ECLI:NL:RBROT:2016:9512

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 december 2016
Publicatiedatum
9 december 2016
Zaaknummer
10/750217-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de invoer van 900 kilo cocaïne in bananendozen

Op 1 december 2016 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de invoer van 900 kilo cocaïne, verborgen in bananendozen. De verdachte werd op 25 mei 2016 aangehouden nadat medewerkers van de Douane in een container met bananen pakketten cocaïne hadden aangetroffen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met medeverdachten, betrokken was bij het transport en de opslag van de cocaïne. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van acht jaren, maar de rechtbank sprak de verdachte vrij van het onder 1 ten laste gelegde feit en verklaarde het onder 2 ten laste gelegde feit bewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelingen had verricht die gericht waren op de invoer van cocaïne, maar dat er onvoldoende bewijs was voor zijn wetenschap over de exacte hoeveelheid. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren en het verbeurd verklaren van een geldbedrag van € 1.906,--, dat was verkregen uit de verkoop van de in beslag genomen bananen. De rechtbank benadrukte de ernst van de drugshandel en de rol van de verdachte in de voorbereidingen voor de invoer van harddrugs.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10/750217-16
Datum uitspraak: 1 december 2016
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [woonplaats] , ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Middelburg, locatie Torentijd,
raadsvrouw mr. S.C. Dikkers, advocaat te Vlaardingen.

Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 17 november 2016.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E. Pols heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren met aftrek van voorarrest;
  • verbeurdverklaring van het in beslag genomen geldbedrag ad € 1.906,--.

Waardering van het bewijs

Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat de gedragingen die zijn bedoeld in de tenlastelegging onder feit 1 de uiterlijke verschijningsvorm hebben van het importeren van ongeveer 898 kilogram cocaïne. Ook op 26 mei 2016 is nog sprake van invoer van verdovende middelen als bedoeld in de Opiumwet. Nu de tenlastelegging onder 1 kan worden bewezenverklaard, kan de rechtbank vrijspreken van de onder 2 tenlastegelegde voorbereidingshandelingen, aangezien, zo begrijpt de rechtbank de officier van justitie, dit onderdeel van de tenlastelegging uit gewoonte is opgenomen en geen wezenlijke bijdrage levert aan het verwijt van medeplegen van import van verdovende middelen dat de verdachte wordt gemaakt.
Standpunt van de verdediging
De verdachte heeft ontkend dat hij wist dat er cocaïne in de dozen met bananen verborgen had gezeten. Het bewijs van zijn wetenschap valt meer in het bijzonder niet af te leiden uit het proces-verbaal waarin verslag is gedaan van het meeluisteren met de gesprekken van de verdachten in de loods. Deze gesprekken zijn door een technisch mankement aan het apparaat niet opgenomen, het proces-verbaal van het meeluisteren is pas vijf dagen later opgemaakt en onduidelijk is (dus) of hetgeen is gerelateerd wel zo is gezegd.
Feiten
Op 25 mei 2016 hebben medewerkers van de Douane in een container met het nummer [nummer 2] , die stond op de Maasvlakte binnen de gemeente Rotterdam, verstopt in dozen met bananen, 900 pakketten aangetroffen. Zij hebben 30 willekeurig gekozen pakketten nader onderzocht. In die pakketten zat een wit poeder, dat positief testte op cocaïne. Op basis van deze 30 pakketten werd het totale netto gewicht van de cocaïne berekend op 897,9 kilo. [1] Na weging en monsterneming werden de pakketten op 26 mei 2015 om 00.15 uur overgedragen ter vernietiging en onder toezicht verbrand. In de dozen zijn vervolgens houten blokken (dummy pakketten) gestopt die de pakketten met cocaïne moesten voorstellen, alsmede een pakje van 10 gram cocaïne. Bovendien werd een technisch hulpmiddel aangebracht dat het mogelijk maakte om communicatie af te luisteren.
De container [nummer 2] maakte deel uit van een zending van vier containers. Een van deze containers werd op 25 mei 2016 in de avond al opgehaald bij de [bedrijf 1] ; de andere drie, waaronder de container in kwestie, op 26 mei 2016 in de ochtend. De opdrachtgever tot het ophalen van de container was het bedrijf [bedrijf 2] . Dit was, blijkens de registers van de Kamer van Koophandel, in de periode [data] de handelsnaam van [bedrijf 3] . Enig aandeelhouder en, via [bedrijf 4] , bestuurder van [bedrijf 3] was de verdachte.
De verdachte heeft de container met het nummer [nummer 2] op 26 mei 2016 om 10.09 opgehaald met een [naam 2] -trekker met het kenteken [kenteken] . Hij is om 11.15 aangekomen bij de loods aan [adres] , alwaar zijn bedrijf [bedrijf 3] was gevestigd. Om 12.15 heeft de verdachte de vrachtauto met container de loods ingereden.
Vanaf in elk geval 12.21 uur is de medeverdachte [medeverdachte 1] op een parkeerterrein aan de Aveling in Hoogvliet. Om ongeveer 12.30 komt de medeverdachte [medeverdachte 2] aanrijden in een [automerk 1] , gevolgd door een [automerk 2] . Na een ontmoeting tussen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en de inzittende van de [automerk 2] , zijn laatstgenoemde en [medeverdachte 1] in de [automerk 2] en [medeverdachte 2] in de [automerk 1] gestapt. Beide auto’s zijn om 12.33 het parkeerterrein af gereden en om 12.39 uur aangekomen bij de loods aan de [adres] .
Om 16.29 heeft de verdachte de trekker en container een aantal meters naar buiten gereden en om 17.56 heeft hij deze aan de overkant van de straat geparkeerd. Om 18.08 is een arrestatieteam de loods binnengevallen en zijn de verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aangehouden. Alle drie de mannen stonden tussen de bananendozen.
In de loods stonden 20 pallets met dozen banen. Blijkens het proces-verbaal van de doorzoeking was de aangetroffen situatie als volgt:
“Ik zag aan de linkerkant dat twee bananen dozen op de zijkant opgestapeld waren. Tussen de pallet en de twee voornoemde dozen zag ik 5 dummy kilo cocaïne pakketten op elkaar gestapeld liggen. Vervolgens zag ik verder achterin de loods een heftruck staan. lk zag dat achterop naast de gastank van de heftruck een zwart dummy cocaïne pakket lag. Naast de heftruck stond een pallet met bananen dozen staan waarvan op de zesde rij van de gestapelde dozen 1 doos tussen de stapel half eruit getrokken was. Verder zag ik op een van de 20 pallets bovenop twee dummy cocaïne pakketten liggen. Tevens zag ik dat de bananen doos die naast de twee dummy pakketten lag, de flappen van de doos omhoogstonden en de plastic verpakking eruit stak. Tevens stonden in de loods twee opklapbare aluminium trappen die elk dicht tegen de pallets met gestapelde dozen bananen stonden. Kennelijk om op de gestapelde dozen te kijken. Verder zag ik in de loods een stelling staan. Op de stelling zag ik een zwarte Ziggo GSM en een Smartphone met een zwart hoesje liggen. Naast deze telefoon lag een pakje shag. Tevens lag er een bos sleutels. De bos sleutels bleken van de [naam 2] vrachtwagen te zijn, voorzien van het kenteken [kenteken] .” [2]
Op een van de dummypakketten is een vingerafdruk van [medeverdachte 1] aangetroffen.
Beoordeling
Kern van de vraag is of de verdachte opzet heeft gehad op het plegen van enig feit met betrekking tot cocaïne. Blijkens de door de Hoge Raad in zijn arrest van 25 maart 2003 (ECLI:NL:HR:2003:AE9049) uitgezette lijn kan opzet op de volgende wijze worden bewezen.
Of in een concreet geval moet worden aangenomen dat sprake is van opzet zal, indien de verklaringen van de verdachte en/of bijvoorbeeld eventuele getuigenverklaringen geen inzicht geven omtrent hetgeen ten tijde van de gedraging in de verdachte is omgegaan of, zo voegt de rechtbank eraan toe, er redenen zijn om te twijfelen aan de juistheid van de verklaring, afhangen van de feitelijke omstandigheden van het geval. Daarbij zijn de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht, van belang. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard (lees: opzettelijk heeft gehandeld/de rechtbank).
Uit de aangetroffen situatie blijkt dat de verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de loods aanwezig waren, dat in de dozen met bananen is gezocht en dat de dummypakketten uit de dozen zijn gehaald. Dit kan slechts betekenen dat de drie mannen gericht in de dozen hebben gezocht naar datgene waarvoor de dummypakketten in de plaats zijn gekomen: de cocaïne. Zo beschouwd hebben zij geweten dat het om cocaïne zou zijn gegaan, al kan niet worden vastgesteld dat zij ook hebben geweten dat het om een dergelijke hoeveelheid zou gaan. Zij hebben aldus handelingen verricht die waren gericht op de bevordering van het afleveren en vervoeren van een hoeveelheid cocaïne als bedoeld onder feit 2.
Nu de mannen kennelijk hebben samengewerkt, komen gedragingen van elk voor rekening van de ander voor zover die gedraging past binnen het gezamenlijke opzet. Dit betreft de ontmoeting van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in Hoogvliet zoals is ten laste gelegd onder het eerste aandachtstreepje, de afspraken die de verdachte heeft gemaakt om de container te vervoeren en te lossen en het daadwerkelijk lossen van de container door de verdachten gezamenlijk.
Uit de vastgestelde uiterlijke verschijningsvorm kan evenwel, anders dan de officier van justitie heeft gesteld, niet worden afgeleid dat de verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ook betrokken zijn bij de invoer van de verdovende middelen zoals omschreven onder feit 1 primair op de tenlastelegging. Weliswaar zou kunnen worden betoogd dat de verdachte het onder 1, subsidiair, ten laste gelegde feit heeft gepleegd, nu in de bananendozen 10 gram cocaïne was teruggeplaatst. Maar daar was het de verdachte natuurlijk niet om te doen en nu de rechtbank tot een bewezenverklaring van feit 2 zal komen, zal zij, in de geest van het standpunt van de officier van justitie, ook van het onder 1, subsidiair, ten laste gelegde vrijspreken.
Als gezegd, kan het bewijs van het opzet uit de uiterlijke verschijningsvorm worden afgeleid als onder andere moet worden getwijfeld aan de juistheid van de verklaring van de verdachte over zijn opzet ten tijde van het feit. Dat die twijfel bestaat blijkt uit het volgende.
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij, nadat hij bij de [bedrijf 1] terminal was vertrokken, van de ontvanger van de container, de firma [bedrijf 5] bij monde van [naam 1] , een bericht had ontvangen dat de container diende te worden overgeladen. [naam 1] zou zorgen voor mensen om hem te helpen en voor een koeltrailer waarin de dozen konden worden overgeladen, aldus de verdachte. Nadat hem ter zitting is voorgehouden dat hij een e-mailbericht had gestuurd dat hij de container in afwachting van nieuwe instructies in zijn loods zou parkeren om diefstal of openbreken te voorkomen, heeft hij verklaard dat hij nadien nog door [naam 1] was gebeld op zijn Samsung telefoon over het overladen van de container. Dit laatste is onjuist.
Om te beginnen wordt deze verklaring niet ondersteund door de verklaring van [naam 1] . [naam 1] is daar niet over bevraagd, omdat de verdachte zich tijdens het opsporingsonderzoek op zijn zwijgrecht heeft beroepen, maar [naam 1] heeft dit ook niet spontaan verklaard. Gelet op het feit dat [naam 1] volgens de verdachte een koeltrailer en helpers zou regelen had dit op zijn minst voor de hand gelegen. Hij heeft ook geen koeltrailer geregeld; in elk geval blijkt niet uit het dossier dat een koeltrailer bij de loods is aangekomen.
En er is meer. Met het desbetreffende Samsungtoestel heeft de verdachte op 26 mei 2016 tussen 09.25 uur en 11.07 uur zeven keer contact met [naam 1] op diens mobiele telefoon met nummer [telefoonnummer] . Om 11.23 heeft hij een e-mail ontvangen met de volgende tekst:
Beste [verdachte] ,
Aan planning [bedrijf 3] . omdat we deze producten nog niet kunnen lossen graag de container morgen pas vervoeren naar eindadres. en los te koppelen.
Morgen afleveren bij [bedrijf 9]
Met vriendelijke groet, en hopende op uw medewerking,
Planning [bedrijf 5]
Daarna heeft hij om 12.02 en 12.03 nog contact met het nummer op naam van [naam 1] . Om 12.50 heeft de verdachte een e-mail verstuurd naar planning [bedrijf 5] inhoudende:
Container CGMU 940578-5 bij [bedrijf 9] in Ridderkerk gemeld, hier staan wachten en opdracht van [naam 3] om te lossen bij [bedrijf 8] .
Container [nummer 2] Onderweg vanaf [bedrijf 1] kregen wij van u een belletje om even te stoppen ivm ander losadres dan opgegeven. Uiteindelijk van u opdracht gekregen om hem bij ons te parkeren tno voor nieuwe instructies.
Wij hebben de container in overleg met u in onze loods geparkeerd om eventueel diefstal of openbreken van container te voorkomen.
In afwachting van uw instructies.
Met vriendelijke groeten,
[verdachte]
Afgaande op de verklaring van de verdachte zou hij na dit bericht nog contact moeten hebben gehad met [naam 1] . Maar na dit laatste bericht heeft hij slechts telefonisch contact gehad met nummers die op naam staan van een vriend, van iemand die blijkens de KvK gevolmachtigde is voor de [bedrijf 4] (bestuurder van verdachtes bedrijf) en van een collega chauffeur. Er is met dit toestel op geen enkele wijze meer contact geweest met [naam 1] of enige andere werknemer van [bedrijf 5] . [3]
En er is nog meer reden om te twijfelen aan de verklaring van de verdachte dat hij niet wist dat er cocaïne in de dozen met bananen zou moeten zitten. In de loods is een Ziggo telefoon aangetroffen. Het nummer van deze telefoon werd blijkens een welkomstbericht van de provider voor het eerst gebruikt op 25 mei 2016. Verder heeft deze telefoon op min of meer dezelfde tijdstippen, min of meer dezelfde route gevolgd als de verdachte. Deze telefoon heeft slechts contact gehad met een ander nummer, op 26 mei 2016 in totaal 20 uitgaande en 45 inkomende berichten. [4] De suggestie is dat met deze telefoon contact werd onderhouden met de organisator van het transport. De verdachte heeft ontkend dat deze telefoon van hem was. Uit het eerder reeds aangehaalde proces-verbaal van doorzoeking van de loods blijkt het volgende:
Verder zag ik in de loods een stelling staan. Op de stelling zag ik een zwarte Ziggo GSM en een Smartphone met een zwart hoesje liggen. Naast deze telefoon lag een pakje shag. Tevens lag er een bos sleutels. De bossleutels bleken van de [naam 2] vrachtwagen te zijn, voorzien van het kenteken [kenteken] . Van het voornoemde werd een foto gemaakt.
Documentcode [nummer 1]
Ter zitting is de verdachte deze foto voorgehouden:
Hij heeft ter zitting verklaard dat het pakje shag van hem is. Uit het dossier blijkt verder dat de smartphone in het zwarte leren hoesje de vaker genoemde Samsungtelefoon bevat; de sleutels zijn van de vrachtwagen van de verdachte. Aan de juistheid van de verklaring van de verdachte dat de Ziggo telefoon, die hier tussen zijn autosleutels en zijn Samsung en shag in ligt en die dag min of meer dezelfde route als de verdachte zelf heeft gevolgd, niet van hem is, dient op zijn minst te worden getwijfeld.
Conclusie
Het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Het onder 2 tenlastegelegde is wettig en overtuigend bewezen wat betreft een hoeveelheid cocaïne.
Nu de rechtbank geen gebruik maakt van het proces-verbaal over het uitluisteren van het technische hulpmiddel dat in de dozen met bananen was verborgen, behoeft het desbetreffende verweer verder geen bespreking.

Bewezenverklaring

In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij in de periode van
25 mei2016 tot en met 26 mei 2016 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten het opzettelijk afleveren
envervoeren van een hoeveelheid cocaïne,
zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- voorwerpen en vervoermiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige
reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde
feit hebbende verdachte en zijn mededaders:
- een ontmoeting met zijn mededaders gehad in Hoogvliet en
- afspraken met zijn mededaders gemaakt omtrent het transport en/of het lossen van die
container met bananen met daarin de cocaïne, en
- de container met bananen met daarin de cocaïne met een trekker met oplegger vervoerd
naar een loods aan de [adres] en
- de container met bananen met de cocaïne in voornoemde loods naar binnen gereden en
- vervolgens bananendozen met de cocaïne gelost en/of afgestapeld en/of geopend.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:

2.

medeplegen van: om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en vervoermiddelen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Samen met anderen heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het treffen van voorbereidingen voor handel in harddrugs door een hoeveelheid cocaïne af te leveren en te vervoeren. De verdachte heeft de vrachtwagen met trailer gereden waarop een container stond. In de container was de cocaïne verborgen in dozen met bananen. Samen met anderen heeft de verdachte de container gelost.
Verdovende middelen leveren een gevaar op voor de volksgezondheid, nu deze stoffen sterk verslavend zijn en regelmatig gebruik hiervan in de regel lichamelijk, psychisch en sociaal schadelijke gevolgen met zich brengt. Door het vervoeren van deze harddrugs heeft de verdachte een rol gehad in de verspreiding van harddrugs, hetgeen veel gerelateerde vermogens- en andere criminaliteit tot gevolg heeft.
Door de strafbaarstelling van voorbereidingshandelingen en het daarop gestelde wettelijke strafmaximum is tot uiting gebracht dat tegen drugshandel, ook indien deze zich nog in de voorbereidende fase bevindt, krachtig dient te worden opgetreden.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
24 oktober 2016, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van geruime duur. Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd en de strafverzwarende omstandigheid dat de verdachte een coördinerende rol heeft gehad met betrekking tot het bewezen feit.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.

In beslag genomen voorwerpen

De in beslag genomen bananen zijn verkocht en de opbrengst van de verkoop bedraagt
€ 1.906,--. Dit bedrag zal worden verbeurd verklaard. Het bewezen feit is met behulp van de (verkochte) bananen begaan.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Behalve op het reeds genoemde artikel, is gelet op de artikelen 33, 33a en 47 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 10a van de Opiumwet.

Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor feit 2: een geldbedrag ad € 1.906,--.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. K.A. Baggerman en W.H.S. Duinkerke, rechters,
in tegenwoordigheid van A.C. de Sain, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 december 2016.
Bijlage I

Tekst tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 24 mei 2016 tot en met 26 mei 2016 te
Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht,
als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 897,9 kilogram,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde
cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
art 2 ahf/ond A Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 5 Opiumwet
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 mei 2016 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 897,9 kilogram,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde
cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 4 Opiumwet
2.
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2016 tot en met 26 mei 2016 te
Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet,
te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren,
verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van
897,9 kilogram, althans een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te
plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen
tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere
betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden
had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven
bedoelde feit
hebbende/is verdachte en/of (een of meer van) zijn, verdachtes, mededader(s):
- ( een) ontmoeting(en) met zijn mededader(s) gehad in Hoogvliet en/of
Rotterdam, en/of elders in Nederland en/of
- telefonisch en/of via de email en/of via SMS contact onderhouden met zijn
mededader(s), en/of
- één of meer (dek)lading(en) bananen geregeld/aangeschaft, en/of
- ( vervolgens) één of meer containers met daarin die bananen als testzending
vanuit Ecuador naar Nederland verscheept, en/of
- ( vervolgens) een container met bananen (met daarin de cocaïne) vanuit
Ecuador naar Nederland verscheept, en/of
- afspraken met zijn mededaders gemaakt omtrent het transport en/of het lossen
van die container met bananen (met daarin de cocaïne), en/of
- de container met bananen (met daarin de cocaïne) met een trekker met
oplegger vervoerd/laten vervoeren naar een loods aan de
[adres] , en/of
- de container met bananen (met de cocaïne) in voornoemde loods
naar binnen gereden en/of (vervolgens) één of meer bananendoos/dozen (met de
cocaïne) gelost en/of afgestapeld en/of geopend;
art 10a lid 1 ahf/sub 2 alinea Opiumwet
art 10a lid 1 ahf/sub 3 alinea Opiumwet
art 10a lid 1 ahf/sub 1 alinea Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 4 Opiumwet
art 10 lid 5 Opiumwet

Voetnoten

1.De netto gewichten van de 30 pakketten bij elkaar opgeteld geeft een gewicht van 29.93 kilogram.
2.Dossier, p. 64
3.Dossier, p. 234 en 235 doorgenummerd wat betreft het uitlezen van de telefoon van de verdachte en p. 243 wat betreft de verklaring van [naam 1] dat hij de enige is die het nummer [telefoonnummer] gebruikt.
4.Dossier, p. 349-353.