ECLI:NL:RBROT:2016:9316
Rechtbank Rotterdam
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wraking van rechter na eindvonnis in civiele procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 oktober 2016 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een verzoeker. Het wrakingsverzoek werd ingediend na het wijzen van een eindvonnis door de rechter, mr. V.F. Milders, op 7 september 2016. De verzoeker had eerder twee beroepschriften ingediend tegen beschikkingen van het CJIB, welke door de rechter zijn behandeld. Na de zitting op 7 september 2016, waar de rechter een einduitspraak deed, heeft de verzoeker op 8 september 2016 een wrakingsverzoek ingediend. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het wrakingsverzoek niet ontvankelijk is, omdat de rechter op het moment van indienen van het verzoek niet meer betrokken was bij de behandeling van de zaak. De rechtbank heeft geoordeeld dat het doel van wraking, namelijk de waarborging van de onpartijdigheid van de rechter, niet meer kon worden bereikt, aangezien de zaak al was afgesloten met een eindvonnis. De beslissing om de verzoeker niet-ontvankelijk te verklaren werd genomen door de meervoudige kamer voor wrakingszaken, bestaande uit de voorzitter en twee andere rechters, en werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.