ECLI:NL:RBROT:2017:10294

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 december 2017
Publicatiedatum
11 januari 2018
Zaaknummer
16.1472 EA
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens tekortkomingen in verplichtingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 december 2017 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van een schuldenares. De schuldsaneringsregeling was eerder op 1 september 2016 uitgesproken, waarbij E.A. de Snoo als bewindvoerder was aangesteld. De bewindvoerder verzocht de rechter-commissaris om de schuldsaneringsregeling te beëindigen vanwege tekortkomingen van de schuldenares in haar verplichtingen. De schuldenares was opgeroepen voor een zitting op 5 december 2017, maar verscheen niet, ondanks dat zij een verzoek om uitstel had ingediend wegens medische redenen. De rechtbank gaf haar de kans om haar afwezigheid te onderbouwen, maar zij heeft hier geen gebruik van gemaakt.

De bewindvoerder stelde dat de schuldenares tekort was geschoten in de nakoming van de sollicitatieverplichting, de informatieverplichting, de afdrachtverplichting en de verplichting om geen nieuwe schulden te maken. De rechtbank oordeelde dat de schuldenares toerekenbaar tekort was geschoten in deze verplichtingen. Er was sprake van een geschatte boedelachterstand van € 30,52 en de schuldenares had nieuwe schulden laten ontstaan zonder aan te tonen dat deze waren voldaan. De rechtbank concludeerde dat de schuldenares, ondanks eerdere waarschuwingen, niet had voldaan aan haar verplichtingen onder de schuldsaneringsregeling.

De rechtbank besloot de toepassing van de schuldsaneringsregeling te beëindigen op grond van artikel 350, derde lid, onder c, van de Faillissementswet. Tevens werd het salaris van de bewindvoerder vastgesteld op maximaal € 2.113,15. De uitspraak werd openbaar uitgesproken, en de schuldenares heeft het recht om binnen acht dagen hoger beroep in te stellen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
tussentijdse beëindiging
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 14 december 2017
Bij vonnis van deze rechtbank van 1 september 2016 is de toepassing van de
schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van:
[naam],
[adres]
[woonplaats]
schuldenares,
bewindvoerder: E.A. de Snoo.

1.De procedure

De bewindvoerder heeft de rechter-commissaris verzocht de schuldsaneringsregeling voor tussentijdse beëindiging voor te dragen. De rechter-commissaris heeft op 7 november 2017 met dit verzoek ingestemd.
De waarnemend bewindvoerder is gehoord ter zitting van 5 december 2017. Hoewel op de bij de wet voorgeschreven wijze opgeroepen, is schuldenares niet verschenen. Daags voor de zitting heeft schuldenares een e-mail gestuurd naar de griffie met een verzoek om uitstel van de behandeling. In haar e-mail heeft schuldenares geschreven:
“Ik heb namelijk een hernia die mij belemmert en ik krijg daarvoor spuitjes waardoor ik de komende dagen misschien weken bijna niet kan lopen en afhankelijk ben”.
De rechtbank heeft op 5 december 2017 een tussenvonnis gewezen waarbij schuldenares in de gelegenheid werd gesteld om uiterlijk op 12 december 2017 bovengenoemde stelling met stukken te onderbouwen. Schuldenares heeft geen gebruik gemaakt van deze gelegenheid.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De standpunten

In het verzoek tot tussentijdse beëindiging heeft de bewindvoerder gesteld dat sprake is van tekortkomingen in de nakoming van de sollicitatieverplichting, de informatieverplichting, de afdrachtverplichting en de verplichting om geen nieuwe schulden te maken. In de laatste stand van zaken heeft de bewindvoerder gesteld dat thans sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de sollicitatieplicht van circa 14 maanden. Daarnaast ontbreken diverse stukken in het dossier; na het verhoor van 26 juni 2017 heeft schuldenares helemaal geen stukken meer overgelegd. Er is sprake van een geschatte boedelachterstand van € 30,52, welke is ontstaan omdat schuldenares heeft nagelaten het meerdere boven het vrij te laten vakantiegeld af te dragen aan de boedel. Tot slot geldt dat er drie nieuwe schulden zijn ontstaan; schuldenares heeft tot op heden niet aangetoond dat zij deze nieuwe schulden volledig heeft voldaan.
Ter zitting van 5 december 2017 heeft de waarnemend bewindvoerder verklaard dat er ten opzichte van de laatste stand van zaken d.d. 21 november 2017 geen wijzigingen hebben plaatsgevonden.

3.De beoordeling

De schuldsaneringsregeling biedt een schuldenaar in een problematische schuldensituatie de mogelijkheid om na drie jaar een schone lei te verkrijgen. Dit betekent in de voorliggende regeling dat een groot deel van de schuld van € 34.195,43 niet langer opeisbaar is. Tegenover dit perspectief staat een aantal niet lichtvaardig op te vatten verplichtingen. Zo dient de schuldenaar gedurende de toepassing van de regeling onder meer de bewindvoerder gevraagd en ongevraagd te informeren, zijn inkomen boven het vrij te laten bedrag af te dragen aan de boedelrekening en zich aantoonbaar tot het uiterste in te spannen om een fulltime dienstbetrekking te verkrijgen. Hiernaast mogen tijdens de toepassing van de schuldsaneringsregeling geen nieuwe schulden ontstaan. Van de schuldenaar wordt een actieve houding verwacht bij het naleven van voornoemde verplichtingen. De rechtbank oordeelt dat schuldenares toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de verplichtingen en overweegt daartoe als volgt.
Schuldenares is tekortgeschoten in de nakoming van de informatieverplichting. In het dossier van de bewindvoerder ontbreken immers diverse stukken.
Daarnaast is schuldenares tekort geschoten in de nakoming van de sollicitatieverplichting. Zij heeft vanaf aanvang schuldsaneringsregeling enkel in de maand april 2017 aantoonbaar aan haar sollicitatieplicht voldaan.
Schuldenares heeft verder diverse nieuwe schulden laten ontstaan. Zij heeft niet middels betaalbewijzen aangetoond dat zij deze nieuwe schulden volledig heeft voldaan.
Schuldenares heeft tevens nagelaten het meerdere boven het vrij te laten vakantiegeld af te dragen aan de boedel, waardoor een boedelachterstand is ontstaan ter hoogte van € 30,52.
Tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris van 26 juni 2017 zijn, in een poging om schuldenares nog een kans te geven om de schuldsanering met een schone lei te kunnen beëindigen, afspraken gemaakt. Schuldenares heeft aan deze afspraken geen gehoor gegeven.
Dat bovengenoemde tekortkomingen schuldenares niet te verwijten zijn, is onvoldoende aannemelijk geworden. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat schuldenares, in elk geval na de waarschuwingsbrief van de rechter-commissaris van 22 maart 2017 en het verhoor door de rechter-commissaris 26 juni 2017, van de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling goed op de hoogte moet zijn geweest.
Schuldenares is niet verschenen ter terechtzitting van 5 december 2017, naar eigen zeggen wegens een hernia, hetgeen zij een dag voor de zitting aan de rechtbank heeft laten weten. De rechtbank heeft schuldenares bij tussenvonnis van 5 december 2017 de mogelijkheid gegeven met stukken te onderbouwen dat zij op 5 december 2017 niet in staat was om naar de rechtbank te komen. Schuldenares heeft dit nagelaten en is dus zonder onderbouwde reden niet ter terechtzitting verschenen. Daarmee heeft zij geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om feiten en omstandigheden aan te voeren die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden.
De toepassing van de schuldsaneringsregeling zal daarom worden beëindigd op grond van artikel 350, derde lid, onder c, Faillissementswet (hierna: Fw).
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vaststellen.
De rechtbank stelt vast dat er geen baten beschikbaar zijn om daaruit vorderingen geheel of gedeeltelijk te voldoen. Er is daarom geen sprake van een faillissement van rechtswege zodra deze uitspraak in kracht van gewijsde gaat.

4.De beslissing

De rechtbank:
- beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling;
- stelt het salaris van de bewindvoerder, één en ander inclusief onkosten en omzetbelasting, vast op het aanwezig actief tot een bedrag van maximaal € 2.113,15.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Kalmthout, rechter, en in aanwezigheid van
mr. N.A. Masrom, griffier, in het openbaar uitgesproken op 14 december 2017. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.