Rechtbank Rotterdam
Parketnummer: 10/740339-16
Datum uitspraak: 16 november 2016
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Grave en aldaar ingeschreven in de basisregistratie personen,
raadsvrouw mr. Ö. Saki, advocaat te Rotterdam.
Onderzoek op de terechtzitting
Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 2 november 2016.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Eis officier van justitie
De officier van justitie mr. B.M. van Heemst heeft gevorderd:
- bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
- voor de feiten 1 en 2: veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden met aftrek van voorarrest;
- voor feit 3: veroordeling van de verdachte tot ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van drie maanden.
Waardering van het bewijs
De verdediging bepleit vrijspraak voor feit 2 omdat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte wist danwel had moeten vermoeden dat hij tegen de Ford Ka van [slachtoffer] was aangereden. Hierbij moet ook rekening gehouden worden met zijn gemoedstoestand op dat moment: hij was vervuld van adrenaline.
De rechtbank verwerpt dit verweer.
Tijdens een wilde achtervolging botst de verdachte met zijn auto tegen de auto van [slachtoffer] die op dat moment voor hem reed. Een motoragent heeft gezien dat hierdoor haar linker achterwiel “volledig aan gort” werd gereden en de volledige linker achterbumper wegsloeg. Een dergelijke forse impact maakt dat reeds naar algemene ervaringsregels moet worden vastgesteld dat de verdachte de botsing moet hebben waargenomen en hij zodoende wist dat hij betrokken was bij een verkeersongeval waarbij schade aan een ander had toegebracht. Na dit ongeluk is de verdachte met hoge snelheid doorgereden. Hij heeft zich niet bekommerd om het slachtoffer terwijl hij daartoe wel gehouden was.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op of omstreeks 20 juli 2016 te Rotterdam
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de
Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen, in de zin van artikel 1, onder
3º van die wet in de vorm van een revolver van het merk Colt, type Trooper
MKIII, kaliber .357 Magnum (voorzien van serienummer 69718J),
en
munitie in de zin van art. 1 onder 4° van de Wet wapens munitie, te weten
munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III, te weten
zes (6) kogelpatronen, kaliber .357 Magnum,
voorhanden heeft gehad;
2.
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke
gedraging hij als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto)
had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Rotterdam op
de Oostzeedijk, op 20 juli 2016 de voornoemde plaats van
vorenbedoeld ongeval heeft verlaten,
terwijl bij dat ongeval, naar hij wist , aan
een ander (te weten [slachtoffer]) schade was toegebracht;
3.
hij op of omstreeks 20 juli 2016 te Rotterdam
als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de
weg(en), het Pompenburg en/of de Admiraal de Ruyterweg en/of de Vondelweg
en/of de Marinierweg en/of de Burgemeester van Walsumweg en/of het Oostplein
en/of de Oostzeedijk en/of de Honingerdijk en/of de Oostmaaslaan, zich tijdens
die rit zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg(en) werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg(en) werd
gehinderd, althans kon worden gehinderd;
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen aldaar
- geen gevolg heeft gegeven aan een stopteken gegeven middels een op een
dienst motorfiets van Politie Eenheid Rotterdam aangebracht transparant en/of
- terwijl hij, verdachte, werd gevolgd door genoemd politievoertuig die
optische- en geluidssignalen voerde, het door hem bestuurde voertuig niet tot
stilstand heeft gebracht en/of
- meermalen een in zijn richting gekeerd rood licht
uitstralend verkeerslicht heeft genegeerd en/of
- meermalen tegen de rijrichting in van het verkeer heeft
gereden en/of
- nabij een kruising, waarbij de linkervoorsorteerstrook was afgezet met rood
witte reflector palen, genoemde rijstrook is opgereden en daarbij genoemde
palen omver heeft gereden en/of
- in botsing of aanrijding is gekomen met een voor hem, verdachte, rijdend
voertuig, auto, en/of
- de controle over het door hem bestuurde voertuig heeft verloren en in
aanraking is gekomen met een lantaarnpaal en/of
- gedurende de achtervolging meermal
enheeft gereden met een
(veel) hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid feiten
De bewezen feiten leveren op: