ECLI:NL:RBROT:2017:10298

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 december 2017
Publicatiedatum
11 januari 2018
Zaaknummer
vordering TUL: 10/811293-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot tenuitvoerlegging van voorwaardelijke strafdeel na terugval in gebruik van harddrugs

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 4 december 2017 een vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke strafdeel afgewezen. De vordering was ingediend door de officier van justitie op 30 oktober 2017, naar aanleiding van een vonnis van 10 februari 2017, waarbij aan de veroordeelde een gevangenisstraf van 18 maanden was opgelegd, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De veroordeelde had zich niet gehouden aan de bijzondere voorwaarde om te verblijven in een instelling voor begeleid wonen, wat leidde tot een terugval in het gebruik van harddrugs. De reclassering had aanvankelijk geadviseerd om de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf te gelasten, maar na een positief rapport op 1 december 2017, waarin werd aangegeven dat de veroordeelde zich weer aan de afspraken hield, heeft de reclassering het toezicht willen voortzetten. Tijdens de zitting verklaarde de veroordeelde dat hij de begeleiding door de reclassering wenste voort te zetten en dat hij zich meer bewust was van de gevolgen van zijn gedrag. De rechtbank concludeerde dat, hoewel de veroordeelde de bijzondere voorwaarde verwijtbaar niet had nageleefd, er voldoende redenen waren om de vordering af te wijzen en de veroordeelde een laatste kans te geven om aan de voorwaarden te voldoen. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging afgewezen, zoals gevorderd door de officier van justitie en bepleit door de raadsman.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer TUL: 10/811293-16
Beslissing van de meervoudige kamer voor strafzaken van de rechtbank Rotterdam in de zaak tegen de veroordeelde

[naam veroordeelde] ,

geboren op [geboortedatum veroordeelde] te [geboorteplaats veroordeelde] ( [geboorteland veroordeelde] ),
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres veroordeelde] , [woonplaats veroordeelde] ,
postadres: [postadres veroordeelde] , [plaats] ,
raadsman mr. E.B. Jobse, advocaat te Rotterdam.

Procedure

Op 30 oktober 2017 heeft de officier van justitie een vordering ingediend tot tenuitvoerlegging van het bij vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken van de rechtbank Rotterdam d.d. 10 februari 2017 aan de veroordeelde in voorwaardelijke vorm opgelegde strafdeel. Bij dit vonnis, dat onherroepelijk is geworden, is aan de veroordeelde een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest. Daarbij is met vaststelling van een proeftijd van 3 jaren bepaald dat een gedeelte van deze straf, groot 6 maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de veroordeelde de gestelde algemene en bijzondere voorwaarden niet naleeft. Als bijzondere voorwaarde is onder meer gesteld dat de veroordeelde zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen zolang de reclassering dat noodzakelijk acht.
Bij de vordering is overgelegd het rapport d.d. 25 oktober 2017 van GGZ Tactus te Zutphen (hierna: de reclassering).
Bij e-mail van 1 december 2017 heeft de reclassering aanvullend gerapporteerd.
De vordering is behandeld op de openbare terechtzitting van 4 december 2017. De officier van justitie mr. C.J. Kroon, de veroordeelde en de raadsman zijn gehoord. Voorts is als getuige gehoord [naam getuige] , als reclasseringswerker verbonden aan voornoemde reclasseringsinstelling.
De officier van justitie heeft op de terechtzitting verzocht om de vordering af te wijzen, gezien het aanvullende rapport van de reclassering en hetgeen ter terechtzitting is besproken.
De raadsman heeft eveneens afwijzing van de vordering bepleit.

Bevoegdheid

De meervoudige kamer van deze rechtbank is bevoegd van de vordering kennis te nemen, aangezien deze kamer de straf waarvan de tenuitvoerlegging wordt gevorderd, heeft opgelegd.

Ontvankelijkheid

De proeftijd van 3 jaar is ingegaan op 25 februari 2017.
De vordering is ingediend op 30 oktober 2017.
De vordering is dus niet later dan drie maanden na het verstrijken van de proeftijd ingediend.
Het openbaar ministerie is daarom ontvankelijk in de vordering.

Beoordeling vordering

De reclassering heeft aanvankelijk geadviseerd over te gaan tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke strafdeel vanwege overtreding van voornoemde bijzondere voorwaarde. Uit het rapport d.d. 25 oktober 2017 blijkt dat de veroordeelde op 15 oktober 2017 niet is teruggekeerd naar Caesarea, de instelling voor begeleid wonen waar hij verbleef. Ook na meerdere aanmaningen van de reclassering is hij niet teruggegaan. Voorts heeft hij een terugval in het gebruik van harddrugs gehad. Sinds 19 oktober 2017 verblijft de veroordeelde bij het Leger des Heils te Apeldoorn. De reclassering heeft in het rapport d.d. 25 oktober 2017 gemeld dat het toezicht niet uitvoerbaar is nu betrokkene niet meer woonachtig is bij Caesarea.
In de e-mail van 1 december 2017 heeft de reclassering gerapporteerd dat het inmiddels weer goed gaat met de veroordeelde. Hij is geplaatst op een time out plek voor mensen met verslavingsproblematiek en komt zijn afspraken met de reclassering na. Hij mag terugkeren bij Caesarea na een behandeling voor zijn verslavingsproblematiek. De veroordeelde staat daarachter. Hij is gestart met een ambulante behandeling en zal naar verwachting op korte termijn een behandeling in een verslavingskliniek gaan volgen. Hij stelt zich meewerkend op en lijkt meer inzicht te hebben in zijn verslavingsproblematiek. Tevens heeft de veroordeelde gesprekken met een psychiater en medicatie voor zijn depressieve klachten. Onder de huidige omstandigheden wil de reclassering het toezicht alsnog voortzetten. Detentie wordt thans niet wenselijk geacht voor de veroordeelde.
De reclasseringswerker [naam reclasseringsmedewerker] heeft ter terechtzitting de e-mail van 1 december 2017 nader toegelicht en heeft bevestigd dat de reclassering het toezicht wil voortzetten.
De veroordeelde heeft op de terechtzitting verklaard dat hij de begeleiding door de reclassering wenst voort te zetten. Hij heeft door zijn terugval ervaren wat de gevolgen hiervan kunnen zijn en hij wil hard zijn best doen om dit in de toekomst te voorkomen.
De rechtbank concludeert op grond van het vorenstaande dat de veroordeelde de gestelde bijzondere voorwaarde, het verblijven in een instelling voor begeleid wonen zolang de reclassering dat noodzakelijk acht, verwijtbaar niet heeft nageleefd. Er is daarom aanleiding om de tenuitvoerlegging te gelasten van het aan de veroordeelde in voorwaardelijke vorm opgelegde strafdeel.
Echter, omdat het nu weer goed gaat met de veroordeelde, hij zich aan de afspraken met de reclassering houdt en de reclassering het toezicht wil voortzetten, ziet de rechtbank aanleiding om de veroordeelde nog een laatste kans te geven om de in het vonnis van
10 februari 2017 gestelde voorwaarden na te komen en zijn leven op de rails te krijgen.
De rechtbank zal daarom, zoals gevorderd door de officier van justitie en bepleit door de raadsman, de vordering afwijzen.

Beslissing

De rechtbank wijst de vordering af.
Deze beslissing is genomen door mr. F.W.H. van den Emster, voorzitter,
en mrs. R.M. van Vuure en L. Amperse, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.J.M. Kokken, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 december 2017.
De oudste rechter is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.