3.1[eiseres 1] en CSU hebben gevorderd bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, bij wijze van voorlopige voorziening, Hilton te veroordelen om binnen twee dagen na het in deze zaak te wijzen vonnis:
[eiseres 1] onmiddellijk en onvoorwaardelijk toe te laten tot haar werkplek en haar te werk te stellen in haar functie van schoonmaakmedewerkster met de daarbij behorende taken, bevoegd- en verantwoordelijkheden alsmede het loon en de emolumenten te betalen, een en ander onder de arbeidsvoorwaarden zoals [eiseres 1] die met CSU was overeengekomen, een en ander op straffe van een onmiddellijk opeisbare dwangsom ten bedrage van € 250,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat Hilton in gebreke mocht blijven aan het in dezen te wijzen vonnis te voldoen;
Hilton te veroordelen aan CSU bij wijze van voorschot op de schade die zij lijdt te voldoen een bedrag van € 6.518,90 vanwege het over de periode 1 februari 2017 tot 12 juni 2017 aan [eiseres 1] toekomende maar door CSU voor Hilton betaalde salaris te vermeerderen met het door CSU aan [eiseres 1] tijdens ziekte doorbetaalde loon en de daarover verschuldigde sociale lasten en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de respectievelijke data waarop het loon is voldaan;
Hilton te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten aan CSU en aan [eiseres 1], ieder afzonderlijk, ter grootte van een bedrag van € 1.049,00;
In het geval het primair onder b. gevorderde niet kan worden toegewezen, Hilton te veroordelen aan [eiseres 1] loon te voldoen over de periode 1 februari 2017 tot 12 juni 2017 en vanaf 2 oktober 2017, althans ambtshalve een voorziening te geven als de kantonrechter in goede justitie voorkomt; en voorts
Hilton te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting de kosten van deze procedure te betalen, daaronder begrepen het salaris van de gemachtigden van CSU en [eiseres 1] alsmede de nakosten in geval tot betekening van het ten deze te wijzen vonnis wordt overgegaan.