Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Het procesverloop en de processtukken
- het e-mailbericht van verzoeker van 31 oktober 2016;
- het e-mailbericht van de rechter van 1 november 2016.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 november 2016 uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van een verzoeker, dat was ingediend tegen mr. K.L. van Zetten, senior rechter in de rechtbank Rotterdam. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op uitlatingen, gedragingen en beslissingen van de rechter tijdens een zitting op 23 augustus 2016, waarbij de verzoeker aanwezig was. De verzoeker heeft het wrakingsverzoek echter pas op 13 september 2016 ingediend, wat volgens de rechtbank te laat was. De rechtbank oordeelde dat de verzoeker had moeten begrijpen dat hij het verzoek tot wraking onmiddellijk na de zitting had moeten indienen, gezien de omstandigheden van de zaak. De rechtbank concludeerde dat de termijn voor het indienen van het wrakingsverzoek ruimschoots was overschreden, en verklaarde de verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek.
De rechtbank overwoog verder dat de verzoeker had aangevoerd dat de rechter onvoldoende aandacht had besteed aan zijn bewijsvoering en dat er sprake was van een vooringenomenheid van de rechter. De rechtbank stelde echter vast dat de rechter tijdens de comparitie van partijen een actieve rol had gespeeld en dat het aan de rechter is om de stellingen van partijen te onderzoeken en kritische vragen te stellen. De rechtbank concludeerde dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor een vooringenomenheid van de rechter, en dat de vrees van de verzoeker niet objectief gerechtvaardigd was. De beslissing werd genomen in tegenwoordigheid van de griffier, J.A. Faaij.