ECLI:NL:RBROT:2016:9333

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 oktober 2016
Publicatiedatum
5 december 2016
Zaaknummer
511125 / HA RK 16-844
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in bestuursrechtelijke procedures

Op 13 oktober 2016 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een wrakingszaak waarbij verzoeker, betrokken in meerdere bestuursrechtelijke procedures tegen de gemeente, de rechter mr. dr. D. Brugman heeft gewraakt. Verzoeker stelde dat de rechter partijdig was, omdat hij meende dat de rechter hem niet voldoende gelegenheid had gegeven om zich voor te bereiden op de zittingen. Hij voerde aan dat de communicatie van de rechtbank, met name een brief die op 23 september 2016 was verzonden, hem niet tijdig had bereikt, waardoor hij niet in staat was om adequaat te reageren. De rechter heeft echter betwist dat er sprake was van partijdigheid en stelde dat de brief op de juiste wijze was verzonden, maar dat verzoeker deze niet had ontvangen door een mislukte faxverzending. De rechter benadrukte dat de oproepingen voor de zittingen noodzakelijk waren gezien de verstoorde verhouding tussen verzoeker en de gemeente. De wrakingskamer heeft de argumenten van verzoeker beoordeeld en geconcludeerd dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor een vooringenomenheid van de rechter. Het verzoek tot wraking is afgewezen, omdat de wrakingskamer van oordeel was dat de vrees voor partijdigheid niet gerechtvaardigd was. De beslissing werd uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 511125 / HA RK 16-844
Beslissing van 13 oktober 2016
op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
strekkende tot wraking van:
mr. dr. D. Brugman, rechter in de rechtbank Rotterdam, afdeling publiek, team bestuur 1 (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

Bij deze rechtbank zijn zeven beroepsprocedures aanhangig tussen verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [naam gemeente], welke procedures als kenmerk hebben:
ROT 15/3638 WOB BR02, ROT 15/4072 BESLU BR02, ROT 15/727 WOB BR02, ROT 15/4825 WOB BR02, ROT 15/3577 WOB BR02, ROT 15/7019 WOB BR02, ROT 15/3610 WOB BR02.
Bij faxbericht van 28 september 2016 heeft de verzoeker wraking van de rechter verzocht.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- relevante stukken uit de hierboven genoemde bodemprocedures;
- de schriftelijke toelichting op het wrakingsverzoek.
Verzoeker alsmede de rechter zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt, maar heeft op 29 september 2016 medegedeeld dat zij ter zitting zal verschijnen om een korte toelichting te geven.
Ter zitting van 4 oktober 2016 waar het wrakingsverzoek is behandeld, is de rechter verschenen. Verzoeker is niet ter zitting verschenen

2.Het verzoek en de reactie daarop

Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven..
De rechter heeft zo laat mogelijk afwijzend gereageerd op het verzoek tot aanhouding van de behandeling van zijn zaken ter zitting zodat verzoeker zich nog onmogelijk kon beraden. Eerst op 27 september 2016 is door verzoeker een kennelijk van de 26e naar de 23e september geantedateerd schrijven van de rechtbank ontvangen. Kennelijk geantedateerd nu het wel toevallig is dat PostNL de post niet eens op tijd – binnen 24 uur- bezorgt. In het verleden heeft de rechter verzoeker wel eens per e-mail benaderd, zoals blijkt uit een bijgevoegd bericht verzonden door de mediation functionaris van de van de rechtbank. Nu de rechter verzoeker bewust heeft belet om zich in redelijkheid te beraden op de zaak en daarop schriftelijk te reageren en zodoende tegenbewijs te leveren, is er sprake van partijdigheid. Ook uit de brief van de rechter gedateerd op 26 september 2016 blijkt dat de rechter partijdig is, nu uit voornoemde brief blijkt dat de rechter heeft besloten dat de zitting het laatste en enige moment is om op een verweerschrift te reageren. De rechter wil verzoeker benadelen in zijn juridische kansen ten opzichte van verweerder.
Het is opmerkelijk dat verzoeker bij elke zaak steeds een oproeping krijgt om te verschijnen. Dit wekt sterk de indruk van een vooringenomen standpunt, het welbekende kruisje achter zijn naam. Niet valt in te zien welk legitiem doel ten grondslag kan liggen om verzoeker op te roepen voor een zitting.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter bestrijdt de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat er geen sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking kan opleveren. Daarbij is – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd.
De brief met de procedurele beslissing is op 23 september 2016 verstuurd en is ook op die dag gefaxt naar de verzoeker. Kennelijk heeft verzoeker die dag geen faxen kunnen ontvangen, nu de verzending mislukt was. Het bewijs hiervan zit in het dossier. Er is dus geen sprake van antedateren. Het klopt dat de rechtbank geen stukken via de mail verstuurt en het kan dus kloppen dat verzoeker de brief pas dinsdag heeft ontvangen.
Als de rechter een zaak behandelt dan kijkt zij niet alleen naar het juridische aspect maar ook naar het achterliggende conflict. Vanuit dit oogpunt wenste de rechter beide partijen op de zitting te kunnen spreken. De verhouding tussen de verzoeker en de gemeente is duidelijk ernstig verstoord en daarom heeft de rechtbank verzoeker telkens opgeroepen voor een zitting. Er is geen sprake van een kruisje achter de naam van verzoeker.

3.De beoordeling

3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat door verzoeker geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is.
3.2
Gesteld noch gebleken is dat aan de door verzoeker aangevoerde omstandigheden een aanwijzing valt te ontlenen voor het oordeel dat de rechter door haar persoonlijke instelling en overtuiging niet onpartijdig is.
3.3
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door verzoeker geuite vrees dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is. Hierbij is de opvatting van verzoeker van belang, maar is deze niet doorslaggevend.
3.4
De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe als volgt.
De rechter heeft ter zitting medegedeeld dat op vrijdag 23 september 2016 tevergeefs is getracht om de brief met de beslissing waarin het aanhoudingsverzoek is afgewezen aan verzoeker te faxen. Gelet op het feit dat er op maandag geen post meer wordt bezorgd, is het niet opmerkelijk dat die brief eerst op dinsdag 27 september 2017 per post bij verzoeker is bezorgd. De rechter heeft voorts medegedeeld dat zij gezien het achterliggende conflict en de ernstig verstoorde verhouding tussen verzoeker en de gemeente [naam gemeente] verzoeker telkens voor de behandeling ter zitting heeft laten oproepen, zodat niet alleen het juridische aspect maar ook het achterliggende conflict aan de orde kan worden gesteld bij de behandeling ter zitting.
Gelet op de hierboven omschreven toelichting van de rechter mist het wrakingsverzoek feitelijke grondslag en moet het verzoek om die reden worden afgewezen.

4.De beslissing

wijst af het verzoek tot wraking van mr. dr. D. Brugman.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J.P. van Essen, voorzitter, mr. A. Eerdhuijzen en
mr. A. Buizer, rechters en door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van
13 oktober 2016 in tegenwoordigheid van mr. N. Jallal, griffier.
Verzonden op:
aan:
-
-
-
-