11.Beslissing
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder parketnummers 10/681225-16, 10/067385-17 onder 1, 2 en 3 en 10/682190-17 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] , te betalen een bedrag van
€ 544,11 (zegge: vijfhonderdvierenveertig euro en elf cent),bestaande uit materiële schade;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 544,11(hoofdsom,
zegge: vijfhonderdvierenveertig euro en elf cent); beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 544,11 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
10 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verlengt de proeftijdvan de bij vonnis van 24 maart 2016 van de rechtbank Rotterdam, meervoudige strafkamer (parketnr. 10/680762-15), opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf met
1 jaar;
wijzigt de bij voormeld vonnis gestelde voorwaarden, zodat die thans komen te luiden:
- de veroordeelde zal zich voor het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van Het Dok, De Waag, Bouman GGZ of een soortgelijke instelling, zolang als de reclassering noodzakelijk vindt, teneinde zijn copingvaardigheden uit te breiden, het leren bespreekbaar maken van problemen en zodoende op een andere en meer adequate wij ze met emoties en spanningen leren om te gaan, alsmede een behandeling gericht op zijn alcoholgebruik;
3. de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd inspannen om te beschikken over nuttige dagbesteding, of hier actief naar te zoeken, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
4. de veroordeelde zal zich voor behandeling van zijn verslavingsproblematiek klinisch laten opnemen in een FPA of FPK, althans een soortgelijke instelling, en zal zich houden aan de aanwijzingen die door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling worden gegeven, voor een periode van maximaal zes maanden vanaf het moment dat de veroordeelde een plek, die de reclassering hem zal toewijzen, in de kliniek heeft;
5. de veroordeelde zal, indien de reclassering dit noodzakelijk acht, aansluitend aan de klinische opname verblijven in een instelling voor begeleid wonen/maatschappelijke opvang, of een soortgelijke instelling, en zal zich houden aan de aanwijzingen die door of namens de directeur van die instelling worden gegeven;
6. de veroordeelde zal meewerken aan urinecontroles, zo vaak en zolang als de reclassering noodzakelijk acht;
7. veroordeelde zal meewerken aan neuropsychologisch onderzoek of soortgelijke
onderzoeken die onder andere inzicht geven in zijn verstandelijke vermogens en copingsvaardigheden.
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging voor het overige.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. F.W.H. van den Emster, voorzitter,
en mrs. R.M. van Vuure en L. Amperse, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Aagaard, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 december 2017.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer 10/681225-16
hij
op of omstreeks 19 september 2016 te Alblasserdam, althans in Nederland
[naam slachtoffer 3] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam slachtoffer 3] dreigend de
woorden toegevoegd: "dan ga je er nu achter komen, dan schiet ik een kogel in
je kop", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Parketnummer 10/067385-17
1.
hij op of omstreeks 2 april 2017 te Dordrecht als bestuurder van een
motorrijtuig, (personenauto), dit motorrijtuig heeft bestuurd, na zodanig
gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij
een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de
Wegenverkeerswet 1994, 830 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram,
alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
art 8 lid 2 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994
2.
hij op of omstreeks 2 april 2017 te Dordrecht als bestuurder van een
motorrijtuig (personenauto) betrokken bij een verkeersongeval of door wiens
gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op de [plaats delict] , de plaats
van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist of
redelijkerwijs moest vermoeden aan een ander (te weten [naam slachtoffer 1] ) letsel
en/of schade was toegebracht;
art 7 lid 1 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994
hij op of omstreeks 2 april 2017 te Dordrecht
opzettelijk een ambtenaar, te weten [naam slachtoffer 4] , (brigadier van politie
Eenheid Rotterdam), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van
zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid,
mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: “jullie
kankerlijers” en/of “jij bent een kankerlijer” en/of “kanker lul” en/of “lul”
en/of “conjo bo mama” (in het Nederlands betekenend: “kut van je moeder”)
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
art 267 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Parketnummer 10/682190-17
hij op of omstreeks 30 september 2017 te Dordrecht
[naam slachtoffer 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door een mes in de richting van die [naam slachtoffer 2] te houden en/of te tonen, althans
zichtbaar aanwezig te hebben en/of hierbij de volgende woorden toe te
voegen: "Je bent van mij" en/of "ik ga jullie vermoorden", althans woorden van
gelijke dreigende aard en/of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht