ECLI:NL:RBROT:2016:9335

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 november 2016
Publicatiedatum
5 december 2016
Zaaknummer
513731 / HA RK 16-974
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek buiten behandeling gesteld wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 november 2016 een wrakingsverzoek van een gedetineerde verzoeker buiten behandeling gesteld wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid. Het wrakingsverzoek werd ingediend na een eerdere beschikking van de rechters op 20 oktober 2016, waarin zij een eindbeslissing hadden genomen in de strafzaak tegen de verzoeker. De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. R. Zilver, had op 24 oktober 2016 het wrakingsverzoek ingediend, maar de rechters waren op dat moment al niet meer betrokken bij de behandeling van de zaak. De rechtbank oordeelde dat het doel van wraking, namelijk de waarborging van de onpartijdigheid van de rechter, niet meer kon worden bereikt omdat de rechters reeds een einduitspraak hadden gedaan. De rechtbank verwees naar artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering, dat de mogelijkheid van wraking regelt, en concludeerde dat het verzoek tot wraking niet tijdig was ingediend. Daarom werd het verzoek zonder verdere behandeling ter zitting buiten behandeling gesteld. De beslissing werd genomen door de meervoudige kamer voor wrakingszaken, bestaande uit de voorzitter en twee andere rechters, en werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 513731 / HA RK 16-974
Beslissing van 9 november 2016
op het verzoek van
[naam verzoeker],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in P.I. [naam PI],
verzoeker,
advocaat mr. R. Zilver te Utrecht,
strekkende tot wraking van:
mr. A.N. van Zelm van Eldik,
mr. H.J.M. van der Kaaijen
mr. A.I. van Strien, rechters-plaatsvervanger respectievelijk senior rechter in de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechters).

1.Het procesverloop en de processtukken

1.1.
De wrakingskamer in deze rechtbank, van welke kamer de rechters deel uitmaakten, heeft in de tegen verzoeker aanhangig gemaakte strafzaak op 20 oktober 2016 een beschikking gegeven ten aanzien van het door verzoeker ingediende verzoek tot wraking van de rechters van de meervoudige strafkamer, die de strafzaak tegen verzoeker behandelen.
Die strafzaak draagt als parketnummers 10/750107-14 en 10/750078-15.
1.2.
Bij brief van 21 oktober 2016 heeft mr. J.B. Boone, raadsman van medeverdachte [naam medeverdachte], wraking van de rechters verzocht. Tevens is verzocht de wraking te laten behandelen door rechters van een andere rechtbank.
1.3.
Ter terechtzitting van 24 oktober 2016, alwaar de behandeling van de strafzaak tegen verzoeker door de meervoudige strafkamer werd voortgezet, heeft mr. Hoevers – als waarnemer van de raadsman van verzoeker – meegedeeld dat verzoeker zich aansluit bij het hiervoor onder 1.2. omschreven wrakingsverzoek.
1.4.
Per e-mail van 4 november 2016 heeft de advocaat van verzoeker bevestigd dat verzoeker zich aansluit bij het onder 1.2. omschreven wrakingsverzoek.
1.5.
Het verzoek de wraking te laten behandelen door rechters van een andere rechtbank is afgewezen.
1.6.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het dossier van de hiervoor omschreven wrakingsprocedure, waarin zich onder meer bevindt de beslissing van de rechters als wrakingskamer van 20 oktober 2016.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1.
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Op grond van hetgeen is bepaald in artikel 512 Sv kan de rechter die een zaak behandelt worden gewraakt. Het middel is derhalve toegekend aan een partij die wenst te voorkomen dat een rechter die jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans aan een partij die dienaangaande bestaande vrees heeft die objectief gerechtvaardigd is, (nog langer) bemoeienis met de zaak zal hebben. Dat doel kan niet meer worden bereikt als de rechter reeds een einduitspraak heeft gedaan omdat de behandeling van de zaak daarmee is geëindigd.
2.2.
Bij de beschikking van 20 oktober 2016 hebben de rechters in de hiervoor omschreven wrakingsprocedure een beschikking gegeven. Die beschikking is een eindbeslissing waarmee de behandeling van de zaak door de rechters is geëindigd.
2.3.
Het wrakingsverzoek is op 24 oktober 2016 en derhalve na de uitspraak van voormelde beschikking ingediend.
Nog daargelaten de vraag of het wrakingsverzoek tijdig is gedaan, volgt uit het vorenstaande dat de rechters de zaak niet meer behandelden op het moment dat het verzoek tot wraking is gedaan. Verzoeker is daarom kennelijk niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van de rechters. Het verzoek zal op die grond, met toepassing van het bepaalde in artikel 9.1, laatste volzin, van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank en zonder voorafgaande behandeling van het verzoek ter zitting, buiten behandeling worden gesteld.

3.De beslissing

De rechtbank:
- stelt het verzoek tot wraking van mr. A.N. van Zelm van Eldik, mr. H.J.M. van der Kaaij en mr. A.I. van Strien wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid buiten behandeling.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.P. Hameete voorzitter, mr. O.E.M. Leinarts en
mr. J.H. de Wildt, rechters en door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 november 2016 in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier.