ECLI:NL:RBROT:2017:1030

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 januari 2017
Publicatiedatum
9 februari 2017
Zaaknummer
10/811325-16 TUL 10/258709-14
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met inbraak in woning met gebruik van braak

Op 20 januari 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die ten laste was gelegd dat hij op 18 oktober 2016 te [plaats 2] met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening een televisie heeft weggenomen uit de woning van zijn tante. De verdachte, die op dat moment preventief gedetineerd was, heeft bekend dat hij de televisie heeft gestolen door een steen door het raam te gooien en zich zo toegang tot de woning te verschaffen. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 8 maanden geëist, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten en dat hij lijdt aan verslavingsproblematiek. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen. De verdachte heeft geen respect getoond voor andermans eigendommen en heeft schade toegebracht aan de woning van zijn tante. De rechtbank heeft besloten om een gevangenisstraf op te leggen, waarvan een deel voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden om recidive te voorkomen.

De rechtbank heeft ook een vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder vonnis afgewezen, ondanks dat de verdachte tijdens de proeftijd een nieuw strafbaar feit heeft gepleegd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de noodzaak van begeleiding en bijzondere voorwaarden zwaarder wegen dan de vordering tot tenuitvoerlegging. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de jongste rechter niet in staat was om het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/811325-16
Parketnummer TUL: 10/258709-14
Datum uitspraak: 20 januari 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [plaats 4] op [geboortedatum] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie De Schie,
raadsman mr. L.E.J. Vleesenbeek, advocaat te [plaats 3] .

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 20 januari 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R. Dhoen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het tenlastegelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in de rapporten van 30 december 2016 en 18 januari 2017;
  • afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer 10/258709-14.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 18 oktober 2016 te [plaats 2]
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een woning aan de
[adres 1] heeft weggenomen een televisie, toebehorende aan [adres 1] , zulks nadat hij,verdachte, zich de
toegang tot genoemde woning heeft verschaft en die weg te nemen televisie
onder zijn bereik heeft gebracht door braak .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich – niet voor de eerste keer – schuldig gemaakt aan een inbraak in de woning van zijn tante. Door een steen door de ruit te gooien heeft hij zich toegang tot de woning verschaft, waaruit hij een televisie heeft gestolen. Hij heeft deze televisie verkocht en van de opbrengst cocaïne gekocht. De verdachte heeft getoond geen respect te hebben voor andermans goederen en eigendommen. Hij heeft bovendien schade toegebracht aan de woning van zijn tante. In het algemeen geldt voor woninginbraken dat daarmee een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers wordt gemaakt, die zich daardoor veelal niet meer veilig voelen in hun eigen woning. Dergelijke strafbare feiten dragen ook bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 27 december 2016, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
[naam 3] , afdeling reclassering heeft rapporten over de verdachte opgemaakt, gedateerd 30 december 2016 en 18 januari 2017. De rapporten houden – samengevat en voor zover van belang – in:
Betrokkene is een 27-jarige man met forse verslavingsproblematiek. Zijn verslaving en de penibele sociaal-maatschappelijk situatie die daarmee gepaard gaat, hebben een directe relatie met het delictgedrag. Betrokkene is gemotiveerd voor een begeleid-woontraject, maar ziet geen noodzaak voor een opname, wat eerder wel als voorwaarde voor een plaatsing gesteld is. Deze lijkt nu alsnog geïndiceerd. Daar betrokkene eerdere trajecten voortijdig heeft afgebroken, achten wij het van belang de interventies verplicht te stellen, door ze op te nemen als bijzondere voorwaarden. Door de verslaving en onderliggende problematiek (ADHD, persoonlijkheidsproblematiek, cognitieve beperkingen en mogelijke trauma's) is er sprake van onmacht, waardoor de kans van onttrekking aan voorwaarden hoog wordt ingeschat. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog.
Geadviseerd wordt een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen
Hierbij worden de volgende bijzondere voorwaarden geadviseerd:
• Meldplicht
• Behandelverplichting - ambulante behandeling
• Opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang
• Opname in zorginstelling - klinische behandeling.
De verdachte heeft ter terechtzitting onder meer verklaard dat hij wel gemotiveerd is en mee wil werken aan een klinische opname, mits er in die kliniek daadwerkelijk wordt toegewerkt naar verbetering van de problemen en het geen kwestie is van “tijd uitzitten”.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf.
De rechtbank is net als de reclassering van oordeel dat begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk zijn. Een deel van de voorgenomen straf zal daarom voorwaardelijk worden opgelegd, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijke strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Gelet op de rapporten van de reclassering en de verklaring van de verdachte ter terechtzitting dient de verdachte in beginsel te worden geplaatst bij [naam 4] of een soortelijke instelling. De verdachte dient bij voorkeur niet in een verslavingskliniek te worden opgenomen, maar op een afdeling voor psychiatrische hulp, tenzij de reclassering tijdens het traject concrete aanleiding krijgt om de verdachte daar wel te plaatsen.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 4 februari 2015 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is de verdachte ter zake van onder meer bedreiging en mishandeling veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 19 februari 2015.
8.2.
Standpunten
Zowel de officier van justitie als de verdediging stelt zich op het standpunt dat de vordering tot tenuitvoerlegging dient te worden afgewezen.
8.3.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de op te leggen bijzondere voorwaarden zal de vordering echter worden afgewezen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 140 (honderdveertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 (twee) jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
2. de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
3. de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij [naam 5] , zo lang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich voor behandeling van psychiatrische- en verslavingsproblematiek klinisch laten opnemen in [naam 1] , althans een door het [naam 2] te indiceren soortgelijke instelling, en zal zich houden aan de aanwijzingen die door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling worden gegeven, gedurende maximaal 12 maanden, of zoveel korter als de (geneesheer-)directeur van die instelling verantwoord vindt;
3. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen bij de ambulante verslavingszorg/psychiatrie of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, voor zijn psychiatrische- en verslavingsproblematiek, gedurende de proeftijd na de klinische opname, of zoveel korter als de reclassering in overleg met de instelling/behandelaar verantwoord vindt;
4. de veroordeelde zal verblijven in een nader door de reclassering te bepalen instelling voor begeleid wonen/maatschappelijke opvang, en zal zich houden aan de aanwijzingen die door of namens de directeur van die instelling worden gegeven, en zal zich houden aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 4 februari 2015 van de meervoudige kamer van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Buizer, voorzitter,
en mrs. C.A. van Beuningen en M.M. Dolman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.E.G. Busemeijer genaamd Lagemann, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 januari 2017.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 18 oktober 2016 te [plaats 1]
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning [adres 2]
heeft weggenomen een televisie, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan hem, verdachte, zulks nadat hij, verdachte, zich de
toegang tot genoemde woning heeft verschaft en/of die weg te nemen televisie
onder zijn bereik heeft gebracht door braak en/of verbreking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht