€ plz”. Omstreeks 12.30-13.00 uur die dag heeft de verdachte twee bekenden (een taxichauffeur en een vriend) van hem gebeld om samen een aantal mensen op te pikken in de omgeving van Brussel. De vriend van de verdachte is om ongeveer 14.30 uur van huis vertrokken in de richting van Brussel. In Brussel aangekomen heeft de verdachte deze vriend en de taxichauffeur een bestemming doorgegeven: [adres] te Rotterdam. De verdachte en de twee andere mannen zijn met drie auto’s naar Rotterdam gereden en vervoerden daarbij tien volwassen passagiers en vier kinderen. Om 15.32 uur heeft de verdachte een sms naar UK-klant gestuurd met de inhoud: “call me”.
Omstreeks 17.30 uur heeft een getuige aan de Quarantaineweg te Rotterdam (in de nabijheid van de [adres] ) twee auto’s met Belgisch kenteken zien staan. Zij heeft gezien dat de bestuurder van de Mercedes (de verdachte) wegwerphandschoenen en pedaalemmerzakjes uitdeelde aan de passagiers van de blauwe Ford. Omdat zij dit verdacht vond heeft zij de politie gebeld. Daarna heeft zij nog een derde voertuig met Belgisch kenteken (een Skoda Superb) waargenomen.
De politie is naar het betreffende gebied gegaan en heeft in de omgeving drie auto’s aangetroffen met daarin de chauffeurs en hun passagiers. De passagiers bleken niet legaal in Nederland te zijn; zij hadden geen recht op toegang, verblijf en/of doorreis. Een groot deel van hen heeft verklaard dat Engeland hun eindbestemming was. De politie heeft in de drie auto’s latex handschoenen en plastic tasjes aangetroffen. In de auto van de verdachte werd in een opbergvak onder de bestuurdersstoel een stapel eurobiljetten aangetroffen, ter waarde van € 1.800, -. De navigatie van de drie auto’s was op hetzelfde adres ingesteld ( [adres] te Rotterdam).
4.1.3.Beoordeling
Uit het voorgaande volgt dat de verdachte veertien personen behulpzaam is geweest bij de (wederrechtelijke) toegang tot Nederland uit België, de daarbij behorende doorreis en het (korte) verblijf in Nederland. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte wist dat die toegang, doorreis en verblijf wederrechtelijk waren. De rechtbank is voorts van oordeel dat de verdachte uit winstbejag heeft gehandeld. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De opdracht
De verdachte kreeg de opdracht om veertien personen te vervoeren. Hij kreeg deze opdracht – zo verklaart hij ter zitting – van een klant die hij niet in persoon en/of bij naam kent, maar voor wie hij wel eerder vervoer heeft geregeld (“de UK-klant”).
De verdachte verklaart wisselend over de inhoud van die opdracht. Tegenover de politie verklaart de verdachte in eerste instantie dat hij de passagiers weer vanuit Rotterdam mee terug moest nemen naar België. De passagiers wilden iets van een museum, het centrum en de haven van Rotterdam zien. Later verklaart hij bij de politie dat de UK-klant hem de opdracht had gegeven de passagiers aan de [adres] in Rotterdam af te zetten. Ter zitting verklaart de verdachte dat de passagiers tijdens de rit, toen zij bijna bij de [adres] waren aangekomen, zouden hebben gezegd dat zij het centrum van Rotterdam in wilden gaan en dat zij mee terug naar Brussel wilden reizen. Zij zouden iemand moeten bellen om dat af te stemmen. Dat bellen heeft niet meer plaatsgevonden, want op dat moment kwam – nog altijd volgens de verdachte – de politie ter plaatse.
De rechtbank hecht geen geloof aan de verklaringen van de verdachte. Op basis van voornoemd feitenrelaas, met name de bij de drie auto’s aangetroffen bestemming in de navigatie, concludeert de rechtbank dat de verdachte wist dat hij in opdracht van de UK-klant 14 passagiers moest afzetten bij de [adres] te Rotterdam.
De bestemming
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij geen idee had wat de vervolgplannen waren voor de 14 passagiers vanaf de [adres] . De rechtbank acht ook dit deel van de verklaring niet geloofwaardig.
Anders dan door hem bij de politie verklaard, was de verdachte er mee bekend dat de [adres] niet is gelegen in het centrum van Rotterdam. De verdachte is in 2017 aantoonbaar meerdere keren in de directe nabijheid van dat adres geweest. Dit volgt uit de historische gegevens van het telefoonnummer van de verdachte en zijn verklaring dat hij zijn telefoonnummer al jaren in gebruik heeft en zijn telefoon aan niemand uitleent.
Bovendien is door de getuige [naam getuige] verklaard dat de verdachte tegen hem heeft gezegd dat er in Rotterdam een andere auto zou komen om de mensen op te halen. Na aankomst in Rotterdam heeft de verdachte tegen [naam getuige] gezegd dat hij zou gaan kijken waar de andere auto bleef. Hij heeft geprobeerd telefonisch contact op te nemen met de opdrachtgever. Toen er niet werd opgenomen heeft hij tegen [naam getuige] gezegd dat ze wellicht onderweg waren.
De verdachte wist dus niet alleen dat hij in opdracht van de UK-klant 14 passagiers moest afzetten bij de [adres] te Rotterdam, maar ook dat zij daar weer zouden worden opgehaald en verder zouden worden vervoerd.
De tegenprestatie
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij geen prijsafspraak met de passagiers had gemaakt. De UK-klant zou hem hebben gezegd dat hij de meter aan moest zetten. De UK-klant zou de verdachte het bedrag van de meter achteraf betalen. Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat de UK-klant achteraf € 600, - per taxi aan de verdachte zou betalen, dus in totaal € 1800, -. De verdachte zou dit bedrag nog niet hebben ontvangen.
De rechtbank acht deze tegenstrijdige verklaringen niet geloofwaardig. De rechtbank gaat er van uit dat de verdachte met de UK-klant een vast bedrag heeft afgesproken, namelijk € 1800, - (3 x € 600, -). De rechtbank wijst op het genoemde iMessagebericht van de verdachte aan de UK-klant op 3 september 2017 om 11.51 met de inhoud: “1800€ plz”. De rechtbank gaat er voorts van uit dat de verdachte dit bedrag niet achteraf, maar vooraf heeft ontvangen. In de taxi van de verdachte is immers – naast andere geldbedragen – een geldbedrag van € 1800, - aangetroffen.
Dat dit bedrag, zoals de verdachte ter zitting heeft verklaard, zou zien op eerder verdiend en nog niet afgestort geld, acht de rechtbank niet geloofwaardig. In dat geval valt immers niet in te zien waarom de verdachte op het moment van aanhouding aan de politie heeft verklaard dat er geen geld in zijn auto lag. Dat de verdachte door de stress van zijn aanhouding zou zijn vergeten daarover te verklaren, zoals ter zitting verklaard, acht de rechtbank – mede gelet op alle andere tegenstrijdigheden in de verklaringen van de verdachte – evenmin geloofwaardig.
Conclusie
De rechtbank volgt de verdachte niet in zijn verklaring dat hij uitsluitend bezig was met het vervoeren van personen, zonder dat hij wist dat hij zich daarmee schuldig maakte aan mensensmokkel. Het waren immers niet de passagiers zelf die het vervoer bij hem hadden aangevraagd, maar de UK-klant voor de passagiers. De verdachte wist waar hij deze passagiers naar toe moest brengen, een niet toeristische locatie. De verdachte heeft niet gevraagd naar paspoorten en/of andere verblijfsdocumenten, terwijl duidelijk was dat de passagiers niet uit Nederland afkomstig waren en, mede gelet op de samenstelling van het gezelschap als geheel, voor de verdachte niet aannemelijk kan zijn geweest dat zij per taxi een reis naar Rotterdam wilden maken voor een verblijf aldaar met bijvoorbeeld een toeristisch of zakelijk doel. Een beoogde doorreis lag zeer voor de hand. Als hij wel om documenten had gevraagd, zou hem zijn gebleken dat die ontbraken. Bovendien wist hij dat de passagiers vanaf die locatie met een ander vervoermiddel verder zouden worden vervoerd. Uit deze en alle voornoemde omstandigheden – ook in samenhang bezien – volgt dat de verdachte wist dat de toegang, doorreis en het verblijf van de personen wederrechtelijk was. In elk geval bestond in genoemde omstandigheden de aanmerkelijke kans dat dit wederrechtelijk was en de verdachte heeft die kans geaccepteerd en dus voor lief genomen. Omdat hij daar geld voor heeft gevraagd en ook heeft ontvangen, namelijk een bedrag van € 1800, -, staat ook vast dat hij dat uit winstbejag heeft gedaan.