ECLI:NL:RBROT:2017:10294
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens tekortkomingen in verplichtingen
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 december 2017 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van een schuldenares. De schuldsaneringsregeling was eerder op 1 september 2016 uitgesproken, waarbij E.A. de Snoo als bewindvoerder was aangesteld. De bewindvoerder verzocht de rechter-commissaris om de schuldsaneringsregeling te beëindigen vanwege tekortkomingen van de schuldenares in haar verplichtingen. De schuldenares was opgeroepen voor een zitting op 5 december 2017, maar verscheen niet, ondanks dat zij een verzoek om uitstel had ingediend wegens medische redenen. De rechtbank gaf haar de kans om haar afwezigheid te onderbouwen, maar zij heeft hier geen gebruik van gemaakt.
De bewindvoerder stelde dat de schuldenares tekort was geschoten in de nakoming van de sollicitatieverplichting, de informatieverplichting, de afdrachtverplichting en de verplichting om geen nieuwe schulden te maken. De rechtbank oordeelde dat de schuldenares toerekenbaar tekort was geschoten in deze verplichtingen. Er was sprake van een geschatte boedelachterstand van € 30,52 en de schuldenares had nieuwe schulden laten ontstaan zonder aan te tonen dat deze waren voldaan. De rechtbank concludeerde dat de schuldenares, ondanks eerdere waarschuwingen, niet had voldaan aan haar verplichtingen onder de schuldsaneringsregeling.
De rechtbank besloot de toepassing van de schuldsaneringsregeling te beëindigen op grond van artikel 350, derde lid, onder c, van de Faillissementswet. Tevens werd het salaris van de bewindvoerder vastgesteld op maximaal € 2.113,15. De uitspraak werd openbaar uitgesproken, en de schuldenares heeft het recht om binnen acht dagen hoger beroep in te stellen.