ECLI:NL:RBROT:2016:958

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 februari 2016
Publicatiedatum
9 februari 2016
Zaaknummer
4416396 cv expl 15-6993
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verjaring van rechtsvordering en inkijk in woning door plaatsing van dakraam

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 4 februari 2016, hebben eisers, beiden wonende te Zwijndrecht, gedaagden aangeklaagd vanwege de plaatsing van een doorzichtig dakraam dat uitzicht biedt op hun erf. Eisers vorderden onder andere dat gedaagden het dakraam ondoorzichtig zouden maken en hen een schadevergoeding zouden betalen. De grondslag van de vordering was dat gedaagden in strijd handelden met de artikelen 5:50 en 5:51 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en artikel 6:162 BW, door zonder overleg een dakraam aan te brengen binnen twee meter van de erfgrens, wat inbreuk maakte op hun privacy en woongenot.

Gedaagden betwistten de vordering en stelden dat deze verjaard was. De kantonrechter oordeelde dat de rechtsvordering tot het opheffen van de onrechtmatige situatie in 2005 was verjaard, aangezien de situatie met de plaatsing van het oude dakraam in 1985 was ontstaan. Hoewel gedaagden in 2007 een groter dakraam hadden geplaatst, oordeelde de rechter dat dit niet leidde tot een nieuwe situatie die de verjaringstermijn opnieuw zou laten beginnen. De rechter concludeerde dat de vordering van eisers moest worden afgewezen en dat zij als in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten moesten worden veroordeeld.

De kantonrechter wees de vordering van eisers af en veroordeelde hen in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagden op nihil werden vastgesteld. Dit vonnis is uitgesproken door mr.drs. E. van Schouten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 4416396 CV EXPL 15-6993
uitspraak: 4 februari 2016

vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,

in de zaak van

1.[eiser],

2)
[eiseres],
beiden wonende te Zwijndrecht,
eisers,
gemachtigde: mr. G. Kranendonk, ARAG SE,
tegen

1.[gedaagde],

2)
[gedaagde],
beiden wonende te Zwijndrecht,
gedaagden,
gemachtigde: dhr. R. Schimmel.

Verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
het exploot van dagvaarding van 28 augustus 2015, met producties;
de aantekeningen van het mondelinge antwoord van gedaagden d.d. 15 oktober 2015;
de aanvullende conclusie van antwoord, met producties;
het vonnis van deze rechtbank d.d. 22 oktober 2015 waarbij een comparitie van partijen is gelast;
de aantekeningen van de op 8 december 2015 gehouden comparitie van partijen.

Omschrijving van het geschil

1. De feiten
1.1
Eisers en gedaagden zijn buren. Hun huizen staan haaks op elkaar.
1.2
Gedaagden wonen sinds 1985 in hun woning. Tijdens de nieuwbouw in 1985 is door gedaagden een dakraam (55 x 77 cm) geplaatst in de dakwand aan de zijde van het erf van eisers.
1.3
Eisers kochten hun woning in 1997. Hun zonen woonden eerst in de woning (eisers woonden er af en toe in het weekend vanwege hun werkzaamheden als schippers) en sinds 2008 wonen eisers er permanent.
1.4
Het dakraam van gedaagden is eind 2007 vervangen door een Velux-dakraam (134 x 98cm).
2. De vordering en het verweer
2.1
Eisers hebben bij dagvaarding gevorderd -verkort weergegeven- om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagden hoofdelijk- des dat de een presterende de ander zal zijn bevrijd- te veroordelen:
- tot het ondoorzichtig maken en gesloten en vaststaand maken van het dakraam dat rechtstreeks uitzicht biedt op het erf van eisers op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag met een maximum van € 10.000,00;
- tot betaling van € 242,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- tot betaling van de proceskosten.
2.2
Eisers leggen het navolgende aan de vordering ten grondslag. Gedaagden handelen in strijd met artikelen 5:50 en 5:51 BW c.q. met artikel 6:162 BW door zonder overleg een doorzichtig en te openen dakraam aan te brengen binnen twee meter van de erfgrens. Het dakraam biedt rechtstreeks uitzicht op het erf van eisers en in hun woonkamer. Hiermee handelen gedaagden onrechtmatig en maken zij inbreuk op het eigendomsrecht van eisers. Er wordt inbreuk gemaakt op de privacy van eisers en hun recht op ongestoord woongenot.
2.3
Gedaagden betwisten de vordering. Zij stellen daartoe het volgende. De vordering van eisers is verjaard. Voor het vervangen van het dakraam is destijds door de gemeente toestemming verleend. Het Velux-raam is groter omdat eenzelfde formaat niet meer beschikbaar was. Ook is gekozen voor een groter raam om meer licht te creëren in het trapgat dat zich direct onder het raam bevindt. Het vroegere raam was ook doorzichtig en kon ook open.

Beoordeling van het geschil

3.1
Artikel 5:50 lid 1 BW geeft regels voor wat betreft uitzicht op het naburig erf. Het is verboden om binnen twee meter vanaf de grens van het naburig erf vensters of andere muuropeningen, dan wel balkons of soortgelijke werken te hebben, voor zover deze uitzicht op het naburig erf geven (de visuele privacy). Dat verbod geldt niet wanneer de eigenaar van het naburige erf daartoe toestemming heeft gegeven. Artikel 5:51 BW bepaalt dat in muren, staande binnen de genoemde afstand van twee meter steeds lichtopeningen mogen worden gemaakt, mits zij van vaststaande en ondoorzichtige vensters worden voorzien.
3.2.
Vaststaat dat geen sprake is van toestemming van eisers. Gedaagden hebben tijdens de comparitie van partijen immers erkend dat de gegeven toestemming (door de zonen van eisers) slechts zag op het verkrijgen van toegang tot het erf van eisers om de rommel, veroorzaakt door het plaatsen van het nieuwe dakraam, op te ruimen. Vaststaat voorts dat het dakraam van gedaagden zich binnen twee meter vanaf de grens van het naburig erf bevindt. Op grond van de foto’s kan voorts worden vastgesteld dat het betreffende raam uitzicht geeft op het erf van eisers. Gelet op het bovenstaande is in beginsel sprake van onrechtmatigheid, tenzij het vorderingsrecht van eisers is verjaard.
3.3.
Uit de conclusie van antwoord wordt opgemaakt dat gedaagden een beroep doen op bevrijdende verjaring. Op grond van artikel 3:306 jo. 3:314 BW verjaart de rechtsvordering tot het opheffen van een onrechtmatige situatie door een tijdsverloop van 20 jaar, waarbij de verjaringstermijn begint te lopen op de dag, volgend op die waarop onmiddellijke opheffing van de onrechtmatige toestand kan worden gevorderd. Uitgaande van het ontstaan van de situatie in 1985 met de plaatsing van de oude ramen, betekent dit derhalve dat het vorderingsrecht tot het opheffen van de onrechtmatige situatie in 2005 in beginsel is verjaard. Eisers stellen echter dat er met het plaatsen van grotere ramen in 2007 een zodanig nieuwe situatie is ingetreden, dat de verjaringstermijn opnieuw is gaan lopen.
3.4.
Van belang is dat gedaagden in 2007 een groter raam hebben laten plaatsen (134 bij 98 cm). Vast moeten worden gesteld dat het om een aanzienlijke vergroting gaat. Ook ligt het nieuwe raam –naar voldoende is komen vast te staan- een dakpan lager dan het oude. Voor het overige is de plaats van het raam –naar ter zitting duidelijk is geworden- niet of nauwelijks verschillend van die van het oude. Ook is komen vast te staan dat de eerdere ramen eveneens doorzichtig waren en beweegbaar. Naar het oordeel van de kantonrechter is de mogelijkheid tot schending van de visuele privacy (kortweg: de mogelijkheid tot inkijk op het erf en in de woning van eisers) wel enigszins vergroot, maar niet dusdanig dat sprake zou zijn van een nieuwe situatie waardoor de verjaringstermijn opnieuw zou zijn gaan lopen. Daarmee staat vast dat in 2005 het vorderingsrecht van eisers is verjaard. De vordering wordt daarom afgewezen. De vordering inzake de buitengerechtelijke incassokosten volgt hetzelfde lot.
3.4
Eisers worden als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld.

Beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt eisers in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van gedaagden vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr.drs. E. van Schouten en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
745