Overwegingen
1. Op 17 april 2016 heeft, in opdracht van verweerder, een inspectie plaatsgevonden bij de vestiging van de onderneming van eiseres, [adres] in [plaats] (stadion [naam 1] ). Naar aanleiding van deze inspectie heeft verweerder aan eiseres een boete opgelegd van € 2.400,-, wegens het niet handhaven van een rookverbod in het stadion [naam 1].
2. Het bestreden besluit berust op verweerders standpunt dat tijdens de inspectie is geconstateerd dat op de tribunes werd gerookt. Dit betekent dat eiseres zich niet heeft gehouden aan de in artikel 10, eerste lid, aanhef en onder b, van de Tabaks- en rookwarenwet (Tabakswet) neergelegde verplichting tot het handhaven van een rookverbod. Het feit dat het dak van het stadion tijdens de inspectie openstond, betekent volgens verweerder niet dat de tribunes zich in de open lucht bevonden, aangezien het dak zich uitstrekt over de tribunes. Daarnaast is verweerder van mening dat een tribune niet gelijk is aan een buitenterras horende bij een horeca-inrichting, zodat voor tribunes geen uitzondering kan worden gemaakt op het rookverbod.
3. Op grond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder b, van de Tabakswet – voor zover hier van belang – is de beheerder van het gebouw of de inrichting, dat onderscheidenlijk in gebruik is bij een instelling of vereniging voor sport, verplicht tot het instellen, aanduiden en handhaven van een rookverbod.
Op grond van artikel 11b, eerste lid, van de Tabakswet – voor zover van belang – kan de minister een bestuurlijke boete opleggen ter zake van overtreding van het bepaalde bij of krachtens artikel 10.
Op grond van artikel 6.2, eerste lid, aanhef en onder c, van het Tabaks- en rookwarenbesluit – voor zover hier van belang – geldt de verplichting, bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Tabakswet niet in de open lucht.
4. Door eiseres wordt niet betwist dat tijdens de inspectie op 17 april 2016 bezoekers zowel rookten op de tribunes van de vakken 125 tot en met 129 als in de omloop en dat de daartoe aanwezige stewards deze bezoekers niet aanspraken. Eiseres betwist wel dat sprake is van een overtreding van de verplichting tot het handhaven van het rookverbod. Zij is van mening dat de tribunes zich in de open lucht bevinden als het dak van het stadion open is, zodat sprake is van een uitzondering op grond van artikel 6.2, eerste lid, aanhef en onder c, van het Tabaks- en rookwarenbesluit.
5. De rechtbank stelt voorop dat het dak alleen boven het speelveld open kan, zodat, ook als het dak open is, boven de tribunes vanwege de overkapping geen sprake is van open lucht. De rechtbank merkt daarbij op dat – zoals ook volgt uit de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) van 13 juni 2013, ECLI:NL:CBB:2013:47, rechtsoverweging 5.5 – het feit dat weersomstandigheden zich ook op de tribunes kunnen doen gevoelen, niet betekent dat niet van een overdekte ruimte kan worden gesproken. In zoverre slaagt het beroep dus niet. 6. Voor zover eiseres met een beroep op de Handleiding invoering rookvrije horeca, sport en kunst/cultuur – heeft betoogd dat zij het rookverbod niet hoeft te handhaven als het dak open is, overweegt de rechtbank dat deze handleiding op 11 juli 2011 is ingetrokken (Staatscourant nr. 13098 van 19 juli 2011), zodat de daarin genoemde uitzondering voor het stadion [naam 1] niet meer geldt.
7. Uit de Nota van Toelichting bij het Besluit uitvoering rookvrije werkplek, horeca en andere ruimten – de voorloper van het Tabaks- en rookwarenbesluit – blijkt dat de regelgever stil heeft gestaan bij de vraag hoe het begrip “open lucht” moet worden gezien in relatie tot het begrip “terras”. Ten aanzien van terrassen is besloten, zo blijkt uit de toelichting, dat roken op een overkapt buitenterras mogelijk blijft, zolang het buitenterras maar niet aan alle kanten afgesloten is. Vervolgens heeft verweerder hieraan een nadere invulling gegeven door als voorwaarde te stellen dat in ieder geval één zijde van het buitenterras volledig open is en niet is afgeschermd. De rechtbank kan deze toelichting echter niet anders begrijpen dan dat in de uitvoeringspraktijk uitsluitend voor terrassen een uitzondering is gemaakt. De rechtbank vindt steun voor dit oordeel in rechtsoverweging 5.4. van de hiervoor onder 5 genoemde uitspraak van het CBb (ECLI:NL:CBB:2013:47). 8. De rechtbank stelt vervolgens vast dat, anders dan door eiseres is gesteld, de tribunes niet als een terras kunnen worden aangemerkt. Een tribune voor toeschouwers in een voetbalstadion, waarin een voetbalwedstrijd gaande is, wordt in het normale spraakgebruik immers niet als een terras beschouwd. Dit betekent dat de uitzondering op het rookverbod niet van toepassing is.
Bevoegdheid tot boeteoplegging
9. Eiseres heeft nog betoogd dat de wettelijke verplichting om een rookverbod te handhaven geen resultaatverplichting kan zijn, aangezien bij een groot deel van de bezoekers geen wil bestaat om zich te houden aan een rookverbod waardoor het voor eiseres onmogelijk wordt om een dergelijk verbod effectief te handhaven. De rechtbank stelt vast dat uit de Memorie van Toelichting bij artikel 10 van de Tabakswet (Kamerstukken II 2013/14, 33 791, nr. 3, blz. 3) volgt dat de verplichting om maatregelen te treffen om hinder of overlast als gevolg van blootstelling aan tabaksrook te voorkomen, een resultaatverplichting is. Uit het rapport van bevindingen van de inspectie van 17 april 2016 blijkt dat de toezichthouder een groot aantal bezoekers heeft zien roken op de tribunes van de vakken [nummers] en dat de daartoe aanwezige stewards de rokende bezoekers niet hebben aangesproken. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat eiseres het rookverbod onvoldoende heeft gehandhaafd, zodat verweerder in dit geval zonder twijfel bevoegd was aan eiseres een boete op te leggen.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.