Beoordeling
De verdachte wordt –kort gezegd- verweten dat hij een geldbedrag van € 150.000,- voorhanden heeft gehad en de herkomst van dat geldbedrag heeft verhuld, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dit geldbedrag uit misdrijf afkomstig was.
Juridisch kader
De rechtbank stelt vast dat zich in het dossier geen bewijs bevindt op grond waarvan een rechtstreeks verband kan worden gelegd tussen het bij de verdachte aangetroffen geld en een bepaald misdrijf.
Niettemin kan bewezen worden geacht dat het geldbedrag "uit enig misdrijf" afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat dit geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is. Het ligt op de weg van het openbaar ministerie om zicht te bieden op het bewijs waaruit zodanige feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid.
De toetsing door de zittingsrechter dient daarbij de volgende stappen te doorlopen.
Allereerst zal moeten worden vastgesteld of de aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Indien deze omstandigheid zich voordoet, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld. Indien de verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft over de herkomst van het geld, dan ligt het vervolgens op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het voorwerp.
Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het geldbedrag waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Vermoeden van witwassen
Op grond van het dossier en de behandeling van de zaak ter terechtzitting kunnen de navolgende feiten, voor zover hier van belang, als vaststaand worden aangemerkt.
Op 9 september 2014 omstreeks 16.45 uur is de verdachte aangehouden door de politie. De verdachte was op dat moment de bestuurder van een auto, een Volkswagen Caddy.
De verbalisanten hebben de auto doorzocht. In het middenconsole van de auto troffen de verbalisanten een plastic tas aan. In de plastic tas zaten meerdere bundels met geld. Na telling bleek dat er totaal € 150.000,- in de tas zat.
Het aantreffen van het geldbedrag vond plaats onder omstandigheden die, in samenhang bezien, als zogenoemde typologieën van - en daarmee kenmerkend voor - witwassen zijn aan te merken. De verdachte vervoerde een groot, contant geldbedrag in een plastic tasje. Het is een feit van algemene bekendheid dat diverse vormen van criminaliteit gepaard gaan met grote hoeveelheden contant geld. Het fysiek vervoeren van grote legale bedragen in contanten is ongebruikelijk, onder meer vanwege het veiligheidsrisico. Crimineel geld maakt het kennelijk de moeite waard dat risico te lopen.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat zonder meer een vermoeden van witwassen jegens de verdachte is gerechtvaardigd. Van de verdachte mag daarom worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de herkomst van het geldbedrag.
Verklaring herkomst geld
De verdachte heeft geen verklaring gegeven waaruit zou kunnen worden afgeleid dat het geld - ondanks het vermoeden van witwassen - toch een legale herkomst kent. De verdachte heeft helemaal niets over het geld willen verklaren, behalve dat het niet van hem is en dat hij niet weet waar het vandaan komt. Het vermoeden van witwassen is hierdoor onvoldoende ontkracht. Dat betekent naar het oordeel van de rechtbank dat het niet anders kan zijn dan dat de ten laste gelegde geldbedragen - middellijk of onmiddellijk - uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat de verdachte hiervan wetenschap heeft gehad.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.