ECLI:NL:RBROT:2017:1010

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 januari 2017
Publicatiedatum
8 februari 2017
Zaaknummer
10/682118-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitsluiting van bewijs door vormverzuimen bij verhoor minderjarige verdachte

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 13 januari 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte. De verdachte werd door de politie van school gehaald om als getuige te worden gehoord, maar de rechtbank oordeelde dat hij direct als verdachte had moeten worden aangemerkt. Hierdoor heeft de verdachte niet kunnen profiteren van zijn recht op consultatie van een advocaat en het recht op bijstand tijdens het verhoor. De moeder van de minderjarige werd de toegang tot het verhoor ontzegd, wat de rechtbank als een ernstige schending van de rechten van de verdachte beschouwde. Als gevolg van deze verzuimen heeft de rechtbank de eerste verklaring van de verdachte, evenals de inhoud van zijn laptop en mobiele telefoon, uitgesloten van het bewijs. De rechtbank sprak de verdachte vrij, omdat er onvoldoende wettig bewijs was om tot een veroordeling te komen.

De rechtbank heeft in haar overwegingen ook verwezen naar relevante jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens en de Hoge Raad, die benadrukken dat een verdachte recht heeft op rechtsbijstand en dat schending van deze rechten kan leiden tot bewijsuitsluiting. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet op de hoogte was gesteld van zijn rechten en dat dit een onherstelbaar vormverzuim opleverde. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de verdachte, die onder deze omstandigheden was afgelegd, niet als bewijs kon worden gebruikt. Dit leidde tot de vrijspraak van de verdachte, ondanks dat hij later in het proces deels bekennend had verklaard.

De rechtbank heeft ook de in beslag genomen goederen, waaronder een laptop en een mobiele telefoon, onttrokken aan het verkeer, omdat er kinder- en dierenporno op was aangetroffen. De beslissing van de rechtbank benadrukt het belang van het waarborgen van de rechten van minderjarige verdachten in het strafproces en de gevolgen van schendingen van deze rechten voor de bewijsvoering.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/682118-16
Datum uitspraak: 13 januari 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[Naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1999,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[BRP adres] ,
raadsman mr. A.R. van Roo, advocaat te Nieuwegein.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 30 december 2016.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.H.I. van Dongen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 40 uur, subsidiair 20 dagen vervangende jeugddetentie.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
De verdediging stelt dat de verdachte naar aanleiding van de verklaringen die de getuige [naam] heeft afgelegd de verdachte op 28 januari 2016 niet als getuige, maar als verdachte had moeten worden gehoord door de politie. Hierdoor heeft hij geen gebruik kunnen maken van de aan een minderjarige verdachte toekomende rechten. Naar het oordeel van de verdediging dient dit tot bewijsuitsluiting te leiden van de door de verdachte afgelegde verklaring op 28 januari 2016, alsmede van de onder hem inbeslaggenomen telefoon en laptop. Dat heeft tot gevolg dat er onvoldoende bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde te kunnen komen.
Zo al de verklaring van de verdachte van 28 januari 2016 uitgesloten zou moeten worden van het bewijs, dan kunnen de later door de verdachte afgelegde verklaringen wel voor het bewijs worden gebruikt, aldus de officier van justitie. Bovendien hadden de mobiele telefoon en de laptop van de verdachte ook op grond van artikel 551 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) in beslag kunnen worden genomen.
Bij de beoordeling van het verweer van de verdachte gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 12 januari 2016 heeft de getuige [naam] , rector van de school van de verdachte, ten overstaan van de politie verklaard dat de verdachte tegen een leraar had verteld dat hij kinderpornoplaatjes en bankrekeningen plaatst op facebookpagina’s van personen die hem pesten.
Op 26 januari 2016 heeft [naam] ten overstaan van de politie verklaard dat twee leerlingen hebben verteld dat zij samen met een aantal anderen een WhatsApp-groep hebben waarop kinderpornografisch materiaal was geplaatst. Op diezelfde dag heeft de politie de namen gekregen van de leden van die WhatsApp-groep. Een van hen was de verdachte.
Het verweer van de verdachte dient binnen het volgend juridisch kader te worden beoordeeld.
Uit de rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) kan worden afgeleid dat een verdachte die door de politie is aangehouden, aan artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) een aanspraak op rechtsbijstand kan ontlenen die inhoudt dat hem de gelegenheid wordt geboden om voorafgaand aan het verhoor door de politie aangaande zijn betrokkenheid bij een strafbaar feit een advocaat te raadplegen. Voor aangehouden jeugdige verdachten geldt tevens dat zij recht hebben op bijstand door een raadsman of een andere vertrouwenspersoon tijdens het politieverhoor, aldus de Hoge Raad in zijn arrest van 30 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH3079.
Op grond van artikel 29 lid 2 Sv wordt voor het verhoor de verdachte medegedeeld dat hij niet verplicht is tot antwoorden.
Op grond van artikel 359a lid 1 Sv kan de rechtbank, indien blijkt dat bij het voorbereidend onderzoek vormen zijn verzuimd die niet meer kunnen worden hersteld en de rechtsgevolgen hiervan niet uit de wet blijken, bepalen dat:
a. de hoogte van de straf in verhouding tot de ernst van het verzuim, zal worden verlaagd, indien het door het verzuim veroorzaakte nadeel langs deze weg kan worden gecompenseerd;
b. de resultaten van het onderzoek die door het verzuim zijn verkregen, niet mogen bijdragen aan het bewijs van het tenlastegelegde feit;
c. het openbaar ministerie niet ontvankelijk is, indien door het verzuim geen sprake kan zijn van een behandeling van de zaak die aan de beginselen van een behoorlijke procesorde voldoet.
Op grond van het tweede lid van deze bepaling houdt de rechtbank, bij de toepassing van het eerste lid, rekening met het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt.
In voormeld arrest heeft de Hoge Raad tevens geoordeeld dat, indien een aangehouden verdachte niet dan wel niet binnen redelijke grenzen de gelegenheid is geboden om voorafgaand aan het eerste verhoor door de politie een advocaat te raadplegen, dat in beginsel een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in art. 359a Sv oplevert. Op grond van de rechtspraak van het EHRM moet worden aangenomen dat in gevallen waarvan hier sprake is, een belangrijk (strafvorderlijk) voorschrift of rechtsbeginsel in aanzienlijke mate is geschonden. Daarom zal dit vormverzuim in de regel dienen te leiden tot uitsluiting van het bewijs van de verklaringen van de verdachte die zijn afgelegd voordat hij een advocaat kon raadplegen. Dit geldt ook voor het bewijsmateriaal dat is verkregen als een rechtstreeks gevolg van een voor het bewijs onbruikbare verklaring.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Op grond van de hierboven weergegeven feiten en omstandigheden stelt de raadsman terecht dat ten aanzien van de verdachte reeds voorafgaand aan het verhoor van de verdachte op 28 januari 2016 een redelijk vermoeden van schuld bestond dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het plegen van een strafbaar feit. De verdachte is dus voorafgaand aan zijn verhoor van 28 januari 2016 ten onrechte niet gewezen op zijn recht op consultatie van een advocaat en zijn recht op verhoorbijstand. Evenmin is aan hem voorafgaand aan het verhoor de cautie gegeven.
Nu de verdachte niet de gelegenheid is geboden om voorafgaand aan het verhoor een advocaat te raadplegen, dient de op 28 januari 2016 afgelegde verklaring van de verdachte op grond van de hiervoor aangehaalde rechtspraak van de Hoge Raad uitgesloten te worden van het bewijs. Het feit dat de minderjarige verdachte evenmin is gewezen op het recht op bijstand van een vertrouwenspersoon tijdens het verhoor, alsmede het feit dat de moeder van de verdachte de toegang is ontzegd tot het verhoor en de verdachte niet de cautie is gegeven, zijn een reden te meer om dit rechtsgevolg aan deze onherstelbare vormverzuimen te verbinden. Ook de omstandigheid dat de verdachte op 28 januari 2016 – zonder voorafgaande kennisgeving – door de politie van school is gehaald om als getuige te worden gehoord, heeft de rechtbank bij haar oordeel betrokken.
Op 28 januari 2016 heeft de verdachte verklaard dat er belastend materiaal op zijn mobiele telefoon en op zijn laptop kan worden gevonden. Naar aanleiding hiervan heeft de politie deze goederen in beslag genomen en onderzoek gedaan naar de inhoud hiervan. Naar het oordeel van de rechtbank dient het van dat onderzoek opgemaakte proces-verbaal tevens uitgesloten te worden van het bewijs, nu het is verkregen als een rechtstreeks gevolg van de verklaring van de verdachte van 28 januari 2016. Dat opsporingsambtenaren op grond van artikel 551 lid 1 Sv ook de bevoegdheid hadden om deze goederen in beslag te nemen in het geval er tegen de verdachte geen redelijk vermoeden van schuld bestond, doet niet af aan het gegeven dat dit onderzoek is gedaan naar aanleiding van de verklaring die de verdachte op 28 januari 2016 heeft afgelegd. De omstandigheid dat de verdachte toestemming heeft gegeven om zijn telefoon en laptop te onderzoeken, leidt evenmin tot een andersluidend oordeel, nu hij deze toestemming heeft gegeven zonder in de gelegenheid te zijn gesteld om een advocaat te consulteren en zonder gewezen te zijn op het recht op de aanwezigheid van een vertrouwenspersoon tijdens het verhoor.
Hoewel de verdachte in een later politieverhoor in het bijzijn van zijn advocaat en ter zitting deels bekennend heeft verklaard, zal de rechtbank de verdachte toch vrijspreken, nu er buiten dit belastend bewijsmateriaal onvoldoende wettig bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten te kunnen komen.

5.In beslag genomen voorwerpen

5.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen laptop ( [merknaam] ) en GSM ( [merknaam] ) te onttrekken aan het verkeer.
5.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft verzocht de in beslag genomen laptop ( [merknaam] )terug te geven aan de verdachte. De in beslag genomen GSM ( [merknaam] ) wil de verdachte niet terug hebben.
5.3.
Beoordeling
De rechtbank stelt vast er kinder- en dierenporno op de in beslag genomen goederen is aangetroffen. Dat zijn strafbare feiten en om die reden zullen de in beslag genomen goederen op grond van artikel 36b lid 1 sub 3 Sv worden onttrokken aan het verkeer.

6.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
beslist ten aanzien van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart onttrokken aan het verkeer:
Laptop, [merknaam] ;
GSM, [merknaam] .
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. de Gans, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. M.P. van der Stroom en S. Woudman-Bijl, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N.M. Verduijn, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 januari 2017.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij
op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 01 maart
2015 tot en met 28 januari 2016
te Rotterdam, althans in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
afbeeldingen, te weten (in totaal 140) foto(‘s) en/of (een) video(‘s) en/of film(s) en/of (een) gegevensdrager(s) bevattende(een) afbeelding(en)
heeft vervaardigd en/of
doorgevoerd en/of
verworven en/of
in bezit gehad en/of
zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft,
terwijl op die afbeelding(en) (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn,
waarbij (telkens) (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van achttien
jaar nog niet had(den) bereikt, was (waren) betrokken of schijnbaar was
(waren) betrokken,
welke voornoemde seksuele gedraging(en) - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het vaginaal en/of anaal penetreren met de penis en/of (een) vinger(s)/hand
en/of een voorwerp van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd
van 18 jaar nog niet heeft bereikt
en/of
het oraal en/of vaginaal en/of anaal penetreren van een (ander) persoon door
een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt
[FileName]
en/of
het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen met de penis en/of (een)
vinger(s)/hand van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet
heeft bereikt
en/of
het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen met (een) vinger(s)/hand van
een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet
heeft bereikt
[FileName]
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (een) perso(o)n(en) die
kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt, waarbij deze
perso(o)n(en) gekleed is/zijn en/of opgemaakt is/zijn en/of poseert/poseren
in een omgeving en/of met (een) voorwerp(en) en/of in (een)(erotisch getinte)
houding(en) (op een wijze) die niet bij haar/hvin leeftijd past/passen
en/of waarbij deze perso(o)n(en) zich (vervolgens) in opeenvolgende
afbeeldingen/filmfragmenten van haar/hun kleding ontdoet/ontdoen
en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose
en/of de wijze van kleden van deze perso(o)n(en) en/of de uitsnede van de
afbeelding(en)/film(s) nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen en/of borsten
en/of billen in beeld gebracht worden
(waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft
en/of strekt tot seksuele prikkeling,
[FileName]
)
van welk(e) misdrijf/misdrijven hij, verdachte, een gewoonte heeft gemaakt;
art 240b lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij
op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 01 maart
2015 tot en met 28 januari 2016
te Rotterdam, althans in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
afbeeldingen, te weten (in totaal 13) foto('s) en/of (een) video('s) en/of
film(s) en/of (een) gegevensdrager (s) bevattende (een) afbeelding (en)
heeft verspreid en/of
openlijk ten toon gesteld en/of
vervaardigd en/of
doorgevoerd en/of
verworven en/of
in bezit gehad,
terwijl op die afbeelding(en) (een) ontuchtige handeling(en) zichtbaar
is/zijn waarbij een mens en een dier is/zijn betrokken of schijnbaar is/zijn
betrokken,
welke voornoemde ontuchtige handeling(en) -zakelijk weergegeven - bestond(en)
uit:
het oraal en/of vaginaal penetreren van het lichaam van een persoon die
kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt
[FileName]
)
van welk(e) misdrijf/misdrijven hij, verdachte, een gewoonte heeft gemaakt;
art 254a lid 1 Wetboek van Strafrecht