ECLI:NL:RBROT:2016:9212
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een faillissementsaanvraag wegens onvoldoende onderbouwing van steunvorderingen
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 oktober 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot faillietverklaring van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, ingediend door een coöperatie. De coöperatie, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.P. Nonnekes, stelde dat zij een opeisbare vordering had op de verweerster ter hoogte van ongeveer € 348.000, voortvloeiend uit een financieringsovereenkomst. Tijdens de zittingen op 13 en 27 september 2016 zijn aanvullende stukken overgelegd en zijn beide partijen gehoord.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de coöperatie steunvorderingen heeft ingediend ter onderbouwing van haar verzoek, maar deze zijn door de verweerster gemotiveerd weersproken. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de coöperatie niet voldoende bewijs heeft geleverd voor het bestaan en de omvang van de steunvorderingen. De verweerster heeft betoogd dat er geen rechtstreekse vordering van de coöperatie op haar bestaat, aangezien de vordering van een derde partij, [naam 9], slechts onder bepaalde voorwaarden kan worden ingeroepen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot faillietverklaring afgewezen, omdat de coöperatie niet in staat was om de vorderingen voldoende te onderbouwen. De beschikking is gegeven door mr. A.J. van Spengen, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Verberne, griffier. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open, dat binnen acht dagen na de uitspraak kan worden ingesteld.