Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[eiser sub1] ,
[eiseres sub2],
1.[gedaagde sub1] ,
[gedaagde sub2],
Gedaagden zullen hierna tezamen in meervoud ‘ [gedaagden] ’, of afzonderlijk ‘ [gedaagde sub1] ’ (gedaagde sub 1) en ‘ [gedaagde sub2] ’ (gedaagde sub 2), genoemd worden.
1.De procedure
- de dagvaarding met producties 1 t/m 10;
- de conclusie van antwoord met producties 1 t/m 4;
- het tussenvonnis (althans de brieven) van 24 augustus 2016 waarin een comparitie van partijen is bepaald;
- de brief van 14 september 2016 van mr. Gilhuis met producties 11 en 12;
- de brief van 16 september 2016 van mr. Visser met bijlage;
- het proces-verbaal van comparitie van 30 september 2016, waar de brieven met opmerkingen van mr. Gilhuis van 27 oktober 2016 en mr. Visser van 1 november 2016 zijn aangehecht.
2.De feiten
€ 282.500,00. Partijen zijn overeengekomen dat levering van de Woning op 3 april 2015 zou plaatsvinden.
15 december 2014. In deze brief staat opgenomen:
De maandlasten van het gevraagde hypotheekbedrag zijn volgens de inkomensnormen te hoog in relatie tot het besteedbaar inkomen voor wonen. (…)”
[perspon4] verkocht tegen een koopprijs van € 266.500,00.
3.Het geschil
, kunnen [eisers] geen nakoming meer vorderen van de koopovereenkomst. Ten slotte betwisten [gedaagden] de hoogte van de schade van [eisers] en doen zij een beroep op matiging van de contractuele boete.
4.De beoordeling
Tijdig geklaagd?
e-mail van 6 januari 2015 nadere informatie verstrekt aan [eisers] over de afwijzing van de financieringsaanvraag. Ter comparitie hebben [gedaagden] verklaard dat zij kort daarna zelf bij de makelaar van [eisers] hebben geïnformeerd naar de stand van zaken en dat zij van hem hebben begrepen dat [eisers] zich nog aan het beraden waren. Gelet op die mededeling mochten [gedaagden] er dan ook niet op vertrouwen dat [eisers] zouden berusten in de ontbinding, in ieder geval niet op 9 januari 2015 (de datum waarop de bankgarantie gesteld had moeten worden). [eisers] hebben ter comparitie verklaard dat zij pas stappen wilden nemen zodra zij over alle informatie beschikten, en dat zij de periode daarna hebben gebruikt om die informatie te verzamelen. Weliswaar zijn er enkele maanden verstreken voordat [eisers] uiteindelijk bij brief van 17 juni 2015 bij [gedaagden] hebben geklaagd, en is gedurende die maanden ook de datum gepasseerd waarop de levering oorspronkelijk zou plaatsvinden (3 april 2015), maar dat enkele tijdsverloop is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende voor een geslaagd beroep op artikel 6:89 BW. Daarbij acht de rechtbank tevens van belang dat [gedaagden] geen nadeel hebben ondervonden door het (late) tijdstip waarop is geklaagd. Ter comparitie hebben [gedaagden] immers verklaard dat zij, ook als er eerder was geklaagd, niet meer van de koop van de woning aan de [adres2] hadden kunnen afzien en dat zij de Woning van [eisers] (dus) ook niet meer hadden kunnen afnemen (op 3 april 2015). Gelet op al het voorgaande wordt het beroep van [gedaagden] op artikel 6:89 BW verworpen.
dus ook niet beoordelen of [gedaagden] terecht een beroep op artikel 16.1 hebben gedaan. Voorts voeren [eisers] aan dat [gedaagden] onvoldoende inspanningen hebben verricht om een financiering te verkrijgen. Dit blijkt uit het feit dat Aegon voor de woning aan de [adres2] uiteindelijk een hypothecaire geldlening aan [gedaagden] heeft verstrekt van € 340.600,00; derhalve € 84.000,00 meer dan HQ Hypotheken wilde financieren blijkens de tweede versie van haar brief van 15 december 2014 en ruim voldoende om de aankoop van de Woning van [eisers] te kunnen financieren.
Ten slotte voeren [eisers] aan dat [gedaagden] de vervulling van de ontbindende voorwaarde zelf hebben bewerkstelligd. [gedaagden] hebben via De Hypotheker, waar
[gedaagde sub1] voorheen zelf heeft gewerkt, bewerkstelligd dat HQ Hypotheken hen geen financiering wilde verlenen. [gedaagden] wilden van de koopovereenkomst met [eisers] af, teneinde de woning aan de [adres2] te kunnen aankopen, aldus [eisers]
5.De beslissing
28 december 2016voor uitlating door [gedaagden] of zij bewijs willen leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
bewijsstukkenwillen overleggen, die stukken direct in het geding moeten brengen,
getuigenwillen laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van beide partijen en hun advocaten in de maanden
januari 2017 tot en met april 2017direct moeten opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,