ECLI:NL:RBROT:2016:9894

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 december 2016
Publicatiedatum
21 december 2016
Zaaknummer
10/742056-15
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen en Hawala-bankieren: Vrijspraak wegens onvoldoende bewijs van misdrijf

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 december 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van witwassen. De tenlastelegging betrof het plegen van gewoontewitwassen in de periode van 12 april 2014 tot en met 16 mei 2014, en het verbergen van de herkomst van grote geldbedragen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 10 maanden, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 19 mei 2014 in Amsterdam een ontmoeting had met een onbekende man, waarbij hij een tas met € 101.400,-- contant geld ontving. Ondanks de omstandigheden die leken te wijzen op witwassen, zoals het grote geldbedrag en de wijze van overhandigen, kon de rechtbank niet met voldoende zekerheid vaststellen dat het geld van misdrijf afkomstig was. De verdachte verklaarde dat hij betrokken was bij Hawala-bankieren, een systeem van ondergronds bankieren dat binnen bepaalde etnische groepen wordt gebruikt voor het overboeken van legaal verkregen gelden.

De rechtbank concludeerde dat, hoewel er aanwijzingen waren voor witwassen, de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat de geldbedragen afkomstig waren van misdrijf. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten en gelastte de teruggave van in beslag genomen geldbedragen aan de verdachte. Dit vonnis benadrukt de noodzaak van extra bewijs bij verdenkingen van witwassen, vooral in gevallen waar legale herkomst niet kan worden uitgesloten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/742056-15
Datum uitspraak: 14 december 2016
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren te [plaats] op [datum],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres],
raadsman mr. K. Ramdhan, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 30 november 2016.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E. Ahbata heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek van voorarrest;
  • verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen voorwerpen.

4.Vrijspraak

4.1.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 impliciet primair ten laste gelegde gewoontewitwassen en aan het onder 2 impliciet primair ten laste gelegde witwassen. De verdachte heeft zich bezig gehouden met het zogenoemde ondergronds bankieren. Hij figureerde als tussenpersoon en koerier. De verdachte heeft meerdere keren ontmoetingen gehad waarbij hij grote contante geldbedragen in ontvangst heeft genomen dan wel heeft overgedragen. Daarmee heeft hij het geld steeds voorhanden gehad. Ten aanzien van de herkomst van het geld kan niet anders worden gezegd dan dat het van misdrijf afkomstig is geweest. Dit volgt uit de tapgesprekken en de wijze waarop de ontmoetingen plaatsvonden. Van de ontmoeting op 19 mei 2014 is immers waargenomen dat een groot geldbedrag op straat in een plastic tas is overgedragen.
4.1.2.
Beoordeling
Niet in geschil is dat de verdachte op 19 mei 2014 rond 16:38 uur in Amsterdam een ontmoeting heeft gehad met een onbekende man die een Albert Heijn tas bij zich had. Deze man is bij de verdachte in de auto gestapt en is kort daarna weer uitgestapt zonder deze tas. Korte tijd later is de verdachte aangehouden en is bij hem in de auto de Albert Heijn tas aangetroffen met daarin € 101.400,-- aan contant geld. De verdachte had bij zijn aanhouding ook een mobiele telefoon bij zich met daarin een simkaart van een nummer eindigend op -994 (hierna: T944). Vaststaat dat eerder die middag via T994 de afspraak is gemaakt voor deze ontmoeting.
Bij de fouillering is bij de verdachte € 1.630,-- aan contant geld aangetroffen en bij een doorzoeking in het huis van de verdachte is een geldmachine en € 42.700,-- aan contant geld aangetroffen. De verdachte heeft verklaard dat hij een uitkering ontving van € 800,-- netto per maand.
Verder blijkt uit het dossier dat via T994 contacten zijn geweest in de periode van 12 april 2014 tot en met 16 mei 2014 waarbij vaak afspraken zijn gemaakt om elkaar op een bepaalde plek te treffen. Daarbij is onder meer gesproken over tokens, bedragen, een bedrag dat nep blijkt te zijn en “papers”.
Er is geen sprake van direct bewijs dat het geld van enig misdrijf afkomstig is. Op basis van voorgaande omstandigheden is wel sprake van een vermoeden van witwassen. Dit betekent dat van de verdachte mag worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld. Deze verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn.
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij het geldbedrag van € 1.630,-- – dat is aangetroffen bij zijn fouillering – over had na de koop van een nieuwe auto die ochtend. Met betrekking tot het geldbedrag dat bij de verdachte thuis is aangetroffen heeft hij verklaard dat daarvan een gedeelte groot € 3.000,-- de borg van huurders betreft.
Ten aanzien van de overige aangetroffen geldbedragen van € 101.400,-- en € 39.700,-- heeft de verdachte ter terechtzitting het volgende verklaard. Op 19 mei 2014 is de verdachte benaderd door iemand met wie hij af en toe wat dronk, ene [man]. [man] heeft hem eerder wel eens verteld dat hij spaargeld inzamelt van Indiërs en Pakistanen en dat dit ingezamelde geld naar India en Pakistan gaat. [man] heeft op 19 mei 2014 de telefoon met T994 en een tas met geld – naar later is gebleken € 39.700,-- – aan de verdachte gegeven met het verzoek om hem te helpen door iets op te halen, omdat er iemand was uitgevallen. [man] zou het later aan de verdachte uitleggen. [man] zou het geld later die dag bij de verdachte ophalen, aldus nog steeds de verdachte.
Hoewel de verklaring van de verdachte die erop neerkomt dat hij betrokken is geweest bij ondergronds bankieren, ook wel bekend als Hawala-bankieren, voor het eerst op de terechtzitting is gegeven, wordt deze verklaring wel gesteund door tapgesprekken in het dossier. Dit betreft (i) de hiervoor genoemde getapte gesprekken van T994 waarin afspraken zijn gemaakt om op een bepaalde plek te ontmoeten en waarin ook wordt gesproken over tokens, bedragen, een bedrag dat nep blijkt te zijn en “papers” en (ii) getapte gesprekken met Pakistaanse telefoonnummers waarin wordt gesproken over wisselkoersen, ontvangen geld, tokens en verschillende prijzen die op verschillende plekken worden gehanteerd.
Beoordeeld dient te worden of op grond van het voorgaande wettig en overtuigend is bewezen dat de geldbedragen afkomstig zijn van misdrijf, zoals is vereist voor een veroordeling ter zake van witwassen.
Hawala-bankieren kan worden gebruikt voor witwassen, maar staat ook bekend als een systeem van ondergronds bankieren dat binnen bepaalde etnische groeperingen wordt gebruikt voor het overboeken van legaal verkregen gelden tussen personen in migratielanden en personen in het land van herkomst. Voor het bewijs dat de gelden uit misdrijf afkomstig zijn, zijn daarom in elk geval extra omstandigheden vereist die er op duiden dat het geld afkomstig is van een misdrijf.
De officier heeft betoogd dat het niet anders kan dan dat het geld afkomstig is uit misdrijf nu de verdachte op straat een plastic tas overhandigd heeft gekregen met daarin een groot geldbedrag, te weten € 101.400,--. Weliswaar zijn dit omstandigheden die voldoen aan de typologieën voor witwassen, maar dit zijn eveneens omstandigheden die passen bij Hawala-bankieren. Dit betekent dat niet met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het geld waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft.
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat (medeplegen van) illegaal bankieren het misdrijf kan opleveren van schending van bancaire wetgeving. Dit maakt echter geen deel uit van de tenlastelegging.
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5.In beslag genomen voorwerpen

5.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen geld en waarvan de verdachte geen afstand heeft gedaan van in totaal € 4.637,11 verbeurd te verklaren.
5.2.
Beoordeling
Nu de verdachte wordt vrijgesproken, zal ten aanzien van het )in beslag genomen geld een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

6.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan verdachte van: het geldbedrag van in totaal € 4.637,11.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. M.V. Scheffers en W.H.S. Duinkerke, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Aagaard, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 december 2016.
Bijlage
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 12 april 2014 tot en met 16 mei 2014,
te Rotterdam en/of Amsterdam en/of Vlaardingen, althans in Nederland,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers
heeft hij, verdachte,
meermalen, althans eenmaal,
- van een of meer (grote) geldbedrag(en) de werkelijke aard, de herkomst, de
vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of
verhuld, en/of heeft hij, verdachte, verborgen en/of verhuld wie de
rechthebbende(n) op de/het geldbedrag(en) was/waren, en/of
- een of meer (grote) geldbedrag(en) heeft verworven en/of voorhanden gehad
en/of overgedragen en/of gebruikt,
terwijl hij, verdachte, wist, althans had moeten vermoeden, dat dat/die
geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig was uit een of
meer misdrijven;
(artikel 420ter Wetboek van Strafrecht)
art 420ter Wetboek van Strafrecht
art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 19 mei 2014, te Amsterdam,
althans in Nederland,
- van een of meer geldbedrag(en), te weten (in totaal) 145.730 euro (101.400
euro en/of 1.630 euro en/of 39.700 euro en/of 3.000 euro), de werkelijke
aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing
heeft verborgen en/of verhuld, en/of heeft hij, verdachte, verborgen en/of
verhuld wie de rechthebbende(n) op de/het geldbedrag(en) was/waren, en/of
- een of meer geldbedrag(en), te weten (in totaal) 145.730 euro (101.400
euro en/of 1.630 euro en/of 39.700 euro en/of 3.000 euro), heeft verworven
en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of gebruikt,
terwijl hij, verdachte, wist, althans had moeten vermoeden, dat dat/die
geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig was uit een of
meer misdrijven.
(artikel 420bis/quater Wetboek van Strafrecht)