In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 december 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een werknemer, hierna aangeduid als [verzoekster], met de besloten vennootschap [ABC]. [Verzoekster] heeft verzocht om ontbinding van haar arbeidsovereenkomst, die zij sinds 1 november 2014 als assistent accountant bij [ABC] vervulde, vanwege gezondheidsklachten die zij toeschrijft aan de aanwezigheid van de hond van de directeur op de werkvloer. De hond was sinds december 2015 op kantoor aanwezig en [verzoekster] meldde zich op 8 juni 2016 ziek. Ondanks advies van de bedrijfsarts om de hond thuis te laten, weigerde [ABC] dit te doen, wat leidde tot een arbeidsconflict.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat [verzoekster] allergisch is voor huisstofmijt en grassen, en dat de aanwezigheid van de hond op kantoor haar gezondheid negatief beïnvloedde. De rechter oordeelde dat [ABC] onvoldoende maatregelen had genomen om de werkomstandigheden te verbeteren, ondanks de gezondheidsklachten van [verzoekster]. De kantonrechter concludeerde dat het handelen van [ABC] ernstig verwijtbaar was, wat aanleiding gaf tot de ontbinding van de arbeidsovereenkomst per 1 januari 2017. Tevens werd [ABC] veroordeeld tot betaling van een transitievergoeding van € 840,00 en een billijke vergoeding van € 2.500,00 aan [verzoekster].
De rechter benadrukte dat een werkgever verantwoordelijk is voor een gezonde werkomgeving en dat het houden van een hond op kantoor, zonder rekening te houden met de gezondheid van werknemers, niet in overeenstemming is met goed werkgeverschap. De uitspraak onderstreept de verplichtingen van werkgevers onder de Arbeidsomstandighedenwet en de noodzaak om adequaat te reageren op gezondheidsklachten van werknemers.