Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
2.De standpunten
3.De beoordeling
4.De beslissing
B.G. van der Vlies, griffier, in het openbaar uitgesproken op 27 oktober 2017. [1]
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 oktober 2017 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van een schuldenaar. De schuldsaneringsregeling was eerder op 30 september 2015 uitgesproken, met als bewindvoerder mr. W.P. Groenendijk. De bewindvoerder heeft de rechter-commissaris verzocht om de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen, omdat de schuldenaar zijn informatie- en sollicitatieverplichtingen niet naar behoren was nagekomen. Tijdens de zitting op 20 oktober 2017 zijn zowel de bewindvoerder als de schuldenaar gehoord. De bewindvoerder heeft aangegeven dat de schuldenaar een boedelachterstand had van € 19,51 en een nieuwe schuld aan de Gemeente Rotterdam van € 4.961,31, inclusief een boete van € 830,00. Ondanks eerdere waarschuwingen en een verlenging van de schuldsaneringsregeling, heeft de schuldenaar niet voldaan aan zijn verplichtingen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenaar toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling. De rechtbank oordeelt dat de schuldenaar onvoldoende heeft gesolliciteerd en de bewindvoerder niet tijdig en volledig heeft geïnformeerd over zijn financiële situatie. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de schuldenaar geen saneringsgezinde houding heeft aangenomen, wat blijkt uit zijn gedrag tijdens de zitting en zijn terugval in verslavingsproblematiek. Op basis van artikel 350, derde lid, onder c, van de Faillissementswet heeft de rechtbank besloten de schuldsaneringsregeling te beëindigen. Tevens is het salaris van de bewindvoerder vastgesteld op maximaal € 2.630,74, aangezien er geen baten beschikbaar zijn om vorderingen te voldoen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.