Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
mr. H.J.M. van der Kaaijen
mr. A.I. van Strien, rechters-plaatsvervanger respectievelijk senior rechter in de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechters).
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 november 2016 een wrakingsverzoek van een gedetineerde verzoeker buiten behandeling gesteld wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid. Het wrakingsverzoek werd ingediend na een eerdere beschikking van de rechters op 20 oktober 2016, waarin zij een eindbeslissing hadden genomen in de strafzaak tegen de verzoeker. De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. R. Zilver, had op 24 oktober 2016 het wrakingsverzoek ingediend, maar de rechters waren op dat moment al niet meer betrokken bij de behandeling van de zaak. De rechtbank oordeelde dat het doel van wraking, namelijk de waarborging van de onpartijdigheid van de rechter, niet meer kon worden bereikt omdat de rechters reeds een einduitspraak hadden gedaan. De rechtbank verwees naar artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering, dat de mogelijkheid van wraking regelt, en concludeerde dat het verzoek tot wraking niet tijdig was ingediend. Daarom werd het verzoek zonder verdere behandeling ter zitting buiten behandeling gesteld. De beslissing werd genomen door de meervoudige kamer voor wrakingszaken, bestaande uit de voorzitter en twee andere rechters, en werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.