ECLI:NL:RBROT:2016:9316

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 oktober 2016
Publicatiedatum
2 december 2016
Zaaknummer
509774 / HA RK 16-774
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter na eindvonnis in civiele procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 oktober 2016 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een verzoeker. Het wrakingsverzoek werd ingediend na het wijzen van een eindvonnis door de rechter, mr. V.F. Milders, op 7 september 2016. De verzoeker had eerder twee beroepschriften ingediend tegen beschikkingen van het CJIB, welke door de rechter zijn behandeld. Na de zitting op 7 september 2016, waar de rechter een einduitspraak deed, heeft de verzoeker op 8 september 2016 een wrakingsverzoek ingediend. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het wrakingsverzoek niet ontvankelijk is, omdat de rechter op het moment van indienen van het verzoek niet meer betrokken was bij de behandeling van de zaak. De rechtbank heeft geoordeeld dat het doel van wraking, namelijk de waarborging van de onpartijdigheid van de rechter, niet meer kon worden bereikt, aangezien de zaak al was afgesloten met een eindvonnis. De beslissing om de verzoeker niet-ontvankelijk te verklaren werd genomen door de meervoudige kamer voor wrakingszaken, bestaande uit de voorzitter en twee andere rechters, en werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 10/509774 / HA RK 16-774
Beslissing van 13 oktober 2016
op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
strekkende tot wraking van:
mr. V.F. Milders, rechter in de rechtbank Rotterdam, afdeling privaatrecht, team kanton III (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

Ter zitting van 7 september 2016 zijn door de rechter twee beroepschriften van verzoeker d.d. 28 januari 2016 behandeld:
-beroepschrift tegen de beschikking van het CJIB met als nummer 5062 5421 9441 3935, welke procedure bij de rechtbank als kenmerk heeft 5082634 MB VERZ 16-1711 en
-beroepschrift tegen de beschikking van het CJIB met als nummer 3062 5421 9445 5028, welke procedure bij de rechtbank als kenmerk heeft 5082623 MB VERZ 16-1710.
Bij brief van 8 september 2016 heeft de verzoeker wraking van de rechter verzocht.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van de volgende stukken
- relevante stukken uit de hierboven genoemde procedures;
- het proces-verbaal van de hiervoor bedoelde zitting;
- de schriftelijke toelichting op het wrakingsverzoek.
Verzoeker alsmede de rechter zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij brief van 22 september 2016.
Ter zitting van 4 oktober 2016, waar het wrakingsverzoek is behandeld, is niemand verschenen.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Op grond van hetgeen is bepaald in artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan de rechter die een zaak behandelt worden gewraakt. Het middel is derhalve toegekend aan een partij die wenst te voorkomen dat een rechter die jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans aan een partij die dienaangaande bestaande vrees heeft die objectief gerechtvaardigd is, (nog langer) bemoeienis met de zaak zal hebben. Dat doel kan niet meer worden bereikt als de rechter reeds een einduitspraak heeft gedaan omdat de behandeling van de zaak daarmee is geëindigd.
2.2
Bij het vonnis, mondeling uitgesproken op de zitting van 7 september 2016 heeft de rechter in de hiervoor omschreven procedures vonnis gewezen. Dat vonnis is een eindbeslissing waarmee de behandeling van de zaak door de rechter is geëindigd. Dit wordt ook bevestigd in het wrakingsverzoek van 8 september 2016 waarin verzoeker heeft aangegeven dat zijn beroep ongegrond is verklaard.
2.3
Het wrakingsverzoek is derhalve na het wijzen van voormeld vonnis ingediend. Uit het vorenstaande volgt dat de rechter de zaak niet meer behandelde op het moment dat het verzoek tot wraking is gedaan.
2.4
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verzoeker niet ontvankelijk dient te worden verklaard in het wrakingsverzoek.

3.De beslissing

verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking van mr. V.F. Milders.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.P. Hameete, voorzitter, mr. A. Eerdhuijzen en mr. A. Buizer, rechters en door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van
13 oktober 2016 in tegenwoordigheid van mr. N. Jallal, griffier.
Verzonden op:
aan:
-
-
-
-