ECLI:NL:RBROT:2017:10304

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 december 2017
Publicatiedatum
11 januari 2018
Zaaknummer
C/10/508706 / HA ZA 16-836
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij hijswerkzaamheden en de aard van de overeenkomst tussen partijen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 december 2017 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, aangeduid als [eiseres], en Peinemann Kranen B.V., de gedaagde partij. De zaak betreft een ongeval dat plaatsvond tijdens hijswerkzaamheden aan de Brug Oude Rijn, waarbij een betonnen ligger viel en een werknemer van [eiseres] ernstig gewond raakte. De eiseres vorderde schadevergoeding van Peinemann, stellende dat er een overeenkomst tot aanneming van werk was gesloten, waardoor Peinemann aansprakelijk zou zijn voor de schade. Peinemann betwistte het bestaan van een dergelijke overeenkomst en voerde aan dat de werkzaamheden in regie waren uitgevoerd, wat zou betekenen dat de aansprakelijkheid niet bij hen lag. De rechtbank oordeelde dat de eiseres onvoldoende bewijs had geleverd voor het bestaan van een overeenkomst tot aanneming van werk. De rechtbank concludeerde dat de werkzaamheden in regie waren uitgevoerd en dat Peinemann niet aansprakelijk was voor de schade die [eiseres] had geleden. De vorderingen van [eiseres] werden afgewezen en zij werd veroordeeld in de proceskosten van Peinemann.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/508706 / HA ZA 16-836
Vonnis van 27 december 2017
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. R.J. Bakker te Naarden,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PEINEMANN KRANEN B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. R.W.J.M. te Pas te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Peinemann genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding d.d. 4 augustus 2016 met producties,
  • de conclusie van antwoord met producties,
  • de akte houdende wijziging van eis,
  • het tussenvonnis (per brief) van 7 december 2016
  • het proces-verbaal van comparitie van 10 april 2017 en de daarin vermelde processtukken,
  • de akte na comparitie van [eiseres] ,
  • de antwoordakte na comparitie van Peinemann met producties,
  • de akte uitlating producties van [eiseres] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] heeft als onderaannemer werkzaamheden verricht in het kader van het werk “Reconstructie Brug Oude Rijn in RW 44”. Deze werkzaamheden bestonden uit het betonwerk dat noodzakelijk was voor de verbreding van het viaduct en waren aan [eiseres] opgedragen door Mourik Groot-Ammers B.V. (verder: Mourik) , die op haar beurt werkzaam was in opdracht van BSB Staalbouw B.V. (verder: BSB).
2.2.
[eiseres] heeft het kraanverhuurbedrijf Schot (verder: Schot) ingeschakeld voor het hijsen van vier betonnen liggers.
2.3.
Op 23 en 24 juli 2015 heeft Peinemann in opdracht van BSB hijswerkzaamheden aan de brug over de Oude Rijn verricht. Daarbij heeft Peinemann onder meer gebruik gemaakt van een 700 tons kraan. Die kraan stond in de weg bij het hijsen van één van de vier betonnen liggers voor [eiseres] door Schot.
2.4.
In de avond van 24 juli 2015 heeft een uitvoerder van Mourik, de heer [uitvoerder Mourik] , uitvoerder van Peinemann, telefonisch verzocht een betonnen ligger te hijsen met behulp van de 700 tons kraan van Peinemann. De uitvoerder van Mourik vertelde daarbij dat het ging om een balk met een lengte van 22 meter die op consoles moest worden geplaatst.
2.5.
De onder 2.4 bedoelde hijswerkzaamheden zijn in de ochtend van 25 juli 2015 met behulp van de ter plaatse reeds aanwezige 700 tons kraan van Peinemann uitgevoerd door de machinist [machinist Peinemann] en de rigger [rigger Peinemann] , beiden werknemers van Peinemann. Bij de uitvoering van die hijswerkzaamheden waren tevens betrokken [uitvoerder eiseres] , uitvoerder van [eiseres] , [betontimmerman eiseres] , [betontimmerman eiseres] en [betontimmerman eiseres] , allen betontimmerman in dienst van of te werk gesteld door [eiseres] .
2.6.
Bij de uitvoering van de hijswerkzaamheden is de betonnen ligger op opstoppingen geplaatst, waarna de spanning van de last is afgehaald, met de bedoeling de stroppen van de kraan opnieuw te plaatsen en de ligger aan één zijde (de Den Haag kant) opnieuw te positioneren. Op het moment dat de machinist de stroppen opnieuw wilde inhijsen, is de ligger van de opstoppingen gestoten of gegleden, waarna deze enkele meters naar beneden is gevallen (verder: het ongeval). Daarbij is [betontimmerman eiseres] ernstig gewond geraakt en zijn onderdelen van het viaduct en delen van het onderliggende wegdek, alsmede een hoeveelheid materieel, beschadigd.
2.7.
De directe oorzaak van het ongeval is dat de last werd losgekoppeld terwijl deze nog niet stabiel op de opstoppingen lag.
2.8.
Naar aanleiding van het ongeval hebben arbeidsinspecteurs van de Inspectie SZW een onderzoek ingesteld en daarbij onder meer de onder 2.5 vermelde personen gehoord. De bevindingen van deze arbeidsinspecteurs zijn neergelegd in het (boete)rapport d.d. 8 juli 2016.
2.9.
Bijlage 4 van het (boete)rapport van de Inspectie SZW bevat de op 25 juli 2015 afgelegde verklaring van [rigger Peinemann] . Deze verklaring vermeldt – voor zover hier van belang – :
“[…]
Er was van te voren afgesproken dat het slachtoffer mijn aanspreekpunt zou zijn. Dat wist ik dus. Ik heb er dus voor gekozen om zoveel mogelijk in zijn buurt te staan. Hij gaf mij directe opdrachten, die ik dan weer doorzette aan [machinist Peinemann] , de machinist. Ik kon het slachtoffer goed horen en begrijpen.
[…]
Op enig moment lag de ligger op de beide stoppingen, […]
Het slachtoffer zei toen tegen mij dat ik de strop aan de Amsterdamse kant los kon maken. […]
[…]”
2.10.
Bijlage 5 van het (boete)rapport van de Inspectie SZW bevat de op 25 juli 2015 afgelegde verklaring van [uitvoerder eiseres] . Deze verklaring vermeldt – voor zover hier van belang – :
V=vraag inspecteurs
A=antwoord aan inspecteurs
[…]
V: Waar bestaat dit project uit als we het hebben over de plaatsing van de liggers?
A: Het hele werk bestaat voor ons uit het aanbrengen van vier liggers op vier verschillende
locaties. De ligger die nu werd geplaatst en waarbij zich het ongeval heeft voorgedaan was de laatste van de vier. De andere drie liggers zijn eerder gelegd. Die drie andere liggers zijn met een andere kraan van een andere firma, te weten Schot, gedaan.
[…]
V: Wilt u eens beschrijven waar het element, de ligger, uit bestaat?
A: […]
De afmetingen van het rubberen blokje waarop de ligger rust [zijn] 25x25 centimeter en 96 millimeter hoog/dik. […]
V: Door wie en hoe wordt de positie van de opstort en het te plaatsen rubberen blok bepaald?
A: […] De blokjes werden dus uiteindelijk neergelegd op een opstort van 25x35 centimeter. Hierdoor moest je de blokjes dus handmatig in het midden van de opstort neerleggen.
[…]
V: Wanneer worden deze gepositioneerd?
A: De blokjes worden gepositioneerd een vijftal minuten voordat de ligger wordt geplaatst. Dat positioneren doen de betontimmermannen dus zelf. Ze doen dat door het blok in het midden van de opstort te positioneren. Dit gebeurt zo laat als mogelijk. Dat is om te voorkomen dat de blokken zoek raken of in het water vallen.
[…]
V: Wiens idee was het om de ligger aan één kant te hijsen teneinde deze te positioneren op de juiste plaats?
A: Het was [betontimmerman eiseres] zijn idee om dit op deze wijze te doen. Een andere ligger, te weten de tweede ligger, hebben ze ook op die wijze gedaan. Dit was [betontimmerman eiseres] zijn vierde ligger. Hij was dus ervaren met het plaatsen van deze liggers.
[…]
V: Hoe en door wie werd besloten dat jullie gebruik konden maken van de telekraan van Peinemann?
A: Dit heeft Mourik, onze opdrachtgever, voor ons aangevraagd aan BSB Staalbouw, die de kraan hadden geregeld. Er werd afgesproken dat wij de kraan ook even mochten gebruiken voor het plaatsen van de ligger.
[…]”
2.11.
Bijlage 6 van het (boete)rapport van de Inspectie SZW bevat de op 27 juli 2015 afgelegde verklaring van [betontimmerman eiseres] . Deze verklaring vermeldt – voor zover hier van belang – :
V= vraag inspecteurs
A= antwoord aan inspecteurs
[…]
V: Wie positioneert de zwarte blokken onder de ligger en hoe is dat gegaan bij deze vierde ligger?
A: De blokken zijn door ons, slachtoffer, ik en een derde collega geplaatst. Dat hebben wij minuten voor het plaatsen van de ligger gedaan. Wij plaatsen deze in het midden van de opstort die op de console staat. […]
V: Welke instructies zijn er om de werkzaamheden, het plaatsen van de ligger op de rubberen blokken, op een veilige manier uit te voeren?
B:[…] Tegen mij is verteld wat ik moest doen bij het plaatsen van de eerste ligger. Mij is toen verteld dat je de ligger op zijn plek moet begeleiden en hoe dit het makkelijkst gaat. Ik moest hem naar de plek toe duwen en dit doorgeven aan degene die met een portofoon dit doorgeeft aan de kraanmachinist. Tussen door moest ik meten of hij op zijn plek lag. Als hij goed is dan pas laat de kraan in overleg met ons de ligger zakken. […]
[…]”
2.12.
Bijlage 8 van het (boete)rapport van de Inspectie SZW bevat de op 20 augustus 2015 door [betontimmerman eiseres] afgelegde verklaring. Deze verklaring vermeldt – voor zover hier van belang – :
V= vraag inspecteurs
A= antwoord aan inspecteurs
[…]
V: Was er een verschil met de eerdere liggers ten opzichte van het plaatsen van deze vierde ligger? Waarom?
A: […] Er is maar een manier om de liggers te leggen. De ligger wordt gepositioneerd enkele centimeter[s] boven de opstoppingen en dan meten we de maten of de ligger op maat hangt. Als deze dan goed hangt dan wordt de ligger op de opstopping geplaatst. En dan meten we nog een keer. Wij geven dan de maten door aan [uitvoerder eiseres] en dan zegt [hij] of de ligger goed ligt en dan wordt de spanning van het hijsgereedschap gehaald en losgekoppeld van de ligger. Hij is de eindverantwoordelijk voor alle werkzaamheden en beslist of het goed is of niet.
[…]
V: Op welke manier verliep de communicatie met de kraanmachinist? (Wie bepaalde of gaf de signalen/commando's aan de kraanmachinist wat er moest gebeuren aan hijsbewegingen om de steunligger te verplaatsen)
A: De rigger communiceerde door een portofoon met de kraanmachinist en vertelde wat hij moest doen. Ik en mijn collega's communiceerde met de rigger wat er moest gebeuren.
[…]”
2.13.
Bijlage 9 van het (boete)rapport van de Inspectie SZW bevat de op 24 september 2015 door [betontimmerman eiseres] afgelegde verklaring. Deze verklaring vermeldt – voor zover hier van belang – :
V= vraag inspecteurs
A= antwoord aan inspecteurs
[…]
V: Welke voorlichting is er gegeven over risico's die het werken, het hijsen/ plaatsen van de ligger
op rubberen blokken op uitstekende consoles op hoogte, met zich meebrengt?
A: Geen alleen dat hij op de rubberen blokken kwam te liggen en dat hij niet aanvullend zijdelings werd ondersteund door zandpotten. Dit had ik specifiek gevraagd aan Michael en hij [zei] dat ze het altijd zo deden.
[…]”
2.14.
Bijlage 10 van het (boete)rapport van de Inspectie SZW bevat de op 29 oktober 2015 afgelegde verklaring van [uitvoerder eiseres] . Deze verklaring vermeldt – voor zover hier van belang – :
V= vraag inspecteurs
A= antwoord aan inspecteurs
[…]
V:Gebleken is da de rubberen opstoppingen kleiner zijn uitgevoerd dan in eerste instantie. Is het verkleinen van deze rubberen blokken van invloed op de stabiliteit van de ligger. Wat kunt u hierover verklaren.
A: Dat weet ik wel zeker. De stabiliteit wordt hier slechter van.
[…]
V: Tijdens het positioneren van de betonligger op zaterdag 25 juli 2015 was er een heftige wind. Was u als uitvoerder bevoegd om de werkzaamheden te stoppen in verband met dit risico?
A: Ja maar toen wij begonnen met hijsen was er nog geen heftige wind. Ik heb tijdens het leggen van de ligger geen last gehad van de wind. De factor wind was voor ons tijdens het leggen geen risico meer. Ik was meer bang dat de rigger of machinist zouden zeggen dat ze zouden stoppen met hijsen.
[…]”
2.15.
Over de windkracht tijdens het uitvoeren van de hijswerkzaamheden vermeldt het (boete)rapport van de Inspectie SZW(blz. 10/11) – voor zover hier van belang – :
“Uit de gegevens van het KNMI, zie bijlagen 11, is gebleken dat in het uurvlak van 10:00 uur tot 11:00 uur op twee nabijgelegen weerstations, te weten 210 – Valkenburg en 215 – Voorschoten, windstoten zijn waargenomen met een maximale snelheid 260 en 270 (0,1 meter per seconde). Wat gelijk is aan windkracht/Bft 10. […] De uurgemiddelde windsnelheid aangegeven in 0,1 meter per seconde, was in uurvlak 11 op weerstation 210 – Valkenburg 170. Dit is gelijk aan windkracht/Bft 7 […] Op weerstation 215 – Voorschoten betrof de uurgemiddelde windsnelheid 150 (0,1 m/sec) wat staat voor een windkracht/Bft 7. […]”
2.16.
Op 23 oktober 2015 heeft [uitvoerder Mourik] van Peinemann een e-mail aan [eiseres] gezonden met de volgende tekst – voor zover hier van belang – :
“[…]
Het is al weer enige tijd geleden dat wij werkzaamheden hebben uitgevoerd voor de firma BSB staalbouw ten behoeve van het vervangen van de bruggen A44 te Leiden.
Wij hebben toen ook een betonligger geplaatst. Helaas heeft er tijdens deze werkzaamheden een tragisch ongeval plaatsgevonden, […].
Ik ben met BSB staalbouw in gesprek over de eindafrekening van de werkzaamheden, daar is ook ter spraken gekomen het plaatsen van de betonligger en de stilstand vanwege het onderzoek.
BSB heeft mij u gegevens gegeven omdat er gesteld wordt dat de afrekening van die werkzaamheden naar u gefactureerd dienen te worden.
De totale kostenpost voor ons is nu € 13.192,50
Ik zou graag van u vernemen hoe wij verder met deze kosten kunnen omgaan.”
Hierop is door [eiseres] bij e-mail van 27 oktober 2015 – voor zover hier van belang – geantwoord:
“[…]
Wij hebben kennis genomen van onderstaande mail.
Voor het hijswerk van een betonligger lijkt me deze kosten niet in verhouding staan. Stilstand begrijp ik maar ook dit staat niet in verhouding, het was immers windkracht 10!
Alvorens er kosten naar ons worden doorbelast lijkt het ons wijs eerst het onderzoek af te wachten, dit voorkomt wellicht onnodige discussie.
[…]”
2.17.
Op 15 december 2015 heeft Peinemann een factuur naar [eiseres] gezonden voor het bedrag van € 13.192,50 exclusief BTW (€ 15.962,93 incl. BTW). Op deze factuur is als factureringswijze vermeld
“Vaste prijs”en als omschrijving
“HIERBIJ BELASTEN WIJ U VOOR UITGEVOERDE WERKZAAMHEDEN TBV A44”.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert na wijziging eis samengevat - :
I. te verklaren voor recht dat Peinemann aansprakelijk is voor de door [eiseres] ten gevolge van de tekortkoming van Peinemann geleden schade;
II. Peinemann te veroordelen tot betaling van een bedrag aan schadevergoeding op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met wettelijke handelsrente ex art. 6:119a BW, althans art. 6:119 BW over dit bedrag vanaf 19 november 2015, althans vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van volledige voldoening;
III. Peinemann te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten tot een beloop van ten minste € 2.287 en voor het overige PM;
IV. Peinemann te veroordelen in de kosten van dit geding, de kosten van conservatoire beslaglegging daaronder begrepen, te vermeerderen met de nakosten, één en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en bij gebreke daarvan te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
Hierbij is door [eiseres] vermeld dat zij in deze procedure vooralsnog geen regres op Peinemann ten aanzien van een mogelijke letselschadeclaim van [betontimmerman eiseres] vordert.
3.2.
Peinemann voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Vooropgesteld dient te worden dat het uitgangspunt in het Nederlands vermogensrecht is dat ieder zijn eigen schade draagt. Van dit uitgangspunt wordt afgeweken indien er een rechtsgrond bestaat om deze schade op een ander af te wentelen, met andere woorden: indien een ander voor deze schade aansprakelijk is.
4.2.
[eiseres] baseert de aansprakelijkheid van Peinemann voor de schade die zij door het ongeval lijdt op art. 6:74 BW. Zij stelt daartoe dat tussen partijen mondeling een overeenkomst tot aanneming van werk is gesloten die voor Peinemann de resultaatsverbintenis inhield om de betonnen ligger in de ochtend van 15 juli 2015 op de juiste locatie in het werk te hijsen en te plaatsen en dat Peinemann in de nakoming van die verplichting is tekortgeschoten. Peinemann betwist dat partijen een overeenkomst hebben gesloten, althans dat partijen een overeenkomst tot aanneming van werk hebben gesloten of een overeenkomst waarbij Peinemann een resultaatsverbintenis op zich heeft genomen. Zij voert daartoe aan dat de uitvoerder van Mourik die haar benaderde niet heeft vermeld dat de werkzaamheden in opdracht van [eiseres] zouden worden verricht en dat voor zover er een overeenkomst tot stand is gekomen die overeenkomst strekte tot het uitvoeren van werkzaamheden in regie.
4.3.
Uit de door Peinemann als productie 5 overgelegde specificatie van het factuurbedrag blijkt dat de op 15 december 2015 aan [eiseres] toegezonden factuur onder meer de kosten voor de uitvoering van de werkzaamheden op 25 juli 2015 betreft. Dat voor de verplichting van [eiseres] tot betaling daarvan een andere rechtsgrond bestaat dan een overeenkomst tussen partijen is niet door Peinemann aangevoerd. Daarom volgt uit die facturering dat Peinemann op dat moment kennelijk had aanvaard dat de uitvoerder van Mourik de opdracht tot het uitvoeren van de bewusten werkzaamheden namens [eiseres] heeft verstrekt. Dat wordt niet anders indien de uitvoerder van Mourik dat, zoals Peinemann aanvoert, ten tijde van het geven van de opdracht niet heeft vermeld. Het bestaan van een overeenkomst tussen partijen staat daarom als onvoldoende gemotiveerd betwist tussen partijen vast.
4.4.
Tussen partijen is niet in geschil dat voor het uitvoeren van hijswerkzaamheden hetzij een overeenkomst tot aanneming van werk hetzij een overeenkomst tot werken in regie pleegt te worden gesloten en dat werken in regie inhoudt dat de opdrachtgever een hijskraan met bedienend personeel inleent.
4.5.
Peinemann heeft onder verwijzing naar de door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid geaccordeerde Arbocatalogus van de Vereniging Verticaal Transport aangevoerd dat het de normale praktijk is dat de inlenende opdrachtgever rechtstreeks uitvoerende opdrachten aan de machinist geeft en de inlenende opdrachtgever verantwoordelijk is voor een veilige werkopdracht en –instructies. [eiseres] heeft dat niet met feiten bestreden. Voorts is kenmerkend voor inlening is dat de ingeleende werknemer onder toezicht of leiding van de inlenende opdrachtgever staat, zodat de kennis van die werknemer en het gebruik daarvan aan de inlenende opdrachtgever dient te worden toegerekend. [eiseres] kan daarom niet worden gevolgd in haar stelling dat vanwege de specialistische kennis van de machinist alle veiligheidsverplichtingen met betrekking tot het hijswerk, vanaf de aanvaarding van de opdracht tot het loskoppelen en vrijgeven van de last ook bij werken in regie bij het Peinemann liggen.
4.6.
Bij werken in regie is ook geen sprake van een door Peinemann op zich genomen verplichting tot het leveren van een bepaald resultaat. Haar verplichting jegens [eiseres] beperkt zich tot het ter beschikking stellen van de verlangde kraan en een geschikte machinist en rigger. Niet gesteld is dat Peinemann in de nakoming van die verplichting is tekortgeschoten. Dat het, zoals [eiseres] stelt, voor de meldplicht van de machinist ter zake een onveilige werksituatie niet uitmaakt of er sprake is van regie of aanneming van werk kan haar niet baten. Immers, vast staat dat de directe oorzaak van het ongeval is dat de last werd losgekoppeld terwijl deze nog niet stabiel op de opstoppingen lag en [eiseres] heeft geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit volgt dat die niet stabiele ligging voor de machinist kenbaar was of behoorde te zijn toen de last werd losgekoppeld.
4.7.
Uit het vorenstaande volgt dat Peinemann slechts op grond van tekortkoming in de nakoming van een op haar rustende verbintenis jegens [eiseres] aansprakelijk is voor de schade die [eiseres] door het ongeval lijdt indien de overeenkomst tussen partijen een overeenkomst tot aanneming van werk was. Aanneming van werk is de overeenkomst waarbij de ene partij (de aannemer) zich jegens de andere partij (de opdrachtgever) verbindt om buiten dienstbetrekking een werk van stoffelijke aard tot stand te brengen en op te leveren, tegen een door de opdrachtgever te betalen prijs. Op [eiseres] als de partij die zich op het bestaan van een overeenkomst tot aanneming van werk beroept rust de plicht om voldoende feiten te stellen waaruit volgt dat de overeenkomst tussen partijen die elementen bevat en die feiten zonodig te bewijzen.
4.8.
Vast staat dat de overeenkomst tussen partijen mondeling tot stand is gekomen. Bij de uitleg van een (mondelinge) overeenkomst komt het daarom aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
4.9.
Omtrent hetgeen door partijen bij het sluiten van de overeenkomst is verklaard, heeft [eiseres] niets gesteld. Als door Peinemann gesteld en door haar niet bestreden staat daaromtrent alleen vast dat Peinemann telefonisch is verzocht een betonnen ligger te hijsen met behulp van de 700 tons kraan van Peinemann en dat daarbij is verteld dat het ging om een balk met een lengte van 22 meter die op de consoles moest worden geplaatst. Dit kan zowel op aanneming van werk als op het werken in regie duiden. Hetzelfde geldt voor de vermelding “Hierbij belasten wij u voor uitgevoerde werkzaamheden tbv A44” op de door Peinemann aan [eiseres] toegezonden factuur, zodat het beroep daarop [eiseres] niet kan baten.
4.10.
[eiseres] stelt dat het werk door Peinemann is uitgevoerd tegen een vaste prijs hetgeen het bestaan van een regieopdracht uitsluit en beroept zich daartoe op de vermelding “vaste prijs” op de door haar van Peinemann ontvangen factuur van 15 december 2015. Peinemann betwist dat zij daarmee een aanneemsom of vaste prijs voor het uitgevoerde werk aan [eiseres] in rekening heeft gebracht en voert aan dat het factuurbedrag hoofdzakelijk kosten van stilstand betreft die zijn ontstaan na het ongeval en dat de notie vaste prijs daar vandaan kwam. Daarmee en met haar verwijzing naar haar e-mail aan [eiseres] van 23 oktober 2015, waarin het factuurbedrag is vermeld en ook is vermeld dat het onder meer de afrekening van de stilstand vanwege het onderzoek betrof, en de door haar als productie 5 overgelegde specificatie van het factuurbedrag heeft Peinemann voldoende gemotiveerd betwist dat het werk door haar tegen een vaste prijs is uitgevoerd. Die stelling van [eiseres] kan daarom niet op grond van alleen de vermelding ‘vaste prijs’ op de factuur worden vastgesteld. Bijkomende feiten die daar wel toe zouden kunnen leiden, heeft [eiseres] niet gesteld. Evenmin heeft [eiseres] andere feiten gesteld waaruit zou kunnen worden afgeleid dat Peinemann verantwoordelijkheid heeft aanvaard voor het plaatsen van de betonligger op de juiste positie in het werk en de oplevering daarvan.
4.11.
Uit het vorenstaande volgt dat [eiseres] haar stelling dat partijen een overeenkomst tot aanneming van werk hebben gesloten tegenover de gemotiveerde betwisting van Peinemann onvoldoende feitelijk heeft onderbouwd. Dit betekent dat de gestelde overeenkomst tot aanneming van werk niet komt vast te staan en dat niet behoeft te worden ingegaan op hetgeen Peinemann ter betwisting daarvan - onder verwijzing naar de door [rigger Peinemann] , [uitvoerder eiseres] , [betontimmerman eiseres] , [betontimmerman eiseres] en [betontimmerman eiseres] tegenover de arbeidsinspecteurs van de Inspectie SZW afgelegde verklaringen - heeft aangevoerd.
4.12.
Het vorenstaande leidt tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] . [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Peinemann worden begroot op:
  • griffierecht € 619,00
  • salaris advocaat
totaal € 2.854,00
Deze proceskostenveroordeling zal overeenkomstig de daartoe strekkende vordering van Peinemann uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

5.De beslissing

De rechtbank
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van Peinemann tot op heden begroot op € 2.854,00;
verklaart dit vonnis ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. van den Bergh en in het openbaar uitgesproken op 27 december 2017.
2515/2504