ECLI:NL:RBROT:2017:10271

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 december 2017
Publicatiedatum
8 januari 2018
Zaaknummer
10/750390-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift ongegrond verklaard tegen lichtingsbevel in strafzaak

Op 12 december 2017 heeft de rechtbank Rotterdam in raadkamer uitspraak gedaan op een bezwaarschrift van de verdachte tegen een lichtingsbevel van de officier van justitie. De verdachte, die in voorlopige hechtenis verkeert, had bezwaar gemaakt tegen het bevel om hem te lichten voor verhoor op 13 en 20 december 2017. De rechtbank overwoog dat op grond van artikel 62, tweede lid, juncto artikel 76 van het Wetboek van Strafvordering maatregelen in het belang van het onderzoek mogelijk zijn, waaronder het lichten van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat het lichten van de verdachte in dit geval gerechtvaardigd was, gezien de ernst van de verdenkingen tegen hem, die onder meer betrekking hadden op ernstige misdrijven tegen (hoog) bejaarden. De rechtbank concludeerde dat het horen van de verdachte noodzakelijk was voor het onderzoek naar de feiten en dat de maatregel niet onrechtmatig was. Het bezwaarschrift van de verdachte werd dan ook ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK Rotterdam
Parketnummer: 10/750390-17
RK-nummer : 17/3822
Beslissing op het bezwaarschrift ex artikel 62a lid 4 Sv tegen het lichtingsbevel van de officier van
justitie.
De rechtbank te Rotterdam, raadkamer;
Gezien het op 08 december 2017 ter griffie van deze rechtbank ingediende bezwaarschrift van de
verdachte:

genaamd : [naam verdachte]

geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte]

wonende te : [adres verdachte] , [woonplaats verdachte]

thans verblijvende: PI De IJssel te Krimpen aan den IJssel,

Op grond van artikel 62, tweede lid, juncto artikel 76 van het Wetboek van Strafvordering (hierna:
Sv) zijn gedurende de voorlopige hechtenis maatregelen in het belang van het onderzoek
mogelijk. Deze bestaan, behoudens de maatregelen genoemd in artikel 61a Sv, onder meer uit
beperkingen met betrekking tot het ontvangen van bezoek, telefoonverkeer etc. (artikel 62,
tweede lid, aanhef en onder a, Sv) en uit overbrenging naar een ziekenhuis, of andere instelling of
verblijf in verband met medisch toezicht (artikel 62, tweede lid, aanhef en onder b, Sv). Blijkens
de tekst van de wet en onderstreept in de Memorie van Toelichting bij de wijziging van artikel 62
Sv in 2001 is de opsomming in de wet niet limitatief (IK 1999—2000, 26 983, nr. 3, p. 11). Verder
is met de invoering van de regeling in het Wetboek van Strafvordering bedoeld om de onder de
artikelen 222 en 225 Invoeringswet Strafvordering ontstane praktijk te continueren (TK 1999—
2000, 26 983, nr. 3, p. 11). Tot die praktijk behoort het lichten van de verdachte om in het kader
van een ander onderzoek te worden gehoord (T&C Sv, aant. 2 bij art. 62).
Eén en ander brengt naar het oordeel van de raadkamer mee, dat onder maatregelen in het
belang van het onderzoek als bedoeld in artikel 62, tweede lid, aanhef, Sv ook dient te worden
gerekend, het lichten van de verdachte tegen zijn wil in kader van het onderzoek waarin hij
voorlopig is gehecht. Of het lichten in het concrete geval is toegestaan hangt, anders dan de
raadsman heeft gesteld, af of dit in het belang van het onderzoek is en of dit proportioneel en
subsidiair is; anders gezegd, of de ernst van de verdenking dit rechtvaardigt en of het doel
redelijkerwijs niet met een ander, minder ingrijpend middel kan worden bereikt. De ernst van de
verdenking wordt bepaald door de verhouding tussen de mate van verdenking en de aard van het
feit. Dat de verdachte, zoals de raadsman heeft gesteld, zich op zijn zwijgrecht zal beroepen, doet
daar niet aan af.
In deze zaak is op 20 november 2017 een bevel bewaring gegeven omdat ernstige bezwaren tegen
de verdachte zijn gerezen dat hij (kort gezegd) een met name genoemde ander al dan niet met
voorbedachten rade van het leven zou hebben beroofd, althans (zwaar) zou hebben mishandeld,
de dood ten gevolg hebbend. Verder waren er ernstige bezwaren dat hij bij twee met name
genoemde anderen pogingen tot moord c.q. doodslag zou hebben begaan, althans (zware)
mishandeling zou hebben gepleegd. De slachtoffers betroffen steeds (hoog) bejaarden die met
insuline zouden zijn ingespoten. Op 30 november 2017 is door de raadkamer van deze rechtbank
een bevel gevangenhouding gegeven en een vordering tot wijziging van de feiten voorlopige
hechtenis toegewezen (de 67-b vordering). Die laatste vordering, zo heeft de officier van justitie in
raadkamer toegelicht, is een vordering waarbij aan de feiten voor voorlopige hechtenis worden
toegevoegd vergelijkbare feiten ten aanzien van twee met name genoemde personen en ook een
aantal onbepaalde personen, nu tijdens het onderzoek het vermoeden is gerezen dat de
verdachte meer vergelijkbare feiten zou hebben gepleegd. Blijkens een aanvullend proces-verbaal
van bevindingen dat de politie voor deze raadkamerzitting heeft opgemaakt ( [proces-verbaalnummer] ),
worden thans vijftien zaken van niet medisch geïndiceerde toediening van potentieel dodelijke
medicatie, waaronder in de meeste gevallen insuline, aan bejaarden onderzocht, de drie
hierboven bedoelde zaken meegerekend. In zeven van die gevallen is het slachtoffer overleden.
Gelet op bovenstaand wettelijk kader en op de feiten van deze zaak oordeelt de raadkamer als
volgt.
Het horen van de verdachte is zonder twijfel in het belang van het onderzoek naar alle feiten.
Gelet op de toewijzing van de 67-b vordering dient de raadkamer ervan uit te gaan, dat er
ernstige bezwaren zijn tegen de verdachte wat betreft de in die vordering genoemde feiten, die
met levenslange gevangenisstraf zijn bedreigd en dus zeer ernstig zijn te noemen. De maatregel
is, gelet op het feit dat de verdachte al van zijn vrijheid is beroofd, in zoverre niet extra belastend.
Weliswaar bepaalt ook de Aanwijzing lichten van gedetineerden, TBS-gestelden en jeugdigen van
1januari 2013 (Stct. 2012, 268B2) dat een verhoor zo mogelijk in het huis van bewaring dient
plaats te vinden, maar de officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat een verhoor
in een speciale verhoorkamer dient plaats te vinden met het oog op audio-visuele registratie.
Gelet op de ernst van de verdenking is dit laatste alleszins te billijken.
Bovenstaande brengt mee dat lichting van de verdachte tegen zijn wil op 13 december 2017 en op
20 december 2017 niet onrechtmatig is en het bezwaarschrift ongegrond zal worden verklaard.
Daaraan doet niet af, dat de verdachte steeds recht zal hebben op verhoorbijstand van zijn
raadsman en zich steeds kan beroepen op zijn zwijgrecht.

BESCHIKKENDE:

Verklaart het bezwaarschrift ongegrond.

Aldus gedaan in raadkamer op 12 december 2017

door de voorzitter mr. J.L.M. Boek,

in tegenwoordigheid van de griffier H.M. Terpstra-Bos