ECLI:NL:RBROT:2016:9314

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 oktober 2016
Publicatiedatum
2 december 2016
Zaaknummer
511134 / HA RK 16-845
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van de griffier en de rechtbank Rotterdam afgewezen wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid

Op 5 oktober 2016 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een wrakingszaak. Het verzoek tot wraking was ingediend door een verzoekster, die zich niet kon vinden in de behandeling van haar zaak door de rechter mr. L.A.C. van Nifterick. De wraking was gericht tegen de griffier van de rechtbank en de rechtbank zelf, en niet tegen de specifieke rechter die de zaak behandelde. De rechtbank heeft vastgesteld dat wraking alleen mogelijk is tegen de rechter(s) die daadwerkelijk een zaak behandelen. In dit geval was het verzoek tot wraking niet ontvankelijk, omdat het niet gericht was tegen de rechter die de zaak van verzoekster behandelde. De rechtbank had eerder al een einduitspraak gedaan in de procedure van verzoekster, waardoor het wrakingsverzoek niet in behandeling kon worden genomen. De rechtbank heeft het verzoek tot wraking dan ook buiten behandeling gesteld, met toepassing van het Wrakingsprotocol. De beslissing werd uitgesproken door de voorzitter en twee andere rechters tijdens een openbare zitting.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 511134 / HA RK 16-845
Beslissing van 5 oktober 2016
op het verzoek van
[naam verzoekster],
wonende te [adres],
verzoekster,
gemachtigde [naam gemachtigde],
strekkende tot wraking van:
de griffier van de rechtbank Rotterdam(hierna: de griffier)
en
de rechtbank Rotterdam(hierna: de rechtbank).

1.Het procesverloop en de processtukken

Ter zitting van 11 juli 2016 is door rechter mr. L.A.C. van Nifterick (hierna: de rechter) behandeld het door verzoekster ingestelde beroep tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dordrecht (hierna: de gemeente) van 2 februari 2016, houdende kennelijk niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar van verzoekster tegen het besluit van de gemeente van 15 november 2006. Die procedure draagt als kenmerk ROT 16/1610.
Bij gelegenheid van die behandeling heeft de gemachtigde van verzoekster de wraking van de rechter verzocht.
Bij beschikking van 22 juli 2016 heeft de wrakingskamer in deze rechtbank het wrakingsverzoek afgewezen.
Bij brieven van de griffier van 25 juli 2016 – gerectificeerd bij brieven van 26 juli 2016 – is aan verzoekster en aan de gemeente meegedeeld dat de rechtbank het onderzoek in de beroepsprocedure sluit en binnen zes weken na verzending van die brief uitspraak zal doen.
Bij brief van 28 juli 2016 heeft de gemachtigde van verzoekster andermaal de wraking van de rechter verzocht.
Bij beschikking van 10 augustus 2016 heeft de wrakingskamer in deze rechtbank het tweede wrakingsverzoek afgewezen, met bepaling dat een volgend wrakingsverzoek van verzoekster in de onderhavige procedure niet in behandeling wordt genomen.
Op 12 augustus 2016 heeft de rechter in de procedure van verzoekster een einduitspraak gedaan.
Bij brief van 23 augustus 2016 heeft de gemachtigde van verzoekster de wraking van de griffier en van de rechtbank verzocht.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het griffiedossier van de hiervoor omschreven procedure.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Op grond van hetgeen is bepaald in artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht kan de rechter die een zaak behandelt door een partij worden gewraakt. Het middel is derhalve toegekend aan een partij die wenst te voorkomen dat een rechter die (naar de partij objectief gezien mocht vrezen) jegens hem of haar een vooringenomenheid koestert, (nog langer) bemoeienis met de zaak zal hebben. Wraking is derhalve uitsluitend mogelijk van de rechter(s) door wie een zaak wordt behandeld.
2.2
Het onderhavige verzoek is uitdrukkelijk gericht tegen de griffier van de rechtbank en – zo maakt de wrakingskamer op uit de gronden van het verzoek – tevens tegen de rechtbank Rotterdam. Het verzoek heeft derhalve geen betrekking op de specifieke rechter(s) door wie een zaak van verzoekster wordt behandeld, nog daargelaten de omstandigheid dat de rechter in de procedure van verzoekster met kenmerk ROT 16/1610 reeds een einduitspraak heeft gedaan en dat de wrakingskamer reeds bij uitspraak van 10 augustus 2016 heeft bepaald dat een volgend wrakingsverzoek van verzoekster in die procedure niet in behandeling zal worden genomen.
Verzoekster is daarom kennelijk niet-ontvankelijk in haar verzoek tot wraking. Het verzoek zal op die grond, met toepassing van het bepaalde in artikel 9.1, laatste volzin, van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank buiten behandeling worden gesteld.

3.De beslissing

De rechtbank:
- stelt het verzoek van verzoekster tot wraking van de griffier van de rechtbank Rotterdam en van de rechtbank Rotterdam buiten behandeling.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.N. van Zelm van Eldik, voorzitter, mr. W.J. Roos-van Toor en mr. L.C. van Walree, rechters en door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 oktober 2016 in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier.
Verzonden op:
aan:
- verzoeker
- de griffier van de rechtbank Rotterdam