ECLI:NL:RBROT:2017:10232

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 december 2017
Publicatiedatum
28 december 2017
Zaaknummer
10/691092-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belaging van meerdere slachtoffers door het doen van nep-bestellingen en bedreigingen

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 6 december 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met een medeverdachte schuldig is bevonden aan belaging van meerdere willekeurig gekozen personen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het herhaaldelijk bellen van slachtoffers, het uiten van bedreigingen en het laten bezorgen van nep-bestellingen, waaronder voedsel, taxi's en zelfs een lijkwagen, op de adressen van de slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedragingen van de verdachte stelselmatig waren, ondanks het verweer van de verdediging dat dit niet het geval was voor enkele slachtoffers. De rechtbank oordeelde dat de aard, duur, frequentie en intensiteit van de gedragingen, evenals de impact op de slachtoffers, voldoende waren om te spreken van belaging. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en behandelverplichting. De zaak benadrukt de ernst van stelselmatige belaging en de impact daarvan op de slachtoffers, die gedurende een lange periode angst en onzekerheid hebben ervaren.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/691092-17
Datum uitspraak: 6 december 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. F.C. Knoef, advocaat te Den Haag.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 22 november 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.J. du Croix heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 4 jaren en als bijzondere voorwaarden meldplicht, behandelverplichting, contactverbod met de benadeelde partijen en de medeverdachte en de verplichting om een schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partijen, met dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte geen opzet heeft gehad op het maken van een wederrechtelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster [naam slachtoffer 2] en geen oogmerk heeft gehad haar te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden dan wel vrees aan te jagen. De verdachte dient dan ook partieel vrij te worden gesproken van de belaging ten aanzien van aangeefster [naam slachtoffer 2] .
4.1.2.
Beoordeling
[naam slachtoffer 2] is de partner van [naam slachtoffer 1 ] en woont met [naam slachtoffer 1 ] samen met hun minderjarige dochter op hetzelfde adres. Ter zitting heeft verdachte bekend dat hij [naam slachtoffer 1 ] stelselmatig heeft belaagd door op het huisadres van [naam slachtoffer 1 ] valse bestellingen te laten komen en door [naam slachtoffer 1 ] thuis te bellen, zowel ’s nachts als overdag, waarbij hij bedreigingen uitte en [naam slachtoffer 1 ] uitschold. Zo kwamen in een tijdsbestek van slechts enkele dagen in de periode 16-22 februari 2017 zeker twaalf verschillende bedrijven aan de deur, uiteenlopend van pizzabezorgers, een schoonmaakbedrijf voor het opruimen van een hennepplantage, tot een escortbureau. Ook is tot twee keer toe bij een uitvaartondernemer een rouwauto besteld voor het huisadres van [naam slachtoffer 1 ] en [naam slachtoffer 2] , omdat daar iemand overleden zou zijn (wat niet het geval was). Eenmaal stond de lijkwagen zelfs midden in de nacht voor de deur. [naam slachtoffer 2] heeft in haar aangifte toegelicht wat een impact dit heeft gehad op het hele gezin, nu het allemaal op het huisadres plaatsvond. Uit het dossier blijkt dat deze stelselmatige belaging in ieder geval plaatsvond in de periode van 16 februari tot en met 30 mei 2017.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte met deze handelingen niet alleen het opzet heeft gehad om inbreuk te maken op de persoonlijke levenssfeer van [naam slachtoffer 1 ] met het oogmerk om alleen hem vrees aan te jagen, maar dat verdachte zich hiermee ook schuldig heeft gemaakt aan belaging van [naam slachtoffer 2] . Immers, gelet op de aard en de intensiteit van de gedragingen van verdachte en zijn medeverdachte, alsmede de omstandigheden waaronder deze plaatsvonden, kan de conclusie niet anders zijn dan dat het opzet en het oogmerk mede gericht is geweest op een ieder die op het adres woonde dat het object was van de belaging. Dat het voornamelijk [naam slachtoffer 1 ] was die de telefoon op nam bij de telefonische belaging, had slechts te maken met het feit dat verdachten het telefoonnummer van het reclamedoek hadden gehaald ( [naam slachtoffer 1 ] had een schildersbedrijf) dat aan het balkon van de woning was bevestigd. Zoals hierboven al omschreven, beperkten de gedragingen zich echter niet tot dreig- en scheldtelefoontjes, maar strekten deze zich voornamelijk uit tot het laten bezorgen van valse bestellingen bij de woning. Het feit dat het voornamelijk [naam slachtoffer 1 ] was die de telefoon op nam, staat dan ook niet in de weg aan een bewezenverklaring van belaging van [naam slachtoffer 2] als (mede)bewoonster van het woonadres waar de belaging op was gericht.
4.1.3.
Conclusie
Het verweer wordt verworpen en het ten laste gelegde kan worden bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen integrale vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij in de periode van
2 september 2016tot en met 21 juni 2017
te Rotterdam en Leimuiden en Utrecht en Schoonhoven en Leiden
en Spijkenisse, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk
, tezamen en in vereniging met een ander,inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die
van [naam slachtoffer 1 ] en [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 4]
en [naam slachtoffer 5] en [naam slachtoffer 6] , door
meermalen voedsel en een lijkwagen en uitvaartondernemer(s) en/ taxi's en een escort en een schildersbedrijf en een glazenwasser en een glaszetter en een schoonmaakbedrijf en
een slotenmaker en een loodgieter bij die [naam slachtoffer 1 ] en [naam slachtoffer 2] te laten komen en die [naam slachtoffer 1 ] uit te schelden en te bedreigen en meermalen die [naam slachtoffer 3] te bellen en voedsel en
taxis bij die [naam slachtoffer 3] te laten komen en abonnementen af te sluiten op naam of op het adres van die [naam slachtoffer 3] zodat die [naam slachtoffer 3] met berichten van en verplichtingen jegens derden geconfronteerd zou worden
en
meermalen die [naam slachtoffer 4] te bellen en voedsel te laten komen bij die [naam slachtoffer 4]
en
( meermalen voedsel en/ taxis en een glaszetter te laten komen bij die [naam slachtoffer 5]
en
te bellen naar die [naam slachtoffer 6] en meermalen voedsel
en een taxi te laten komen bij die [naam slachtoffer 6]
met het oogmerk die [naam slachtoffer 1 ] en [naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 4] en [naam slachtoffer 5]
en [naam slachtoffer 6] , te dwingen iets te doen, te dulden en
vrees aan te jagen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

5.1.
Kwalificatie
5.1.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat ten aanzien van aangevers [naam slachtoffer 4] , [naam slachtoffer 5] en [naam slachtoffer 6] verdachte geen stelselmatige inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van genoemde aangevers. Het inbreukmakend gedrag van de verdachte zou van te korte duur zijn om van belaging te kunnen spreken.
5.1.2.
Beoordeling
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van belaging in de zin van artikel 285b eerste lid Wetboek van Strafrecht zijn van belang de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer. Gelet hierop is zowel in het geval van [naam slachtoffer 4] , als in het geval van [naam slachtoffer 6] en [naam slachtoffer 5] sprake geweest van gedragingen met een stelselmatig karakter.
In het geval van [naam slachtoffer 4] geldt dat het eerste contact met verdachten plaatsvond via de mail in de periode 9-12 mei 2017. In deze mailwisseling werd [naam slachtoffer 4] om al haar gegevens gevraagd in verband met een zogenaamd te verstrekken lening. Deze gegevens verstrekte [naam slachtoffer 4] op dat moment in goed vertrouwen, maar deze werden later door verdachten misbruikt om haar te belagen. Op 20 mei 2017 mailde [naam slachtoffer 4] nogmaals omdat zij niets meer hoorde. Op 30 mei 2017 ontving [naam slachtoffer 4] vervolgens de dreigmail waarin verdachten aangaven haar gegevens te hebben misbruikt om fraude mee te plegen en de gegevens ook verder te gaan misbruiken om leningen op haar naam af te sluiten en dergelijke. Ze zou er nog van horen. Vervolgens kwamen die dag twaalf bezorgdiensten aan de deur met bestellingen op naam van [naam slachtoffer 4] . Daarnaast werd [naam slachtoffer 4] die dag telefonisch ernstig bedreigd, waarbij ook het leven van haar kinderen door verdachten werd bedreigd. [naam slachtoffer 4] wist op dat moment niet met wie zij te maken had, hoe lang het door zou gaan en hoe serieus zij de bedreigingen moest nemen.
[naam slachtoffer 6] werd op 20 juni 2017 door een onbekende gebeld die zich eerst voordeed als politieagent en vroeg naar de gegevens van zijn (transgender) dochter [naam] . Aangezien [naam slachtoffer 6] het direct niet vertrouwde en de gegevens niet gaf, werd [naam slachtoffer 6] eerst uitgescholden en vervolgens werden ook lelijke dingen over zijn dochter [naam] gezegd, die erop neerkwamen dat zij travestiet was en dat die eigenlijk niet mogen bestaan. Vervolgens kwamen diezelfde dag zes pizzabezorgers aan de deur doordat op naam en adres van [naam slachtoffer 6] valse bestellingen waren gedaan. De volgende dag, 21 juni 2017, ging het verder met een taxi die aan de deur stond die ook op naam en adres van [naam slachtoffer 6] vals was besteld. Ook werd die dag door verdachten een dreigmail gestuurd naar de ex-vrouw van [naam slachtoffer 6] waarin zij werd uitgescholden en bedreigingen werden geuit tegen het leven van hun dochter [naam] . [naam slachtoffer 6] heeft kort daarna ook kennis genomen van deze bedreiging en naar het oordeel van de rechtbank dient deze bedreiging gelet op de omstandigheden – zelfde aard en tijdstip – in de beoordeling te worden betrokken. Ook voor [naam slachtoffer 6] geldt dat hij op dat moment niet wist met wie hij te maken had, hoe lang het door zou gaan en hoe serieus hij de bedreigingen moest nemen.
[naam slachtoffer 5] zag eind april 2017 een advertentie van iemand (verdachten) die geld zou lenen en hij reageerde hierop. Op 12 mei 2017 werd hij gebeld door verdachten of hij 0,01 cent wilde overmaken ter verificatie van zijn bankrekeningnummer. Nadat [naam slachtoffer 5] dit had gedaan, werd hij op 30 mei 2017 begin van de middag gebeld door verdachten, waarbij werd aangegeven dat door hen misbruik was gemaakt van zijn gegevens door leningen af te sluiten op zijn naam. Diezelfde dag tussen 17.00 uur en 18.00 uur kwamen er drie pizzabezorgers aan de deur van [naam slachtoffer 5] , die vals waren besteld op zijn naam en adres. Vervolgens verschenen tussen 18.40 en 19.00 uur vier taxi’s die vals waren besteld op zijn adres. Later op de avond verscheen er ook nog een glas- en slotenmaker aan de deur die vals was besteld op zijn naam. Tot slot heeft [naam slachtoffer 5] die avond zelf naar de SNS-bank gebeld waar inderdaad een rekening op zijn naam bleek te zijn geopend, welke direct werd geblokkeerd. Ook voor [naam slachtoffer 5] geldt dat hij op dat moment niet wist met wie hij te maken had, hoe lang het door zou gaan en hoe serieus hij het een en ander moest nemen.
Gelet op de aard, de intensiteit maar ook de indringendheid van de gedragingen van verdachten in bovenomschreven drie gevallen, is de rechtbank van oordeel dat ook hier voldaan is aan het vereiste van stelselmatigheid. Daarbij speelt de anonimiteit van de belagers een belangrijke rol in combinatie met het feit dat verdachten steeds lieten merken aan de slachtoffers dat zij over al hun gegevens beschikten, terwijl de identiteit van de verdachten niet te achterhalen was. Daardoor is bij de slachtoffers angst gecreëerd dat de belaging onbeperkt voort kon duren. De slachtoffers hebben zich hierdoor onveilig gevoeld en de gedragingen hebben een ernstige inbreuk gemaakt op hun persoonlijk leven. De rechtbank is dan ook van oordeel dat ook ten aanzien van de aangevers [naam slachtoffer 4] , [naam slachtoffer 5] en [naam slachtoffer 6] sprake is van belaging, in de zin van artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht.
5.1.3.
Conclusie
Het bewezen feit levert op:
Medeplegen van belaging, meermalen gepleegd

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met de medeverdachte schuldig gemaakt aan belaging van meerdere, willekeurig gekozen, personen gedurende een periode van totaal tien maanden. Zij hebben de slachtoffers tientallen keren gebeld, eten laten bezorgen en taxi’s, een glaszetter, een slotenmaker, een escort en een loodgieter laten komen op hun thuisadressen. Ook hebben zij abonnementen afgesloten op naam van één van de slachtoffers en de slachtoffers – vaak in zeer grove bewoordingen – uitgescholden en bedreigd. De verdachten zijn zelfs zo ver gegaan dat zij lijkwagens hebben laten komen op het adres van twee van de slachtoffers. De verdachten zijn planmatig te werk gegaan en hebben allerlei maatregelen getroffen teneinde anoniem en ontraceerbaar te blijven, door met prepaid-simkaarten te bellen, middels Voip in te bellen en door gebruik te maken van een valse naam. Bovendien wezen zij hun slachtoffers er ook steeds op dat zij onvindbaar waren, waarmee zij de angst bij hun slachtoffers dat de belaging net zo lang door kon gaan als verdachten wilden versterkten.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 27 oktober 2017 blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. De rechtbank weegt dit gegeven in het nadeel van de verdachte mee.
7.3.2.
Rapportages
De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende over de verdachte uitgebrachte rapportages.
Psycholoog drs. R.K.F. Lemmens heeft op 19 oktober 2017 een rapport over de verdachte opgemaakt. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een ernstige scheefgroei in de persoonlijkheid in de vorm van antisociale, narcistische en psychopathische trekken. De in het onderzoek vastgestelde gebreken hebben bij de verdachte geleid tot de volgende beperkingen in het functioneren: een beperkte impulscontrole, een zeer gebrekkige gewetensfunctie, een beperkt inlevingsvermogen en empathie en een gevoel van plezier, almacht, onaantastbaarheid bij het emotioneel beschadigen van anderen. De verdachte heeft een bovengemiddelde intelligentie. De stoornis van de verdachte maakt hem een gevaar voor anderen dat, in combinatie met zijn intelligentie, waarschijnlijk onderschat wordt door de mensen in zijn omgeving. De onderzoeker is van oordeel dat de verdachte als licht verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
Reclassering Nederland heeft op 30 oktober 2017 een rapport over de verdachte opgemaakt. Het recidiverisico wordt door de reclassering op basis van het justitieel verleden en de persoonlijkheidsproblematiek ingeschat als hoog. Er wordt dan ook geadviseerd, indien de verdachte schuldig wordt bevonden, de verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met de bijzondere voorwaarden: meldplicht, behandelverplichting, contactverbod met de benadeelde partijen en de medeverdachte en de verplichting om de schade te vergoeden die door het strafbare feit is veroorzaakt.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Het stalkgedrag van de verdachte en zijn medeverdachte heeft ernstige vormen aangenomen, dat staat buiten kijf. De verdachten zijn doortrapt te werk gegaan en hebben zich onaantastbaar gewaand. De slachtoffers hebben herhaaldelijk duidelijk gemaakt dat de verdachten op moesten houden met de belagingsactiviteiten, maar daar hadden de verdachten geen boodschap aan. De verdachte heeft op een indringende wijze een forse inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers en hun gezinnen, enkel en alleen voor zijn eigen plezier en als tijdverdrijf. Uit de slachtofferverklaringen die de slachtoffers op zitting hebben voorgedragen blijkt dat de belaging een grote impact heeft gehad op hun dagelijks leven. De slachtoffers hebben gedurende een lange tijd angstgevoelens ondervonden en in onzekerheid geleefd, omdat zij onder andere niet wisten wie achter de belaging zat en of en wanneer een einde zou komen aan de praktijken. Ook hebben de tientallen betrokken ondernemers, door de nep-bestellingen, schade geleden.
De rechtbank neemt de verdachte dit alles ernstig kwalijk, temeer omdat hij al eerder voor belaging is veroordeeld en hij hier kennelijk geen lering uit heeft getrokken.
Gezien de ernst van het feit, het feit dat sprake is van recidive en gelet op de straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd, kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank de intensiteit van de belaging, de impact op de slachtoffers ten gevolge van die gedragingen, de toegebrachte schade aan nietsvermoedende ingeschakelde ondernemers en de geraffineerde werkwijze
van de verdachte meegewogen. De rechtbank zal gelet op al deze omstandigheden een langere gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
Nu de rechtbank ook de noodzaak ziet van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, neemt de rechtbank het advies van de reclassering tot begeleiding en bijzondere voorwaarden over (met uitzondering van de verplichting de door het feit veroorzaakte schade te vergoeden). Een deel van de voorgenomen straf zal dan ook voorwaardelijk worden opgelegd. Het voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Daarbij stelt de rechtbank, gezien de recidive, de proeftijd op drie jaren.
De bijzondere voorwaarden zullen niet dadelijk uitvoerbaar worden verklaard. De bewezenverklaarde belaging bevat geen gedraging die onmiskenbaar gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van de aangevers zodat voor dadelijke uitvoerbaarverklaring geen plaats is.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaringen, passend en geboden.
8. In beslag genomen voorwerpen
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft primair gevorderd de in beslag genomen voorwerpen verbeurd te verklaren. Subsidiair stelt de officier van justitie zich op het standpunt de goederen te onttrekken aan het verkeer.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging verzoekt de Samsung S7 telefoon en het geld terug te geven aan de verdachte. De verdediging stelt zich op het standpunt dat deze telefoon niet is gebruikt voor de belaging. Met betrekking tot de laptop en de overige voorwerpen, refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
8.3.
Beoordeling
De volgende in beslag genomen voorwerpen zullen worden verbeurd verklaard:
-Simkaart Lebara ( [beslagnummer 1] )
-Telefoon Alcatel Pixi ( [beslagnummer 2] )
-Creditcard Mastercard ( [beslagnummer 3] )
-Twee voedingsapparaten [beslagnummer 4] )
-Drie simkaarten ( [beslagnummer 5] )
-Telefoon Alcatel Onetouch ( [beslagnummer 6] )
-Simkaart met telefoonnummer [gsm-nummer] ( [beslagnummer 7] )
Het bewezen feit is met behulp van deze voorwerpen begaan.
Ten aanzien van het in beslag genomen geldbedrag van € 150,00 zal een last worden gegeven tot teruggave aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
Ten aanzien van de grijskleurige en de goudkleurige Samsungtelefoons ( [beslagnummer 8] en [beslagnummer 9] ) zal een last worden gegeven tot teruggave aan de degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt, nu niet kan worden vastgesteld dat het bewezen feit met behulp van deze voorwerpen is begaan.

9.Vorderingen benadeelde partijen/ schadevergoedingsmaatregelen

7.1
De vordering van [naam benadeelde 1]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 1] ter zake van het tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 4.541,00 aan materiële schade en een vergoeding van € 3.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan en de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Wetboek van Strafrecht.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering van de benadeelde partij genoegzaam is onderbouwd, zodat de vordering in beginsel voor toewijzing vatbaar is, vermeerderd met de wettelijke rente. Voorts heeft de officier van justitie oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich primair op het standpunt dat de benadeelde partij met betrekking tot het materiële deel van de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat niet kan worden vastgesteld dat de schade een rechtstreeks gevolg is van het ten laste gelegde. Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard dient te worden omdat de behandeling een onevenredige belasting van het strafgeding vormt. Meer subsidiair verzoekt de verdediging de gevorderde schade te verminderen met de niet gemaakte inkoopkosten en omzet die behaald is uit werk dat wel is uitgevoerd in de periode dat aan deze opdracht zou worden gewerkt.
Met betrekking tot het immateriële deel van de vordering stelt de verdediging zich op het standpunt dat het gevorderde bedrag, gelet op toegekende vergoedingen in soortgelijke zaken, te hoog is en verzoekt de rechtbank het bedrag te matigen.
Beoordeling
Anders dan de verdediging aanvoert is naar het oordeel van de rechtbank komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde strafbare feit, rechtstreeks schade is toegebracht. De gevorderde schadevergoeding is voldoende met schriftelijke stukken onderbouwd en gespecificeerd en komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor. Aangetoond is immers dat de benadeelde partij een opdracht is misgelopen en wat de inkomsten uit die opdracht voor hem zouden zijn. Dat de benadeelde partij in de periode waarin hij werd belaagd wel een andere opdracht heeft uitgevoerd, is niet aannemelijk. De vordering met betrekking tot de
materiële schadezal worden toegewezen.
De gevorderde vergoeding voor
immateriële schadezal, op basis van hetgeen thans omtrent de aard en omvang van die schade is gebleken, mede gelet op het feit dat de benadeelde partijen [naam benadeelde 1] en [naam benadeelde 2] deel uitmaken van hetzelfde gezin dat slachtoffer werd van de belaging op het gedeelde woonadres, naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op een bedrag van € 1.500,00, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de verdachte het strafbare feit, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 16 februari 2017.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot nu toe begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 6.041,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 februari 2017 en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
7.2
De vordering van [naam benadeelde 2]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 2] ter zake van het tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 3.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan en de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering van de benadeelde partij genoegzaam is onderbouwd, zodat de vordering in beginsel voor toewijzing vatbaar is.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van het gehele gevorderde bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente. Voorts heeft de officier van justitie oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich primair op het standpunt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk
verklaard dient te worden, nu de verdediging vrijspraak heeft bepleit voor het belagen van mevrouw [naam benadeelde 2] . Subsidiair voert de verdediging aan dat haar vordering niet kan worden toegewezen c.q. niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu de benadeelde partij [naam benadeelde 1] ook schade vordert die ziet op de impact die het tenlastegelegde op zijn gezin heeft gehad.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde strafbare feit, rechtstreeks schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal de vordering, ondanks de betwisting door de verdediging, worden toegewezen.
De gevorderde vergoeding zal, op basis van hetgeen thans omtrent de aard en omvang van die schade is gebleken, mede gelet op het feit de benadeelde partijen [naam benadeelde 1] en [naam benadeelde 2] deel uitmaken van hetzelfde gezin dat slachtoffer werd van de belaging op het gedeelde woonadres, naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op een bedrag van € 1.500,00, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de verdachte het strafbare feit, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 16 februari 2017.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot nu toe begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.500,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 februari 2017 en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
7.3
De vordering van [naam benadeelde 3]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 3] ter zake van het tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 3.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan en de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering van de benadeelde partij genoegzaam is onderbouwd, zodat de vordering in beginsel voor toewijzing vatbaar is. Blijkens de slachtofferverklaring van de benadeelde partij heeft de belaging een grote impact gehad op haar leven, ook omdat zij ten tijde van de belaging in verwachting was.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van het gehele gevorderde bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente. Voorts heeft de officier van justitie oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat het gevorderde bedrag, gelet op toegekende vergoedingen in soortgelijke zaken, te hoog is en verzoekt de rechtbank het bedrag te matigen.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde strafbare feit, rechtstreeks schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal de vordering, ondanks de betwisting door de verdediging, worden toegewezen.
De gevorderde vergoeding zal, op basis van hetgeen thans omtrent de aard en omvang van die schade is gebleken, naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op een bedrag van € 2.000,00, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De rechtbank overweegt hiertoe dat de benadeelde partij gedurende een langere periode, ten opzichte van de benadeelde partijen [naam benadeelde 4] en [naam benadeelde 5] , heeft geleden onder de belaging. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de verdachte het strafbare feit, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 2 september 2016.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot nu toe begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
ConclusieDe verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 2.000,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 september 2016 en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
7.4
De vordering van [naam benadeelde 4]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 4] ter zake van het tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 3.000,00 voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan en de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering van de benadeelde partij genoegzaam is onderbouwd, zodat de vordering in beginsel voor toewijzing vatbaar is.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van het gehele gevorderde bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente. Voorts heeft de officier van justitie oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich primair op het standpunt dat, indien de verdachte vrij wordt gesproken van de belaging van meneer [naam benadeelde 4] , de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in de vordering. Subsidiair stelt de raadsman dat het gevorderde bedrag gematigd dient te worden, omdat de benadeelde partij ‘slechts’ één dag lastig is
gevallen door de verdachte en zijn medeverdachte. Daarnaast is de gegeven onderbouwing van de vordering, dat de MS-klachten van de benadeelde partij zijn verergerd, niet voldoende aangetoond en dient de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaard te worden.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde strafbare feit, rechtstreeks schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal de vordering, ondanks de betwisting door de verdediging, worden toegewezen.
De gevorderde vergoeding zal, op basis van hetgeen thans omtrent de aard en omvang van die schade is gebleken, naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op een bedrag van € 500,00, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De rechtbank overweegt hierbij dat - hoewel het alleszins begrijpelijk is dat het een en ander tot spanning heeft geleid - het causale verband tussen de toegenomen MS-klachten en de bewezen verklaarde gedragingen niet met stukken is onderbouwd en dus niet kan worden vastgesteld. De benadeelde partij zal voor het overige dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de verdachte het strafbare feit, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 12 mei 2017.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot nu toe begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 500,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 mei 2017 en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
7.5
De vordering van [naam benadeelde 5]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 5] ter zake van het tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.500,00 voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering van de benadeelde partij genoegzaam is onderbouwd, zodat de vordering in beginsel voor toewijzing vatbaar is.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van het gehele gevorderde bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente. Voorts heeft de officier van justitie oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich primair op het standpunt dat, indien de verdachte vrij wordt gesproken van de belaging van mevrouw [naam benadeelde 5] , de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in de vordering. Subsidiair stelt de raadsman dat het gevorderde bedrag gematigd dient te worden, omdat de benadeelde partij een korte periode lastig is gevallen door de verdachte en zijn medeverdachte.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde strafbare feit, rechtstreeks schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal de vordering, ondanks de betwisting door de verdediging, worden toegewezen.
De gevorderde vergoeding zal, op basis van hetgeen thans omtrent de aard en omvang van die schade is gebleken, naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op een bedrag van € 500,00, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de verdachte het strafbare feit, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 9 mei 2017.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot nu toe begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 500,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 mei 2017 en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 47 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 14 (veertien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
6 (zes) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 3 jaren, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling binnen de proeftijd noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen bij een forensische psychiatrische polikliniek De Waag Rijnmond of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering in overleg met de instelling/behandelaar verantwoord vindt;
3. de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met de benadeelde partijen [naam benadeelde 1] , [naam benadeelde 2] , [naam benadeelde 3] , [naam benadeelde 4] , [naam benadeelde 5] , [naam benadeelde 6] en de medeverdachte [naam medeverdachte] , gedurende de proeftijd;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden 1. en 2. en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor het feit:
-Simkaart Lebara ( [beslagnummer 1] )
-Telefoon Alcatel Pixi ( [beslagnummer 2] )
-Creditcard Mastercard ( [beslagnummer 3] )
-Twee stuks voedingsapparaten [beslagnummer 4] )
-Drie stuks simkaarten ( [beslagnummer 5] )
-Telefoon Alcatel Onetouch ( [beslagnummer 6] )
-Simkaart met telefoonnummer [gsm-nummer] ( [beslagnummer 7] )
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
-grijskleurige en de goudkleurige Samsungtelefoons ( [beslagnummer 8] en [beslagnummer 9] )
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
-Geldbedrag van € 150,00;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] te betalen een bedrag van
€ 6.041,00 (zegge: zesduizend en éénenveertig euro), bestaande uit € 4.541,00 aan materiële schade en € 1.500,00 aan immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 16 februari 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 1] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 1] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] te betalen
€ 6.041,00(hoofdsom,
zegge: zesduizend en éénenveertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 februari 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 6.041,00 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
65 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 2] , te betalen een bedrag van
€ 1.500,00 (zegge: duizend en vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 16 februari 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 2] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 2] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 2] te betalen
€ 1.500,00(hoofdsom,
zegge: duizend en vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 februari 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 1.500,00 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
25 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 3] , te betalen een bedrag van
€ 2.000,00(hoofdsom,
zegge: tweeduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 2 september 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 3] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 3] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 3] te betalen
€ 2.000,00(hoofdsom,
zegge: tweeduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 september 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 2.000,00 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
30 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 4] , te betalen een bedrag van
€ 500,00 (zegge: vijfhonderd euro),te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 12 mei 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 4] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 4] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 4] te betalen
€ 500,00(hoofdsom,
zegge: vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 mei 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 500,00 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
10 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 5] , te betalen een bedrag van
€ 500,00 (zegge: vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 9 mei 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 5] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 5] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 5] te betalen
€ 500,00(hoofdsom,
zegge: vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 mei 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 500,00 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
10 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.M. Koevoets, voorzitter,
en mrs. M.C. Franken en M. Timmerman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C. Ihataren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 december 2017.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van
2 september 2016tot en met 21 juni 2017
te Rotterdam en/of Leimuiden en/of Utrecht en/of Schoonhoven en/of Leiden
en/of Spijkenisse, in ieder geval in Nederland,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk
, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die
van [naam slachtoffer 1 ] en/of [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 4]
en/of [naam slachtoffer 5] en/of [naam slachtoffer 6] ,
door
(veelvuldig, althans meermalen) voedsel en/of een lijkwagen en/of (een)
uitvaartondernemer(s) en/of taxi's en/of een escort en/of een schildersbedrijf
en/of een glazenwasser en/of een glaszetter en/of een schoonmaakbedrijf en/of
een slotenmaker en/of een loodgieter bij die [naam slachtoffer 1 ] en/of [naam slachtoffer 2] te laten
komen en/of die [naam slachtoffer 1 ] uit te schelden en/of te bedreigen
en/of
(veelvuldig, althans meermalen) die [naam slachtoffer 3] te bellen en/of voedsel en/of
(een) taxi('s) bij die [naam slachtoffer 3] te laten komen en/of abonnementen af te
sluiten op naam of op het adres van die [naam slachtoffer 3] (zodat die [naam slachtoffer 3] met
berichten van en/of verplichtingen jegens derden geconfronteerd zou worden)
en/of
(veelvuldig, althans meermalen) die [naam slachtoffer 4] te bellen en/of voedsel te laten
komen bij die [naam slachtoffer 4]
en/of
(veelvuldig, althans meermalen) voedsel en/of (een) taxi('s) en/of een
glaszetter te laten komen bij die [naam slachtoffer 5]
en/of
te bellen naar die [naam slachtoffer 6] en/of (veelvuldig, althans meermalen) voedsel
en/of een taxi te laten komen bij die [naam slachtoffer 6]
met het oogmerk die [naam slachtoffer 1 ] en/of [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 4] en/of [naam slachtoffer 5]
en/of [naam slachtoffer 6] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of
vrees aan te jagen.