ECLI:NL:RBROT:2017:10272

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 oktober 2017
Publicatiedatum
8 januari 2018
Zaaknummer
10/660364-17 / vordering TUL: 10/040195-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens oplichting en diefstal van ouderen

In deze strafzaak heeft de rechtbank Rotterdam op 24 oktober 2017 uitspraak gedaan in een meervoudige kamer voor strafzaken tegen de verdachte, die wordt beschuldigd van meerdere feiten van oplichting en diefstal, gericht op kwetsbare ouderen. De verdachte, die thans gedetineerd is, heeft zich gedurende een periode van vier maanden schuldig gemaakt aan dertien strafbare feiten, waarbij hij ouderen heeft misleid door zich voor te doen als iemand die hen hielp met bijvoorbeeld lekkages of bankzaken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende data en locaties, voornamelijk in Rotterdam, ouderen heeft benaderd en hen heeft bewogen tot het afgeven van hun bankpas en pincode, waarna hij geld heeft opgenomen of goederen heeft gestolen. De rechtbank heeft de verdachte in zijn geheel schuldig bevonden aan de ten laste gelegde feiten, met uitzondering van enkele punten waar hij van is vrijgesproken. De rechtbank heeft de ernst van de feiten, de kwetsbaarheid van de slachtoffers en de eerdere veroordelingen van de verdachte meegewogen in de strafmaat. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden en moet een schadevergoeding betalen aan de benadeelde partij. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf, omdat de verdachte tijdens de proeftijd nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/660364-17
Parketnummer vordering TUL: 10/040195-16
Datum uitspraak: 24 oktober 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte] ,
wonende te [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
thans gedetineerd in de PI Rijnmond, locatie Krimpen aan den IJssel.
Raadsvrouw: mr. K. Blonk, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 10 oktober 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.D. van den Berg heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 2 tot en met 16 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 50 maanden met aftrek van voorarrest;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/040195-16, te weten de omzetting daarvan naar een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feit 1
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Vrijspraak feiten 10 en 11
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het door de aangeefster opgegeven signalement overeenkomt met het signalement van verdachte. Daarnaast is de verdachte door een verbalisant herkend op de camerabeelden van het seniorencomplex waar de oplichting heeft plaatsgevonden en op de camerabeelden van de pinautomaat waar met de gestolen pinpas gepind is.
4.2.2
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte de persoon is die de oplichting en diefstal door middel van een valse sleutel heeft gepleegd. De verklaring van de verbalisant dat zij de persoon op de camerabeelden herkent op basis van de politiefoto van de verdachte, acht de rechtbank onvoldoende. Daartoe overweegt de rechtbank dat de persoon op de beelden van de flat van aangeefster slechts op een afstand te zien is. Voor de beelden van de pinautomaat geldt dat de persoon die aan het pinnen is zijn hand voor de camera houdt en niet blijkt dat zijn gezicht op enig moment goed zichtbaar is geweest. De omstandigheid dat de verdachte voor wat betreft de uiterlijke kenmerken past in het door aangeefster opgegeven signalement maakt dat niet anders, te meer nu het sportjack waarover aangeefster specifiek heeft verklaard niet bij de verdachte is aangetroffen.
Gelet op het voorgaande zal de verdachte hiervan worden vrijgesproken.
4.3.
Bewijswaardering feiten 3 en 4
4.3.1.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting aangevoerd dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het onder 3 en 4 ten laste gelegde. Indien verdachte de persoon op de camerabeelden van het seniorencomplex is, dan kan hij - gezien de tijdsaanduiding op de beelden - onmogelijk bij aangever [naam slachtoffer 1] hebben aangebeld, enkele minuten nadat die zijn woning had betreden. Daar komt bij dat de persoon op de beelden geen zwarte schrijfmap bij zich draagt, zoals aangever verklaart.
4.3.2.
Beoordeling
Uit de aangifte volgt dat [naam slachtoffer 1] op 1 mei 2017 omstreeks 12.00 uur naar zijn woning loopt op de derde etage van het seniorencomplex. Vervolgens wordt er aangebeld door een man die om zijn pincode vraagt. Nadat aangever deze heeft gegeven, vertrekt de man weer. Omstreeks 12:30 uur zijn twee verbalisanten bij het seniorencomplex aangekomen om de aangifte op te nemen.
Op de camerabeelden van het seniorencomplex van 1 mei 2017 is vanaf 12:52 uur te zien dat aangever over de derde etage naar zijn woning loopt. Gezien het voorgaande concludeert de rechtbank dat de beelden zijn opgenomen voordat aangever is opgelicht en gaat zij ervan uit dat de tijdsaanduiding van de camerabeelden - bij het ontbreken van nadere gegevens daarover - niet overeenstemt met de werkelijkheid.
Op het moment dat aangever naar zijn woning loopt, is op de beelden te zien dat er in zijn nabijheid een man door de gang loopt. De rechtbank heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de herkenning van verbalisant [naam verbalisant 1] van de man op de beelden en gaat er dan ook vanuit dat de verdachte daar aanwezig was.
De rechtbank acht niet aannemelijk dat een ander dan de verdachte kort daarna bij aangever heeft aangebeld en hem heeft opgelicht, te meer nu de verdachte geen enkele verklaring heeft gegeven voor zijn aanwezigheid in het seniorencomplex. De omstandigheid dat op de beelden te zien is dat de verdachte eerst via het trappenhuis naar de vierde verdieping loopt, terwijl aangever beschrijft dat er al ‘enkele minuten’ nadat hij zijn woning had betreden werd aangebeld, doet daar niet aan af. Aangever was destijds 89 jaar oud en dementerend. Dat op de beelden niet is te zien dat de verdachte een schrijfmap draagt, maakt het oordeel evenmin anders, nu die map onder de ruime jas van de verdachte verborgen kan zijn geweest.
Nu slechts twee uur nadat aangever was opgelicht en op korte afstand van zijn woning met de pinpas van aangever een geldbedrag van € 500,00 is gepind, acht de rechtbank aannemelijk dat het ook de verdachte is geweest die zich schuldig heeft gemaakt aan deze diefstal met valse sleutel. De rechtbank acht daarom de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
4.4.
Bewijswaardering feit 5
4.4.1
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 5 ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de tatoeages die verdachte op zijn armen heeft, niet overeenkomen met de beschrijving van de tatoeage die aangeefster heeft gegeven.
4.4.2
Beoordeling
Op 28 juni 2017 is de woning van verdachte doorzocht. Daar hebben de verbalisanten een hoeveelheid munten aangetroffen. Deze zijn aan aangeefster [naam slachtoffer 2] getoond. Zij verklaarde de munten te herkennen als munten die op 5 april 2017 uit haar woning gestolen zijn. Daarnaast heeft haar zoon verklaard dat hij de manchetknopen herkende. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de munten die in de woning van de verdachte zijn aangetroffen, aan aangeefster toebehoren en van genoemde diefstal afkomstig zijn.
Nu de verdachte geen enkele verklaring heeft gegeven voor de aanwezigheid van deze munten in zijn woning, gaat de rechtbank ervan uit dat het de verdachte is geweest die bij aangeefster heeft aangebeld en zich met een smoes toegang tot haar woning heeft verschaft, zodat hij de in de aangifte genoemde goederen, waaronder de munten, kon wegnemen. Daarbij overweegt de rechtbank dat de verdachte past in het door aangeefster opgegeven signalement. Aangeefster heeft in het bijzonder verklaard dat de dader een opvallende tatoeage met drie kruizen op zijn rechter onderarm had staan. De verdachte heeft een grote getatoeëerde tekst op zijn rechter onderarm. De rechtbank acht het goed voorstelbaar dat aangeefster (een deel van) die tekst voor drie kruizen heeft aangezien, te meer nu aangeefster destijds 91 jaar oud was.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank het onder 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.5.
Bewijswaardering feiten 12, 13 en 14
4.5.1
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van de onder 14 ten laste gelegde diefstal. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de omschrijving van de kleding van de dader die aangeefster [naam slachtoffer 3] heeft gegeven niet overeenkomt met de kleding van de man op de camerabeelden die heeft gepind.
4.5.2
Beoordeling
Aangeefster [naam slachtoffer 4] heeft verklaard dat zij op 17 juni 2017 omstreeks 14.00 uur een man in haar woning aan de [adres delict 1] te Rotterdam heeft gelaten. Hij vertelde dat er een lekkage was bij de bovenburen en dat hij dit kwam controleren. De man vroeg vervolgens om haar pinpas en heeft deze meegenomen. Er bleek ook € 50,- uit de woning te zijn ontvreemd. Met de pinpas is om 14.15 uur bij een pinautomaat € 1.000,- opgenomen.
De verdachte wordt op basis van zijn politiefoto door verbalisant [naam verbalisant 2] herkend op de camerabeelden van de supermarkt waarin de pinautomaat staat. Gezien het voorgaande en nu de pintransactie kort na de diefstal uit de woning van aangeefster heeft plaatsgevonden, acht de rechtbank de onder 12 en 13 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
Aangeefster [naam slachtoffer 3] heeft verklaard dat op 17 juni 2017 omstreeks 13.45 uur een man aan de deur van haar woning aan de [adres delict 2] stond die vertelde dat er een lekkage was bij de bovenburen en dat hij de verwarming moest controleren. Nadat deze man weg was gegaan, merkte zij dat er meerdere sieraden waren weggenomen.
De rechtbank overweegt dat de diefstal uit de woning van [naam slachtoffer 3] in hetzelfde seniorencomplex is gepleegd, kort voor de diefstal uit de woning van [naam slachtoffer 4] . Anders dan de verdediging heeft betoogd, acht de rechtbank niet aannemelijk dat een ander dan de verdachte de diefstal uit de woning van [naam slachtoffer 3] heeft gepleegd. Daartoe wordt overwogen dat de modus operandi gelijk is. Voor wat betreft het door aangeefster opgegeven signalement van de dader overweegt de rechtbank dat de verdachte blijkens de eerdergenoemde beelden van de supermarkt op 17 juni 2017 een trainingspak droeg, waarvan het jasje aan de onderzijde wit- en aan de bovenzijde oranjegekleurd was en de broek donkerblauw. Gezien de omstandigheid dat aangeefster destijds 86 jaar oud was, acht de rechtbank het goed voorstelbaar dat zij de jas van de verdachte heeft omschreven als rood met wit gekleurd en dat zij hem er netjes vond uitzien, terwijl hij een trainingspak droeg.
De rechtbank acht ook het onder 14 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
4.6.
Bewijswaardering feiten 15 en 16
4.6.1
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van de onder 15 en 16 ten laste gelegde oplichting en diefstal met valse sleutel. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de persoon op de camerabeelden van de pintransactie zo onduidelijk op de beelden staat, dat een herkenning op basis van deze beelden niet mogelijk is.
4.6.2.
Beoordeling
Aangeefster [naam slachtoffer 5] heeft verklaard dat zij op 16 maart 2017 merkte dat haar pinpas kwijt was. Op die dag stond er een man bij haar voordeur, die vertelde dat hij haar verwarming moest controleren. De man vroeg vervolgens om de pincode van haar pinpas. Nadat zij die aan hem had gegeven, is de man weggegaan. Later bleek dat er op diezelfde dag een bedrag van € 1000,- was gepind. Verbalisant [naam verbalisant 3] heeft de verdachte herkend als de persoon die de betreffende pinactie uitvoert op de beelden van de supermarkt waar de pinautomaat staat. Zij verklaart de verdachte op deze beelden te herkennen aan zijn houding, zijn manier van lopen, de vorm van zijn gezicht en zijn postuur. Nu deze verbalisant aanwezig was bij de aanhouding van verdachte en zodoende een goed beeld heeft van zijn uiterlijke kenmerken, ziet de rechtbank geen aanleiding aan deze herkenning te twijfelen. Dit geldt te meer nu de modus operandi die door aangeefster wordt omschreven gelijk is aan de wijze waarop de bewoners van de [straatnaam] zijn misleid.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank de onder 15 en 16 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
4.7.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tot en met 9 en het onder 12 tot en met 16 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
2.
hij op 21 april 2017 te Rotterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen /uit een woning aan de [adres delict 3] een gouden armband, toebehorende aan [naam slachtoffer 6] ( [geboortedatum slachtoffer 6] 1924),
3.
hij op 1 mei 2017 te Capelle aan den IJssel, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en/door een samenweefsel van verdichtsels, [naam slachtoffer 1] ( [geboortedatum slachtoffer 1] 1927) heeft bewogen tot het ter beschikking stellen van gegevens, te weten de pincode van de bankpas van die [naam slachtoffer 1] , hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/ in strijd met de waarheid
- die [naam slachtoffer 1] verteld dat hij, verdachte, van beneden (het wooncomplex)
was en iets moest nakijken en
- die [naam slachtoffer 1] om de pincode van de bankpas van die [naam slachtoffer 1] gevraagd,
waardoor die [naam slachtoffer 1] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
4.
hij op 1 mei 2017 te Rotterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 500 euro, toebehorende aan [naam slachtoffer 1] ( [geboortedatum slachtoffer 1] 1925), zulks nadat hij, verdachte, dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik had gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door (zonder toestemming) gebruik te maken van een bankpas met bijbehorende pincode;
5.
hij op 05 april 2017 te Rotterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [adres delict 4] heeft weggenomen
- diverse (gouden) armbanden en diverse (gouden) kettingen en een (gouden) horloge en- diverse ringen en
- 4 gouden broches en
- 2 gouden manchetknopen en
- 1250 euro toebehorende aan [naam slachtoffer 2] ( [geboortedatum slachtoffer 2] 1925),
6.
hij op 20 juni 2017 te Rotterdam, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [naam slachtoffer 7] ( [geboortedatum slachtoffer 7] 1920) heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten een bankpas en (bijbehorende) pincode, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en in strijd met de waarheid
- die [naam slachtoffer 7] medegedeeld dat hij, verdachte, voor bankzaken kwam en
- die [naam slachtoffer 7] naar haar bankpas en (bijbehorende) pincode gevraagd,
waardoor die [naam slachtoffer 7] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
7.
hij op 20 juni 2017 te Rotterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (in totaal) 719,40 euro ( toebehorende aan [naam slachtoffer 7] , zulks nadat hij, verdachte, dat weg te nemen geldbedrag() onder zijn bereik had gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door (zonder toestemming) (telkens) (meermalen) gebruik te maken van een bankpas met bijbehorende pincode;
8.
hij op 23 maart 2017 te Rotterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit een woning gelegen aan de [adres delict 5] diverse sieraden, toebehorende aan [naam slachtoffer 8] ( [geboortedatum slachtoffer 8] 1932), ;
9.
hij op 03 april 2017 te Rotterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit een woning gelegen aan het [adres delict 6] een gouden horloge, toebehorende aan [naam slachtoffer 9] ( [geboortedatum slachtoffer 9] 1921),
12.
hij op 17 juni 2017 te Rotterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 1000 euro, toebehorende aan [naam slachtoffer 4] ( [geboortedatum slachtoffer 4] 1923), zulks nadat hij, verdachte, dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik had gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door (zonder toestemming) gebruik te maken van een bankpas met bijbehorende pincode;
13.
hij op 17 juni 2017 te Rotterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit een woning gelegen aan de [adres delict 1] 50 euro, toebehorende aan [naam slachtoffer 4] ,
14.
hij op 17 juni 2017 te Rotterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit een woning gelegen aan de [adres delict 2]
- een gouden ketting en- een gouden armband en/
- 3 gouden ringen,
toebehorende aan [naam slachtoffer 3] ( [geboortedatum slachtoffer 3] 1930),
15.
hij in de periode van 13 maart 2017 tot en met 16 maart 2017 te Rotterdam, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [naam slachtoffer 5] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten de pincode van de bankpas van die [naam slachtoffer 5] , hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven en in strijd met de waarheid
- die [naam slachtoffer 5] verteld dat hij, verdachte, in de woning moest kijken vanwege
een lekkage bij de bovenburen en die [naam slachtoffer 5] om de pincode van de bankpas van die [naam slachtoffer 5] gevraagd (zodat zijn, verdachtes, baas de betaling van het werk kon doen),
waardoor die [naam slachtoffer 5] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
16.
hij op 16 maart 2017 te Rotterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 1000 euro, toebehorende aan [naam slachtoffer 5] ( [geboortedatum slachtoffer 5] 1923), zulks nadat hij, verdachte, dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik had gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door (zonder toestemming) gebruik te maken van een bankpas met bijbehorende pincode.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
feiten 2, 5, 8, 9, 13 en 14: diefstal, meermalen gepleegd;
feiten 3, 6, en 15: oplichting, meermalen gepleegd;
feiten 4, 7, 12 en 16: diefstal waarbij de schuldige de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd en persoonlijke omstandigheden
De verdachte heeft zich gedurende een periode van vier maanden schuldig gemaakt aan dertien strafbare feiten, te weten oplichting en diefstal van hoogbejaarde slachtoffers. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij doelbewust kwetsbare mensen heeft uitgekozen en dat hij het vertrouwen dat zij in de medemens stellen (en gezien hun afhankelijke positie ook moeten stellen) op lafhartige wijze heeft misbruikt. De verdachte heeft alleen uit eigen financieel gewin gehandeld en zich geen rekenschap gegeven van de persoonlijke gevolgen voor de slachtoffers. Dit soort babbeltrucs veroorzaken immers gevoelens van angst bij ouderen en hun familieleden. Daarbij komt dat de verdachte geen enkele verantwoording heeft genomen voor zijn handelen.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 19 september 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. De eerdere veroordeling heeft de verdachte er blijkbaar niet van weerhouden opnieuw soortgelijke strafbare feiten te plegen.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op de reclasseringsrapportage van 3 oktober 2017. Hieruit blijkt dat de verdachte als een veelpleger wordt beschouwd. Verdachte is in het verleden veelvuldig veroordeeld wegens vermogensdelicten, heeft diverse reclasseringstoezichten gehad en diverse trajecten gevolgd zoals een SoVa-training, een agressietraining en een ITB-traject. Dit alles heeft kennelijk niet het beoogde resultaat gehad. Geadviseerd wordt om de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, ook omdat de verdachte te kennen heeft gegeven nergens aan mee te willen werken.
Gezien het voorgaande acht de rechtbank (slechts) een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van geruime duur passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij [naam benadeelde]

Als benadeelde partij heeft zich ter zake van het onder 14 ten laste gelegde feit in het geding gevoegd [naam benadeelde] . De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 725,- aan materiële schade, bestaande uit de waarde van de sieraden die zijn gestolen, en vergoeding van € 2.500,- aan immateriële schade.
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 8 bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks materiële schade is toegebracht zal dit deel van de vordering worden toegewezen. Naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid zal de materiële schade vastgesteld worden op € 725,- , nu de rechtbank het gevorderde bedrag voor de gestolen sieraden niet onredelijk voorkomt. Anders dan de verdediging heeft betoogd, kan [naam benadeelde] - gelet op het feit dat de sieraden al lange tijd in haar bezit waren - er geen verwijt van worden gemaakt dat geen nadere onderbouwing is gegeven van de waarde van deze sieraden.
Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op de immateriële schade, levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 17 juni 2017.
Nu de vordering van de benadeelde partij in substantiële mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van de politierechter van deze rechtbank is de verdachte ter zake van diefstal met valse sleutel veroordeeld voor zover van belang tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, waarvan een gedeelte van 60 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 3 augustus 2016.
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van genoemd vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van deze feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde straf. Anders dan de officier van justitie, ziet de rechtbank geen redenen om de taakstraf om te zetten in een gevangenisstraf.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 57, 310, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1, 10 en 11 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 2 tot en met 9 en 12 tot en met 16 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden;
bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
veroordeelt de verdachte, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] , te betalen een bedrag van
€ 725,- (zegge: zevenhonderd vijfentwintig euro),bestaande uit € 725,- aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 17 juni 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 725,- (zegge: zevenhonderd vijfentwintig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 juni 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van
€ 725,- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
14 (veertien) dagen;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en vice versa;
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de politierechter te Rotterdam d.d. 19 juli 2016 in de zaak met parketnummer 10/040195-16 aan de veroordeelde opgelegde taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P. van Dijken, voorzitter,
en mrs. K.A. Baggerman en S. Riege, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Salah-Hashim, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
(Zaak 1, [adres delict 7] )
hij op of omstreeks 18 januari 2017 te Rotterdam, althans in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [naam slachtoffer 10] ( [geboortedatum slachtoffer 10] 1930) heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en/of
geldbedrag, te weten een bankpas en/of een identiteitskaart en/of 1200 euro, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- die [naam slachtoffer 10] medegedeeld dat hij, verdachte, namens de huismeester kwam kijken of er waardevolle spullen in de woning waren en onderzoek deed voor de verzekering en/of
- die [naam slachtoffer 10] gevraagd om zijn geld te pakken zodat hij, verdachte, het kon tellen en/of
- die [naam slachtoffer 10] gevraagd ook een pinpas en/of identiteitsbewijs te pakken en aan hem, verdachte, te geven;
artikel 326 Wetboek van Strafrecht
artikel 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
(Zaak 2, [adres delict 3] )
hij op of omstreeks 21 april 2017 te Rotterdam, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen in/uit een woning aan de [adres delict 3] een gouden armband, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 6] ( [geboortedatum slachtoffer 6] 1924), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
artikel 310 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
3.
(Zaak 3, [adres delict 8] )
hij op of omstreeks 1 mei 2017 te Capelle aan den IJssel, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [naam slachtoffer 1] ( [geboortedatum slachtoffer 1] 1927) heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en/of het ter beschikking stellen van gegevens, te weten de pincode van de bankpas van die [naam slachtoffer 1] , hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- die [naam slachtoffer 1] verteld dat hij, verdachte, van beneden (het wooncomplex)
was en iets moest nakijken en/of
- die [naam slachtoffer 1] om de pincode van de bankpas van die [naam slachtoffer 1] gevraagd,
waardoor die [naam slachtoffer 1] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
artikel 326 Wetboek van Strafrecht
artikel 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 1 mei 2017 te Rotterdam, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 500 euro, in elk geval enig goed/geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] ( [geboortedatum slachtoffer 1] 1925), in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, zulks nadat hij, verdachte, dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik had gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door (zonder toestemming) gebruik te maken van een bankpas met bijbehorende pincode;
artikel 311 Wetboek van Strafrecht
artikel 310 Wetboek van Strafrecht
artikel 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
5.
(Zaak 4, [adres delict 4] )
hij op of omstreeks 05 april 2017 te Rotterdam, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan de [adres delict 4] heeft weggenomen
- diverse (gouden) armbanden en/of
- diverse (gouden) kettingen en/of
- een (gouden) horloge en/of
- diverse ringen en/of
- 4 gouden broches en/o£
- 2 gouden manchetknopen en/of
- 1250 euro (of daaromtrent)
in elk geval enig goed en/of geldbedrag,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2] ( [geboortedatum slachtoffer 2] 1925), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
artikel 310 Wetboek van Strafrecht
artikel 310 Wetboek van Strafrecht
6.
(Zaak 5, [adres delict 4] )
hij op of omstreeks 20 juni 2017 te Rotterdam, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [naam slachtoffer 7] ( [geboortedatum slachtoffer 7] 1920) heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en/of het ter beschikking stellen van gegevens, te weten een bankpas en/of (bijbehorende) pincode, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- die [naam slachtoffer 7] medegedeeld dat hij, verdachte, voor bankzaken kwam en/of
- die [naam slachtoffer 7] naar haar bankpas en (bijbehorende) pincode gevraagd,
waardoor die [naam slachtoffer 7] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
artikel 326 Wetboek van Strafrecht
artikel 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht
7.
hij op of omstreeks 20 juni 2017 te Rotterdam, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (in totaal) 719,40 euro (of daaromtrent), in elk geval enig goed/geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 7] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, zulks nadat hij, verdachte, die/dat weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn bereik had gebracht door middel van een
valse sleutel, te weten door (zonder toestemming) (telkens) (meermalen) gebruik te maken van een bankpas met bijbehorende pincode;
artikel 311 Wetboek van Strafrecht
artikel 310 Wetboek van Strafrecht
artikel 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
8.
(Zaak 6, [adres delict 5] )
hij op of omstreeks 23 maart 2017 te Rotterdam, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen in/uit een woning gelegen aan de [adres delict 5] diverse sieraden , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 8] ( [geboortedatum slachtoffer 8] 1932), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
artikel 310 Wetboek van Strafrecht
artikel 310 Wetboek van Strafrecht
9.
(Zaak 7, [adres delict 6] )
hij op of omstreeks 03 april 2017 te Rotterdam, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen in/uit een woning gelegen aan het [adres delict 6] een gouden horloge, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 9] ( [geboortedatum slachtoffer 9] 1921), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
artikel 310 Wetboek van Strafrecht
artikel 310 Wetboek van Strafrecht
10.
(Zaak 8, [adres delict 9] )
hij op of omstreeks 30 mei 2017 te Rotterdam, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen in/uit een woning gelegen aan de [adres delict 9] 250 euro, in elk geval enig goed/geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 11] ( [geboortedatum slachtoffer 11] 1924), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
artikel 310 Wetboek van Strafrecht
artikel 310 Wetboek van Strafrecht
11.
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 30 mei 2017 te Barendrecht, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (in totaal) 550 euro, in elk geval enig goed/geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende
aan [naam slachtoffer 11] ( [geboortedatum slachtoffer 11] 1924), in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, zulks nadat hij, verdachte, dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik had gebracht (telkens) door middel van een valse sleutel, te weten door (zonder toestemming) gebruik te maken van een bankpas met bijbehorende pincode;
artikel 311 Wetboek van Strafrecht
artikel 310 Wetboek van Strafrecht
artikel 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
12.
(Zaak 9, [adres delict 1] )
hij op of omstreeks 17 juni 2017 te Rotterdam, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 1000 euro, in elk geval enig goed/geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 4] ( [geboortedatum slachtoffer 4] 1923), in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, zulks nadat hij, verdachte, dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik had gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door (zonder toestemming) gebruik te maken van een bankpas met bijbehorende pincode;
artikel 311 Wetboek van Strafrecht
artikel 310 Wetboek van Strafrecht
artikel 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
13.
hij op of omstreeks 17 juni 2017 te Rotterdam, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen in/uit een woning gelegen aan de [adres delict 1] 50 euro, in elk geval enig goed/geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
artikel 310 Wetboek van Strafrecht
artikel 310 Wetboek van Strafrecht
14.
(Zaak 10, [adres delict 2] )
hij op of omstreeks 17 juni 2017 te Rotterdam, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen in/uit een woning gelegen aan de [adres delict 2]
- een gouden ketting en/of
- een gouden armband en/of
- 3 gouden ringen,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 3] ( [geboortedatum slachtoffer 3] 1930), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
artikel 310 Wetboek van Strafrecht
artikel 310 Wetboek van Strafrecht
15.
(Zaak 11, [adres delict 10] )
hij in of omstreeks de periode van 13 maart 2017 tot en met 16 maart 2017 te Rotterdam, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [naam slachtoffer 5] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en/of het ter beschikking stellen van gegevens, te weten de pincode van de bankpas van die [naam slachtoffer 5] , hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- die [naam slachtoffer 5] verteld dat hij, verdachte, in de woning moest kijken vanwege
een lekkage bij de bovenburen en/of
- die [naam slachtoffer 5] om de pincode van de bankpas van die [naam slachtoffer 5] gevraagd (zodat
zijn, verdachtes, baas de betaling van het werk kon doen),
waardoor die [naam slachtoffer 5] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
artikel 326 Wetboek van Strafrecht
artikel 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht
16.
hij op of omstreeks 16 maart 2017 te Rotterdam, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 1000 euro, in elk geval enig goed/geldbedrag. geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 5] ( [geboortedatum slachtoffer 5] 1923), in elk
geval aan een ander of anderen dan aan hen, verdachte, zulks nadat hij, verdachte, dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik had gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door (zonder toestemming) gebruik te maken van een bankpas met bijbehorende pincode.
artikel 311 Wetboek van Strafrecht