ECLI:NL:RBROT:2017:10059

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 december 2017
Publicatiedatum
20 december 2017
Zaaknummer
ROT 16/7739
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving rookverbod op tribunes van een voetbalstadion en de bevoegdheid tot boeteoplegging

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 december 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en een voetbalstadion over de handhaving van het rookverbod. De minister had op 22 juli 2016 een boete van € 2.400,- opgelegd aan het stadion omdat tijdens een inspectie op 17 april 2016 was geconstateerd dat bezoekers op de tribunes rookten, terwijl het dak van het stadion open was. De rechtbank oordeelde dat het dak alleen boven het speelveld open kan, waardoor de tribunes niet als 'open lucht' kunnen worden beschouwd. De rechtbank stelde vast dat de tribunes niet gelijk zijn aan een terras en dat de uitzondering op het rookverbod niet van toepassing is. Eiseres betwistte de overtreding, maar de rechtbank oordeelde dat de verplichting tot handhaving van het rookverbod een resultaatverplichting is. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de bevoegdheid van de minister om een boete op te leggen. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor instellingen om het rookverbod effectief te handhaven, ongeacht de omstandigheden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 1
zaaknummer: ROT 16/7739

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 december 2017 in de zaak tussen

[eiseres] ., te [plaats] , eiseres,
gemachtigde: mr. J. Lameijer,
en

de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, verweerder,

gemachtigden: mr. K. Janssens en mr. J.S. Boer.

Procesverloop

Bij besluit van 22 juli 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres op grond van de Tabaks- en rookwarenwet een boete opgelegd van € 2.400,-.
Bij besluit van 20 oktober 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 november 2017. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 2] , [naam 3] en haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. Op 17 april 2016 heeft, in opdracht van verweerder, een inspectie plaatsgevonden bij de vestiging van de onderneming van eiseres, [adres] in [plaats] (stadion [naam 1] ). Naar aanleiding van deze inspectie heeft verweerder aan eiseres een boete opgelegd van € 2.400,-, wegens het niet handhaven van een rookverbod in het stadion [naam 1].
2. Het bestreden besluit berust op verweerders standpunt dat tijdens de inspectie is geconstateerd dat op de tribunes werd gerookt. Dit betekent dat eiseres zich niet heeft gehouden aan de in artikel 10, eerste lid, aanhef en onder b, van de Tabaks- en rookwarenwet (Tabakswet) neergelegde verplichting tot het handhaven van een rookverbod. Het feit dat het dak van het stadion tijdens de inspectie openstond, betekent volgens verweerder niet dat de tribunes zich in de open lucht bevonden, aangezien het dak zich uitstrekt over de tribunes. Daarnaast is verweerder van mening dat een tribune niet gelijk is aan een buitenterras horende bij een horeca-inrichting, zodat voor tribunes geen uitzondering kan worden gemaakt op het rookverbod.
3. Op grond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder b, van de Tabakswet – voor zover hier van belang – is de beheerder van het gebouw of de inrichting, dat onderscheidenlijk in gebruik is bij een instelling of vereniging voor sport, verplicht tot het instellen, aanduiden en handhaven van een rookverbod.
Op grond van artikel 11b, eerste lid, van de Tabakswet – voor zover van belang – kan de minister een bestuurlijke boete opleggen ter zake van overtreding van het bepaalde bij of krachtens artikel 10.
Op grond van artikel 6.2, eerste lid, aanhef en onder c, van het Tabaks- en rookwarenbesluit – voor zover hier van belang – geldt de verplichting, bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Tabakswet niet in de open lucht.
4. Door eiseres wordt niet betwist dat tijdens de inspectie op 17 april 2016 bezoekers zowel rookten op de tribunes van de vakken 125 tot en met 129 als in de omloop en dat de daartoe aanwezige stewards deze bezoekers niet aanspraken. Eiseres betwist wel dat sprake is van een overtreding van de verplichting tot het handhaven van het rookverbod. Zij is van mening dat de tribunes zich in de open lucht bevinden als het dak van het stadion open is, zodat sprake is van een uitzondering op grond van artikel 6.2, eerste lid, aanhef en onder c, van het Tabaks- en rookwarenbesluit.
Open lucht
5. De rechtbank stelt voorop dat het dak alleen boven het speelveld open kan, zodat, ook als het dak open is, boven de tribunes vanwege de overkapping geen sprake is van open lucht. De rechtbank merkt daarbij op dat – zoals ook volgt uit de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) van 13 juni 2013, ECLI:NL:CBB:2013:47, rechtsoverweging 5.5 – het feit dat weersomstandigheden zich ook op de tribunes kunnen doen gevoelen, niet betekent dat niet van een overdekte ruimte kan worden gesproken. In zoverre slaagt het beroep dus niet.
6. Voor zover eiseres met een beroep op de Handleiding invoering rookvrije horeca, sport en kunst/cultuur – heeft betoogd dat zij het rookverbod niet hoeft te handhaven als het dak open is, overweegt de rechtbank dat deze handleiding op 11 juli 2011 is ingetrokken (Staatscourant nr. 13098 van 19 juli 2011), zodat de daarin genoemde uitzondering voor het stadion [naam 1] niet meer geldt.
Uitzondering terras?
7. Uit de Nota van Toelichting bij het Besluit uitvoering rookvrije werkplek, horeca en andere ruimten – de voorloper van het Tabaks- en rookwarenbesluit – blijkt dat de regelgever stil heeft gestaan bij de vraag hoe het begrip “open lucht” moet worden gezien in relatie tot het begrip “terras”. Ten aanzien van terrassen is besloten, zo blijkt uit de toelichting, dat roken op een overkapt buitenterras mogelijk blijft, zolang het buitenterras maar niet aan alle kanten afgesloten is. Vervolgens heeft verweerder hieraan een nadere invulling gegeven door als voorwaarde te stellen dat in ieder geval één zijde van het buitenterras volledig open is en niet is afgeschermd. De rechtbank kan deze toelichting echter niet anders begrijpen dan dat in de uitvoeringspraktijk uitsluitend voor terrassen een uitzondering is gemaakt. De rechtbank vindt steun voor dit oordeel in rechtsoverweging 5.4. van de hiervoor onder 5 genoemde uitspraak van het CBb (ECLI:NL:CBB:2013:47).
8. De rechtbank stelt vervolgens vast dat, anders dan door eiseres is gesteld, de tribunes niet als een terras kunnen worden aangemerkt. Een tribune voor toeschouwers in een voetbalstadion, waarin een voetbalwedstrijd gaande is, wordt in het normale spraakgebruik immers niet als een terras beschouwd. Dit betekent dat de uitzondering op het rookverbod niet van toepassing is.
Bevoegdheid tot boeteoplegging
9. Eiseres heeft nog betoogd dat de wettelijke verplichting om een rookverbod te handhaven geen resultaatverplichting kan zijn, aangezien bij een groot deel van de bezoekers geen wil bestaat om zich te houden aan een rookverbod waardoor het voor eiseres onmogelijk wordt om een dergelijk verbod effectief te handhaven. De rechtbank stelt vast dat uit de Memorie van Toelichting bij artikel 10 van de Tabakswet (Kamerstukken II 2013/14, 33 791, nr. 3, blz. 3) volgt dat de verplichting om maatregelen te treffen om hinder of overlast als gevolg van blootstelling aan tabaksrook te voorkomen, een resultaatverplichting is. Uit het rapport van bevindingen van de inspectie van 17 april 2016 blijkt dat de toezichthouder een groot aantal bezoekers heeft zien roken op de tribunes van de vakken [nummers] en dat de daartoe aanwezige stewards de rokende bezoekers niet hebben aangesproken. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat eiseres het rookverbod onvoldoende heeft gehandhaafd, zodat verweerder in dit geval zonder twijfel bevoegd was aan eiseres een boete op te leggen.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. de Wildt, rechter, in aanwezigheid van mr. C.M.J. Rouwers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 december 2017.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de het College van Beroep voor het bedrijfsleven.