7.1.Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan grooming. Hij heeft via zijn computer door middel van een chatprogramma’s contact gelegd met de destijds 15- jarige [slachtoffer]
.Tijdens de chatgesprekken werd er veelvuldig gesproken over seksuele handelingen die de verdachte bij [slachtoffer] wilde verrichten als zij elkaar zouden ontmoeten. De verdachte heeft erop aangestuurd om elkaar te ontmoeten, waarbij hij de bedoeling had om seksuele handelingen met [slachtoffer] te plegen. In eerste instantie (in 2014) is het niet tot een ontmoeting gekomen, omdat [slachtoffer] het contact met de verdachte (tijdelijk) heeft verbroken.
Na enige tijd geen contact te hebben gehad, hebben de verdachte en [slachtoffer] weer contact gekregen via Skype. Uiteindelijk is dit gedurende een langere periode uitgemond in ontmoetingen waarbij [slachtoffer] en de verdachte seks met elkaar hebben gehad. Het is de verdachte zeer kwalijk te nemen dat hij daarbij misbruik heeft gemaakt van het overwicht dat hij had door (het grote leeftijdsverschil, door het vertrouwen dat [slachtoffer] in hem had en door haar kwetsbaarheid als jong meisje met de nodige problemen in haar thuissituatie en psychische gesteldheid) . De verdachte meende haar te helpen en steunen, maar heeft [slachtoffer] daardoor afhankelijk van hem gemaakt, waardoor zijn machtspositie des te sterker werd en hij daardoor gedurende langere tijd misbruik van [slachtoffer] heeft kunnen maken. Dat de verdachte hier wel bij stil heeft gestaan, maar vervolgens, volledig bewust van zijn handelen, zijn eigen belangen en lustgevoelens voorop heeft gesteld en door is gegaan met het misbruik, maakt zijn handelen des te erger.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 november 2016, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Rapportages
Reclassering Nederland, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 2 september 2016. Dit rapport houdt het volgende in.
De persoonlijke omstandigheden van de heer [verdachte] verlopen niet zonder de nodige problematiek, deels als gevolg van onderhavige kwestie. Zo bestaat zijn huisvesting momenteel uit het (ingeschreven) inwonen bij zijn oudste zus, heeft de heer [verdachte] nog geen eigen inkomen, en is hij reeds meerdere jaren werkloos.
Wel heeft betrokkene een goed contact met zijn vijf volwassen kinderen, vooralsnog alsmede met zijn gezin van herkomst en vrienden en kennissen maar is zijn meest recente huwelijk, dat reeds onderhevig was aan spanningen en frustratie, definitief stukgelopen op onderhavige kwestie.
Wel staat de heer [verdachte] reeds sinds september 2015 onder behandeling van een vrijgevestigde psycholoog en zou binnen dit behandelcontact zijn gedrag jegens het meisje in kwestie onderwerp van gesprek zijn en tenminste geadresseerd worden middels het aanpakken van hieraan ten grondslag liggen problematiek.
Gezien betrokkene ondanks het weer kunnen geven van vele redenen die zijn gedrag grensoverschrijdend en ontoelaatbaar hebben gemaakt, niet weer weet te geven waarom dit hem ten tijde van zijn handelen niet heeft afgeremd en hier ook anderszins geen concreet zicht op is gekomen, valt de kans op herhaling momenteel niet uit te sluiten.
Gelet op de eerder genoemde realisatie van ontoelaatbaarheid en (ware het zelfverklaarde) wens antwoord te krijgen op het naar eigen zeggen ontbreken van zicht op de reden dat deze realisatie hem niet heeft afgeremd in zijn handelen, is de verwachting dat betrokkene eventuele bijzondere voorwaarden zoals een eventuele behandelverplichting in het verlengde hiervan tegemoet zal treden.
In het verlengde van de inschatting recidivekans kan een gevaar op dit vlak voor minderjarigen vooralsnog niet worden uitgesloten, ware het niet in hoge mate aanwezig zo het lijkt.
Geadviseerd wordt om naast de meldplicht de volgende bijzondere voorwaarden op te leggen.
De heer [verdachte] wordt verplicht om zich te laten behandelen voor zijn gedrag in onderhavige kwestie, middels de reeds ingezette behandeling dan wel behandeling anderszins of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
Adviseur wenst ten aanzien van het voornoemde te benadrukken dat er binnen de geadviseerde meldplicht zal worden bezien of de reeds ingezette psychologische behandeling door de vrijgevestigde (niet forensische) geestelijke gezondheidszorg in voldoende mate aansluit op de binnen dit advies beoogde (recidivekans verlagende) resultaten zoals omschreven, alsmede of de communicatie met de instelling/behandelaar in kwestie in voldoende mate naar behoren mogelijk zal blijken en voldoende inzicht zal verschaffen in het verloop van de behandeling in kwestie.
Indien noodzakelijk op grond van het voornoemde kan derhalve door Reclassering Nederland worden besloten de zorg elders onder te brengen en te zorgen voor de overdracht van behandeling naar een forensische polikliniek, dan wel anderszins geschikt geachte vormen van behandeling
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
Psycholoog dr. R.A.R. Bullens heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 5 september 2016. Dit rapport houdt het volgende in.
Nadat zijn vrouw is overleden, heeft betrokkene naar zijn idee jarenlang voor anderen gezorgd, zonder daarbij stil te staan bij zijn eigen behoeften. Hij voelde zich instabiel, maar heeft die signalen
'weggeduwd' en heeft zichzelf in die zin jarenlang verwaarloosd, terwijl hij wel degelijk warmte en steun nodig had. In het ten laste gelegde is verder terug te zien dat er bij hem sprake is geweest van een vermijdende copingstijl: hij heeft geen hulp gezocht voor de problemen die hij had, en heeft hier met niemand over willen praten, waardoor hij zich in de loop van de tijd meer 'slachtoffer' is gaan voelen. In het contact met [slachtoffer] voelde hij voor het eerst sinds lange tijd erkenning voor zijn eigen emoties en verdriet, waardoor hij zich prettig in het contact met haar voelde en hij affectieve en later ook seksuele gevoelens voor haar is gaan koesteren. Daarnaast voelde hij ook dat [slachtoffer] zijn steun nodig had, waardoor hun relatie inniger is geworden en voor hem de 'voorwaarden' voor seksueel contact waren geschapen. Onder de dekmantel voor haar te zorgen, heeft hij zijn eigen behoefte aan erkenning en zorg op een egocentrische manier bevredigd en is het contact met haar geseksualiseerd. Hij heeft daarbij de normen en waarden, én empathische gevoelens, die hij met een nog zo relatief jong meisje zou moeten hebben, overboord gegooid en is hij daarbij over belangrijke grenzen heengegaan. Hij heeft eerder niet stilgestaan bij de mogelijke impact van zijn handelen op [slachtoffer] , noch heeft hij stilgestaan bij de mogelijke nadelige gevolgen van zijn handelen voor hemzelf. Vanwege
het feit dat er in zijn geval geen sprake is van een ziekelijke stoornis, noch van een gebrekkige
ontwikkeling van de geestvermogens, wordt geadviseerd om - bij bewezen geachte feiten - hem volledig toerekeningsvatbaar te achten
Uit de Static-99R komt – samenvattend - een laag recidiverisico naar voren. Uit de Stable-2007 komt – samenvattend - een laag recidiverisico naar voren. Vanuit klinisch oogpunt wordt de kans op recidive, mede vanwege het schrikeffect, op zowel de korte termijn als lange termijn eveneens als laag geschat.
Gezien de afwezigheid van een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de
geestvermogens én het lage recidiverisico, lijkt een behandeling bij een forensische psychiatrische
polikliniek niet direct geïndiceerd. Wel lijkt betrokkene baat te kunnen hebben bij het continueren van zijn behandeling bij zijn eigen psycholoog.
Vanwege het feit dat betrokkene voldoende lijdensdruk ervaart en gemotiveerd is voor behandeling, zou hij die behandeling in een vrijwillig kader kunnen volgen. Voor wat de strafrechtelijke
afdoening betreft, lijkt vanuit psychologisch oogpunt het opleggen van een deels voorwaardelijke,
deels onvoorwaardelijke straf, in overeenstemming met de ernst van het delict (indien bewezen), geïndiceerd.
Een laag frequent toezichtcontact vanuit de reclassering (in de vorm van 'meldplicht') zou, tot slot, een 'vinger aan de pols' functie kunnen hebben.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.