ECLI:NL:RBROT:2017:10300

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 december 2017
Publicatiedatum
11 januari 2018
Zaaknummer
10/681225-16, 10/067385-17 en 10/682190-17 / TUL VV: 10/680762-15
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor rijden onder invloed, verlaten plaats ongeval, belediging politieagent en bedreiging tot gevangenisstraf

Op 18 december 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die onder invloed van alcohol een auto bestuurde en betrokken was bij een aanrijding. De verdachte, geboren te [geboorteplaats verdachte], was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 2 april 2017 te Dordrecht met een alcoholgehalte van 830 microgram per liter uitgeademde lucht een motorrijtuig bestuurde. Hij heeft na een aanrijding de plaats van het ongeval verlaten, terwijl hij redelijkerwijs moest vermoeden dat hij schade had veroorzaakt. Daarnaast heeft de verdachte een politieagent beledigd en een bekende bedreigd met een mes. De officier van justitie heeft vrijspraak geëist voor een van de tenlastegelegde feiten, maar de rechtbank heeft de verdachte voor alle feiten schuldig bevonden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden en heeft de proeftijd van een eerdere voorwaardelijke veroordeling verlengd. Tevens zijn bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een klinische behandeling voor zijn alcoholproblematiek. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen, die materiële schade heeft geleden door de gedragingen van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummers: 10/681225-16, 10/067385-17 en 10/682190-17
Parketnummer vordering TUL VV: 10/680762-15
Datum uitspraak: 18 december 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie De Schie.
raadsvrouw mr. E.A. Blok, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
31 oktober 2017 (zulks op de voet van artikel 377, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering) en van 4 december 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. O.M. van Driel heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder parketnummer 10/067385-17 onder 2 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder parketnummers 10/681225-16, 10/067385-17 onder 1 en 3 en 10/682190-17 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 136 dagen met aftrek van voorarrest;
  • wijziging van de voorwaarden die zijn gesteld bij vonnis van 24 maart 2016 van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken (parketnummer 10/680762-15), in die zin dat als bijzondere voorwaarde wordt toegevoegd het volgen van een klinische behandeling, met bevel tot dadelijk uitvoerbaarverklaring van die voorwaarde, en verlenging van de proeftijd met 2 jaar van het bij voornoemd vonnis voorwaardelijk opgelegde strafdeel.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Ten aanzien van de parketnummers 10/681225-16 en 10/067385-17 onder 3
Het onder parketnummers 10/681225-16 en 10/067385-17 onder 3 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering
Ten aanzien van parketnummer 10/067385-17 onder 1 en 2
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht op basis van het dossier wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 2 april 2017 onder invloed van alcohol zijn auto heeft bestuurd. Hij acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte wist, dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat hij gedurende die rit schade aan een andere auto heeft toegebracht.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde.
4.2.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak van beide feiten bepleit. Aangevoerd is dat het niet de verdachte is geweest die zijn auto op 2 april 2017 heeft bestuurd. Een bekende van hem bestuurde de auto en de verdachte was de bijrijder. Onder bedreiging van de bestuurder moest de verdachte plaats nemen achter het stuur, waarna de politie hem heeft aangehouden. De verdachte heeft niet gemerkt dat er een ongeval heeft plaatsgevonden en had bovendien geen schade aan zijn eigen auto.
4.2.3.
Beoordeling
De aangever [naam slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij in de tuin stond en een bonk hoorde. Toen hij in de richting van het geluid keek, zag hij dat zijn auto, die voor de tuin was geparkeerd, heen en weer ging, dat er een zwarte Renault Megane bij zijn auto vandaan reed en dat de Megane dertig meter verderop werd geparkeerd. Hij is naar de Megane toegelopen en heeft tegen de bestuurder gezegd dat hij tegen zijn auto was gebotst. Hij rook een alcohol lucht bij de bestuurder en heeft vervolgens de politie gebeld. De aangever heeft verder verklaard dat hij op een afstand is blijven staan totdat de politie kwam, die de man een blaastest afnam en daarna meenam.
Uit deze verklaring blijkt dat de aangever direct na het ongeval naar de Megane is gelopen, dat hij maar een korte afstand naar de Megane hoefde af te leggen en dat degene die hij toen als bestuurder heeft aangesproken dezelfde persoon was als degene die door de politie is aangehouden. Die persoon was de verdachte. De aangever heeft niets verklaard over andere personen die in deze korte tijdspanne in of uit de Megane zouden zijn gestapt.
Ook overigens bevat het dossier geen aanknopingspunten die het verweer van de verdachte, dat een andere persoon de bestuurder is geweest, ondersteunen.
Daarbij komt dat de verdachte dit verweer pas op het allerlaatste moment, tijdens de inhoudelijke behandeling van zijn zaak ter terechtzitting, naar voren heeft gebracht, terwijl hij eerder bij de politie heeft bekend dat hij onder invloed van alcohol is gaan rijden en ook zijn redenen daarvoor heeft genoemd.
Gezien het vorenstaande acht de rechtbank de verklaring van de verdachte niet aannemelijk.
Het verweer wordt verworpen en de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde rijden onder invloed.
Anders dan de officier van justitie en de raadsvrouw acht de rechtbank het onder 2 ten laste gelegde (het doorrijden na een aanrijding) eveneens wettig en overtuigend bewezen.
Uit de verklaring van de getuige [naam slachtoffer 1] blijkt dat hij een bonk hoorde en zijn auto heen en weer zag gaan. In het dossier bevinden zich foto’s van de schade aan de auto van de getuige. Er is een flinke zwarte veeg op de bumper van de auto waar te nemen.
Op basis hiervan concludeert de rechtbank dat er een aanrijding heeft plaatsgevonden en dat die aanrijding dusdanig hard is geweest dat de verdachte, als bestuurder van de auto die de aanrijding veroorzaakte, op dat moment redelijkerwijs moest vermoeden dat hij met zijn auto schade aan de auto van de aangever had toegebracht. Desondanks is de verdachte doorgereden.
Mogelijk heeft de verdachte niets van het ongeval gemerkt vanwege de grote hoeveelheid alcohol die hij op had. Dit komt uiteraard voor zijn rekening en risico en doet niet af aan het verwijt dat hem kan worden gemaakt. Ook de omstandigheid dat de verdachte aan zijn eigen auto geen schade had na de aanrijding doet daar niet aan af.
4.2.4.
Conclusie
Het onder parketnummer 10/067385-17 onder 1 en 2 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van parketnummer 10/682190-17
4.2.5.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verklaringen van de aangeefster [naam slachtoffer 2] en de getuige [naam getuige] onbetrouwbaar zijn en daarom niet voor het bewijs kunnen worden gebezigd. De verdachte heeft ontkend dat hij de aangeefster heeft bedreigd. Hij is juist degene geweest die is mishandeld door de aangeefster. De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit.
4.2.6.
Beoordeling
De verklaringen van de aangeefster [naam slachtoffer 2] en de getuige [naam getuige] wijken in hun eerste verhoor enigszins van elkaar af wat betreft de verbale bedreigingen die de verdachte zou hebben geuit. De aangeefster heeft verklaard dat de verdachte riep “jij bent van mij” en de getuige heeft aanvankelijk alleen verklaard dat hij riep “ik ga jullie vermoorden”.
In het tweede verhoor bij de politie heeft de getuige echter ook verklaard dat de verdachte “jij bent van mij” naar de aangeefster heeft geroepen. Daarbij komt dat de eerste verklaringen van de aangeefster en de getuige op andere essentiële punten overeenkomen. Zo hebben beiden verklaard dat de verdachte uit zijn auto stapte en direct op hen af kwam lopen en dat hij in zijn rechter hand een mes vast had met een oranje kleurig handvat. Deze verklaringen worden ondersteund door het feit dat de politie een paar uur later een mes met een oranje kleurig handvat in de auto van de verdachte heeft aangetroffen.
Gezien het vorenstaande ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangeefster [naam slachtoffer 2] en de getuige [naam getuige] .
Uit de foto’s die zich in dossier bevinden blijkt dat de verdachte op enig moment bij of na de confrontatie met de aangeefster en de getuige gewond moet zijn geraakt. Hoewel noch de aangeefster noch de getuige daarover verklaren, doet ook dit gegeven niet af aan de betrouwbaarheid van hun verklaringen voor wat betreft de bedreiging door de verdachte,
Het verweer wordt verworpen.
4.2.7.
Conclusie
Het onder parketnummer 10/682190-17 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummers 10/067385-17 onder 1 en 2 en 10/682190-17 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummers 10/681225-16 en 10/067385-17 onder 3 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
Parketnummer 10/681225-16
hij op 19 september 2016 te Alblasserdam [naam slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd: "dan ga je er nu achter komen, dan schiet ik een kogel in je kop";
Parketnummer 10/067385-17
1.
hij op 2 april 2017 te Dordrecht als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), dit motorrijtuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 830 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
2.
hij op 2 april 2017 te Dordrecht als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op de [plaats delict] , de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij redelijkerwijs moest vermoeden aan een ander (te weten [naam slachtoffer 1] ) schade was toegebracht;
3.
hij op 2 april 2017 te Dordrecht opzettelijk een ambtenaar, te weten [naam verbalisant] , (brigadier van politie Eenheid Rotterdam), gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: “jullie kankerlijers” en “jij bent een kankerlijer” en “kanker lul” en “lul” en “conjo bo mama” (in het Nederlands betekenend: “kut van je moeder”);
Parketnummer 10/682190-17
hij op 30 september 2017 te Dordrecht [naam slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door een mes in de richting van die [naam slachtoffer 2] te houden en te tonen en hierbij de volgende woorden toe te voegen: "Je bent van mij" en "ik ga jullie vermoorden".
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer 10/681225-16
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Parketnummer 10/067385-17

1.

overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994;

2.

overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;

3.

eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;

Parketnummer 10/682190-17
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf & vordering tenuitvoerlegging

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zijn voormalige partner verbaal en een bekende van hem met een mes bedreigd. Door zijn handelen heeft hij hen angstige momenten bezorgd. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
De verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan het rijden onder invloed. Hij had bijna vier maal de wettelijk maximaal toegestane hoeveelheid alcohol gedronken en is desondanks in zijn auto gaan rijden. Daarbij is hij tegen een geparkeerd staande auto aangereden en direct doorgereden.
De verdachte heeft medeweggebruikers in gevaar gebracht door te rijden met te veel alcohol op. Het is algemeen bekend dat de concentratie, de waarneming en het reactievermogen door het gebruik van alcohol negatief worden beïnvloed. Gezien de hoeveelheid die de verdachte had genuttigd mag hij van geluk spreken dat er geen ongelukken met personen zijn gebeurd en dat het bij materiële schade is gebleven.
Nadat de verdachte voor deze feiten door de politie was aangehouden, heeft hij één van de politieambtenaren uitgescholden. De verdachte heeft hiermee een inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit van deze politieambtenaar, die gewoon zijn werk deed.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
16 november 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten en bovendien ten tijde van de onderhavige strafbare feiten nog in een proeftijd liep.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
Psycholoog drs. T. ‘t Hoen heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd
25 oktober 2017. Dit rapport houdt het volgende in.
Er is bij de verdachte sprake van een ziekelijke stoornis in de vorm van een aanpassingsstoornis met een gemengde stoornis van emoties en gedrag, een stoornis in het gebruik van alcohol (matig) en cannabis (licht). Daarnaast is er sprake van ontwijkende en afhankelijke trekken in de persoonlijkheid. De copingvaardigheden van de verdachte schieten tekort, hij voelt zich al snel machteloos bij oplopende stress en het risico op agressieve impulsdoorbraken neemt dan toe. Hij heeft een gebrekkig inzicht in zijn problematiek, in het risico op gewelddadig gedrag en ten aanzien van de noodzaak voor behandeling.
Er zijn op dit moment nauwelijks beschermende factoren in het leven van de verdachte. Er zijn veel psychosociale problemen, zoals zijn echtscheiding en het niet zien van zijn kinderen, die een te hoge draaglast vormen voor de verdachte. Voorts is er veel instabiliteit (affectief, gedragsmatig en cognitief) en ambulante behandeling heeft volstrekt onvoldoende effect gesorteerd. Het recidiverisico wordt hoog ingeschat.
Geadviseerd wordt een klinische behandeling in een forensische setting (FPA/FPK). Tijdens de klinische behandeling is er voldoende tijd en gelegenheid om nader diagnostisch onderzoek bij de verdachte te verrichten, het huidige toestandsbeeld van de verdachte goed in beeld te krijgen en vervolgens adequaat te behandelen en daarmee te zorgen voor meer rust en stabiliteit.
De reclasseringswerker V. de Noord, werkzaam bij Reclassering Nederland, heeft eveneens een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 15 november 2017. De bevindingen en conclusies in dit rapport zijn gelijkluidend aan die uit het rapport van de psycholoog.
Voornoemde deskundigen hebben ter terechtzitting hun advies nader toegelicht. Ter terechtzitting is ook als deskundige gehoord L.A.M. Fonville, werkzaam bij het Dok en de huidige (ambulante) behandelaar van de verdachte.
Alle drie deskundigen hebben verklaard dat zij niet het gevoel hebben dat zij grip hebben op de verdachte. Hij laat niet het achterste van zijn tong laat zien, vertelt vaak vreemde en onsamenhangende verhalen en spiegelt zaken rooskleuriger voor dan zij daadwerkelijk zijn. De deskundigen vinden dat zij onvoldoende beeld hebben van de problematiek die bij de verdachte speelt. De ambulante behandeling die hij tot dusver heeft gekregen is niet voldoende gebleken en heeft hem niet verder geholpen. De deskundigen zijn van mening dat de verdachte gebaat is bij een klinische behandeling, zodat hij over een langere, aaneengesloten periode intensief kan worden geobserveerd, waardoor zijn problematiek goed in kaart kan worden gebracht en de juiste behandeling kan worden gegeven.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de hoeveelheid en ernst van de feiten is het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd en komt op grond daarvan tot een lagere strafoplegging dan de officier van justitie heeft geëist.
Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden wordt op zijn plaats geacht.
De rechtbank neemt de bevindingen en conclusies van de drie deskundigen over. Uit de rapportages en de verklaringen van de deskundigen ter terechtzitting blijkt dat ambulante behandeling de verdachte niet heeft geholpen om zijn leven weer op de rails te krijgen. De rechtbank zal daarom bepalen dat de veroordeelde zich klinisch moet laten behandelen, zodat hij goed kan worden gediagnosticeerd, de juiste behandeling zal krijgen en van daaruit een nieuwe start kan maken.
De rechtbank ziet geen ruimte om een deel van voormelde gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen en daar de klinische opname als bijzondere voorwaarde aan te verbinden.
De verdachte loopt nog in een proeftijd van de bij vonnis van 24 maart 2016 van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Rotterdam opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 137 dagen, waaraan bijzondere voorwaarden zijn gekoppeld. De officier van justitie heeft aanvankelijk een vordering tot tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijke straf ingediend, omdat de onderhavige feiten zijn gepleegd in de proeftijd en de verdachte dus de algemene voorwaarde, zich onthouden van het plegen van strafbare feiten, heeft overtreden.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie zijn vordering gewijzigd. Hij heeft verzocht de bijzondere voorwaarden van voornoemd vonnis te wijzigen in die zin dat als extra bijzondere voorwaarde wordt gesteld de klinische opname. De rechtbank zal de gewijzigde vordering toewijzen en aan de voorwaarden van het vonnis van 24 maart 2016 de in het reclasseringsrapport van 15 november 2017 genoemde voorwaarden, waaronder de klinische opname, toevoegen. Ook de andere door de deskundigen noodzakelijk geachte aanvullende bijzondere voorwaarden zullen worden toegevoegd. De proeftijd zal worden verlengd met 1 jaar.
Hoewel de rechtbank het in het belang van de verdachte acht dat zijn klinische behandeling zo snel mogelijk zal aanvangen, zal het door de officier van justitie gevorderde bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid van de nieuw op te leggen bijzondere voorwaarden en het reclasseringstoezicht niet worden gegeven. De wet biedt daarvoor immers geen mogelijkheid in het geval van wijziging van de bijzondere voorwaarden op grond van artikel 14f van het Wetboek van Strafrecht.

8.Vordering benadeelde partij/schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich ter zake van het onder parketnummer 10/067385-17 onder 2 in het geding gevoegd [naam benadeelde] , wonende te Dordrecht.
De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 544,11 aan materiële schade.
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder parketnummer 10/067385-17 onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks (materiële) schade is toegebracht, de vordering genoegzaam is onderbouwd en bovendien niet inhoudelijk door de verdediging is betwist, zal deze worden toegewezen.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 57, 267 en 285 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 7, 8 en 176 van de wegenverkeerswet 1994.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder parketnummers 10/681225-16, 10/067385-17 onder 1, 2 en 3 en 10/682190-17 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] , te betalen een bedrag van
€ 544,11 (zegge: vijfhonderdvierenveertig euro en elf cent),bestaande uit materiële schade;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 544,11(hoofdsom,
zegge: vijfhonderdvierenveertig euro en elf cent); beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 544,11 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
10 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verlengt de proeftijdvan de bij vonnis van 24 maart 2016 van de rechtbank Rotterdam, meervoudige strafkamer (parketnr. 10/680762-15), opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf met
1 jaar;
wijzigt de bij voormeld vonnis gestelde voorwaarden, zodat die thans komen te luiden:
algemene voorwaarden:
- de veroordeelde zal zich voor het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van Het Dok, De Waag, Bouman GGZ of een soortgelijke instelling, zolang als de reclassering noodzakelijk vindt, teneinde zijn copingvaardigheden uit te breiden, het leren bespreekbaar maken van problemen en zodoende op een andere en meer adequate wij ze met emoties en spanningen leren om te gaan, alsmede een behandeling gericht op zijn alcoholgebruik;
3. de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd inspannen om te beschikken over nuttige dagbesteding, of hier actief naar te zoeken, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;

4. de veroordeelde zal zich voor behandeling van zijn verslavingsproblematiek klinisch laten opnemen in een FPA of FPK, althans een soortgelijke instelling, en zal zich houden aan de aanwijzingen die door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling worden gegeven, voor een periode van maximaal zes maanden vanaf het moment dat de veroordeelde een plek, die de reclassering hem zal toewijzen, in de kliniek heeft;

5. de veroordeelde zal, indien de reclassering dit noodzakelijk acht, aansluitend aan de klinische opname verblijven in een instelling voor begeleid wonen/maatschappelijke opvang, of een soortgelijke instelling, en zal zich houden aan de aanwijzingen die door of namens de directeur van die instelling worden gegeven;

6. de veroordeelde zal meewerken aan urinecontroles, zo vaak en zolang als de reclassering noodzakelijk acht;

7. veroordeelde zal meewerken aan neuropsychologisch onderzoek of soortgelijke

onderzoeken die onder andere inzicht geven in zijn verstandelijke vermogens en copingsvaardigheden.

geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging voor het overige.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. F.W.H. van den Emster, voorzitter,
en mrs. R.M. van Vuure en L. Amperse, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Aagaard, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 december 2017.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlasteleggingen
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer 10/681225-16
hij
op of omstreeks 19 september 2016 te Alblasserdam, althans in Nederland
[naam slachtoffer 3] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam slachtoffer 3] dreigend de
woorden toegevoegd: "dan ga je er nu achter komen, dan schiet ik een kogel in
je kop", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Parketnummer 10/067385-17
1.
hij op of omstreeks 2 april 2017 te Dordrecht als bestuurder van een
motorrijtuig, (personenauto), dit motorrijtuig heeft bestuurd, na zodanig
gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij
een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de
Wegenverkeerswet 1994, 830 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram,
alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
art 8 lid 2 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994
2.
hij op of omstreeks 2 april 2017 te Dordrecht als bestuurder van een
motorrijtuig (personenauto) betrokken bij een verkeersongeval of door wiens
gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op de [plaats delict] , de plaats
van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist of
redelijkerwijs moest vermoeden aan een ander (te weten [naam slachtoffer 1] ) letsel
en/of schade was toegebracht;
art 7 lid 1 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994
3.
hij op of omstreeks 2 april 2017 te Dordrecht
opzettelijk een ambtenaar, te weten [naam slachtoffer 4] , (brigadier van politie
Eenheid Rotterdam), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van
zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid,
mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: “jullie
kankerlijers” en/of “jij bent een kankerlijer” en/of “kanker lul” en/of “lul”
en/of “conjo bo mama” (in het Nederlands betekenend: “kut van je moeder”)
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
art 267 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Parketnummer 10/682190-17
hij op of omstreeks 30 september 2017 te Dordrecht
[naam slachtoffer 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door een mes in de richting van die [naam slachtoffer 2] te houden en/of te tonen, althans
zichtbaar aanwezig te hebben en/of hierbij de volgende woorden toe te
voegen: "Je bent van mij" en/of "ik ga jullie vermoorden", althans woorden van
gelijke dreigende aard en/of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht