ECLI:NL:RBROT:2017:10231

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 december 2017
Publicatiedatum
28 december 2017
Zaaknummer
10/740336-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met mes in Rotterdam

Op 6 december 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag. De verdachte heeft op 29 juni 2017 in Rotterdam het slachtoffer tweemaal in de linkerzij gestoken met een mes. De rechtbank heeft het beroep op noodweer van de verdachte verworpen, waarbij werd vastgesteld dat de verdachte niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij zich verdedigde tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op klaarlichte dag in een winkelstraat het slachtoffer heeft verrast en dat de steekwonden potentieel dodelijk konden zijn. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 30 maanden geëist, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf op van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met het slachtoffer en verplichte behandeling bij een forensische psychiatrische kliniek. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, maar concludeerde dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk was om de rechtsorde te handhaven.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/740336-17
Datum uitspraak: 6 december 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd
in de Penitentiaire Inrichting, locatie Hoogvliet,
raadsman mr. L.M. Dragtenstein, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 22 november 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E. Baars heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren met de bijzondere voorwaarden zoals is geadviseerd door de reclassering en met dadelijke uitvoerbaarheid van deze bijzondere voorwaarden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het primair ten laste gelegde is door de verdachte bekend, in die zin dat de verdachte heeft bekend dat hij het slachtoffer twee maal in zijn linkerzij heeft gestoken met een mes. Dit handelen van de verdachte is, naar de uiterlijke verschijningsvorm beoordeeld, gericht geweest op en geschikt om het slachtoffer van het leven te beroven. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat zich op de plaats waar het slachtoffer is geraakt, vitale organen en grote bloedvaten bevinden. Er is geen vrijspraak bepleit of gevorderd. Dit feit zal zonder verdere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 29 juni 2017 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [naam slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [naam slachtoffer] met een mes in de zij, in elk geval meermalen in het lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
poging tot doodslag
5.1
Noodweer
5.1.1
Standpunt verdediging
Namens de verdachte is bepleit dat hij ontslagen dient te worden van alle rechtsvervolging, omdat hem een geslaagd beroep op noodweer toekomt. Daartoe is aangevoerd dat er sprake was van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van de verdachte door het slachtoffer. De verdachte kwam het slachtoffer onverwachts tegen op straat, waarna het slachtoffer gelijk begon te schelden en de verdachte bedreigde met een mes. De verdachte is in zijn arm gestoken waardoor hij gewond is geraakt. Het slachtoffer hield de verdachte vast en hij kon niet loskomen. Hij was bang en heeft toen met zijn mes in de zij van het slachtoffer gestoken.
5.1.2
Beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat een beroep op noodweer kan worden gehonoreerd als aannemelijk is geworden dat het handelen van de verdachte was geboden door de noodzakelijke verdediging van zijn lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, waar onder omstandigheden mede sprake van kan zijn bij een onmiddellijk dreigend gevaar voor zodanige aanranding.
De rechtbank gaat bij de vaststelling van de feiten uit van de verklaring van het slachtoffer. Volgens het slachtoffer werd hij, toen hij geld in de parkeerautomaat ging gooien, zonder enige aanleiding twee keer van achteren gestoken. Toen hij omkeek zag hij de verdachte met een mes in zijn hand. Hij zag dat de verdachte voor een derde keer wilde steken en heeft hem toen weggeduwd, waarna de verdachte wegrende. Het slachtoffer heeft verklaard dat hij de verdachte verder niet heeft aangeraakt en ook geen mes of ander wapen bij zich had. Uit het dossier blijkt dat de steekwonden zich bevonden op de linkerflank van het slachtoffer, hetgeen past bij vorenstaande beschrijving van het slachtoffer.
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte dat het slachtoffer hem eerst heeft bedreigd en gestoken, niet aannemelijk geworden. Deze verklaring wordt om te beginnen niet ondersteund door andere bewijsmiddelen. Voorts neemt de rechtbank in aanmerking dat de verdachte niet consistent is geweest in de door hem afgelegde verklaringen. In de eerste plaats heeft hij bij de politie en ter zitting uiteenlopende verklaringen afgelegd over de aanleiding van de ruzie tussen hem en het slachtoffer. Daarnaast heeft hij ter zitting verklaard dat hij op de Schiedamseweg was omdat hij naar zijn werk ging, terwijl hij bij de politie verklaard heeft dat hij daar was om te zoeken naar lege winkels om te huren en toen nog bij een vriend langs ging voor een pauze. Tenslotte is het volgende van belang. Op camerabeelden van een pinautomaat zijn zowel de verdachte als het slachtoffer te zien, kort voor het incident. Op deze beelden is te zien dat de verdachte eerst een paar keer heen en weer loopt, in beide richtingen van de Schiedamseweg. Op enig moment loopt het slachtoffer door het beeld in de richting van het Marconiplein, komende vanaf de Grote Visserijstraat. Hij wordt korte tijd later – binnen 20 seconden – gevolgd door de verdachte. Zij zijn tegelijkertijd in beeld waarbij de verdachte dus achter het slachtoffer aan loopt. Het slachtoffer staat dan stil met zijn rug naar de camera en de afstand tussen beide wordt steeds kleiner. Dat de verdachte het slachtoffer opeens voor zich zag en geconfronteerd werd met bedreigingen en een wapen, acht de rechtbank gelet op deze beelden niet geloofwaardig. De beelden passen veel meer bij de verklaring van het slachtoffer, namelijk dat hij van achter werd aangevallen door de verdachte.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zijn er naar het oordeel van de rechtbank geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden waaruit kan worden afgeleid dat er sprake is geweest van ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding, waartegen de verdachte zich moest verdedigen. Het beroep op noodweer wordt dan ook verworpen.
5.1.3
Conclusie
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft op klaarlichte dag in een winkelstraat het slachtoffer tweemaal in zijn linkerzij gestoken met een mes. Het slachtoffer stond met zijn rug naar hem toe en werd door deze aanval verrast. Het slachtoffer is dezelfde dag met spoed geopereerd waarbij een bloeding in een spier van de buikwand werd gehecht. Hij is twee dagen ter observatie in het ziekenhuis gebleven. Volgens de verklaring van de forensisch arts is er afhankelijk van de lengte van het voorwerp waarmee is gestoken, risico geweest op diep penetrerend letsel. Daarbij had beschadiging van organen of vitale structuren (zoals lever, nieren, grote bloedvaten) kunnen optreden en dit was potentieel dodelijk.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
27 oktober 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, zodat dit uittreksel ook niet in zijn nadeel wordt meegewogen.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft op 27 september 2017 een rapport over de verdachte opgemaakt. Hierin wordt vermeld dat de verdachte een kwetsbare indruk maakt en mogelijk kampt met agressieproblematiek. Hij heeft eerder onder behandeling gestaan van een psycholoog in verband met slaapproblemen als gevolg van een posttraumatische stressstoornis. Deze behandeling is op initiatief van de verdachte beëindigd. De verdachte heeft forse schulden, kan door ziekte vaak niet werken en heeft een bijstandsuitkering. Het recidiverisico wordt door de reclassering gemiddeld geschat. Het advies is dat de verdachte wordt verplicht zich te laten behandelen bij een forensische psychiatrische kliniek, in een ambulant kader. Voorts adviseert de reclassering een contactverbod met het slachtoffer.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Door het slachtoffer in de zij te steken heeft de verdachte willens en wetens het risico genomen dat hij het slachtoffer van het leven zou beroven. Dat het slachtoffer er met relatief beperkt letsel vanaf is gekomen, is slechts een kwestie van geluk. Het opzettelijk een ander van het leven beroven, en ook de poging daartoe, is een zwaar delict. Door dergelijke misdrijven wordt de rechtsorde ernstig geschokt en het veroorzaakt in de hele samenleving gevoelens van onrust en onveiligheid.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf achterwege te laten. Alleen een voorwaardelijke gevangenisstraf is wat de rechtbank betreft echter niet aan de orde. Hiervoor zijn het bewezen feit en de potentiële gevolgen te ernstig. Ook uit het oogpunt van generale preventie kan niet worden volstaan met alleen een voorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank neemt het advies van de reclassering tot begeleiding en bijzondere voorwaarden over, zodat een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk zal worden opgelegd. De rechtbank neemt ook de voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd over, met uitzondering van de verplichting de door het feit veroorzaakte schade te vergoeden. Het voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zal de op te leggen bijzondere voorwaarde, inhoudende een contactverbod met het slachtoffer, dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden;
bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte, groot
5 (vijf) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaren, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met [naam slachtoffer] , gedurende de proeftijd;
2. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
3. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van de forensisch psychiatrische polikliniek De Waag Rijnmond of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden 2. en 3. en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de onder nummer 1. genoemde bijzondere voorwaarde dadelijk uitvoerbaar is;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.M. Koevoets, voorzitter,
en mrs. M.C. Franken en M. Timmerman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C. Ihataren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 december 2017.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 29 juni 2017 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk
een persoon genaamd [naam slachtoffer] van het leven te beroven, althans zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [naam slachtoffer] met een mes,
althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de rug en/of de zij, in elk geval
meermalen in het lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid.