ECLI:NL:RBROT:2016:9198

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 november 2016
Publicatiedatum
30 november 2016
Zaaknummer
ROT 10/680082-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor ontucht en artikel 248e Sr in de zaak tegen verdachte met betrekking tot grooming en seksuele handelingen met minderjarigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 november 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met minderjarigen, in strijd met artikel 248e van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte was aangeklaagd voor vier feiten, waarbij hij via sociale media contact had gezocht met minderjarige jongens met de bedoeling ontuchtige handelingen te verrichten. De officier van justitie eiste bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten en een zware straf, inclusief een taakstraf en gevangenisstraf, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij de ontuchtige handelingen had gepleegd. De rechtbank concludeerde dat de gedragingen van de verdachte, hoewel op het randje, niet voldoende bewijs boden voor het plegen van ontuchtige handelingen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten, omdat niet was voldaan aan de wettelijke vereisten voor strafbaarheid onder artikel 248e Sr. De rechtbank benadrukte dat de bescherming van kinderen voorop staat en dat de verdachte misbruik had gemaakt van het vertrouwen van ouders en de scouting. De in beslag genomen telefoon werd teruggegeven aan de verdachte, en de benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, aangezien er geen straf of maatregel was opgelegd aan de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/680082-16
Datum uitspraak: 28 november 2016
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
[geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres].
Raadsman mr. T.P. van der Eerden, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 14 november 2016.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N.Y. Rose heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2, 3, en 4 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 uur, en een gevangenisstraf voor de duur van 187 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaar, met daarbij als bijzondere voorwaarden de meldplicht, behandelverplichting bij de Waag of soortgelijke instelling, en een beroepsverbod betrekking hebbende op het werken met kinderen, en vraagt de reclassering op voornoemde voorwaarden toezicht te houden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat de uitvoeringshandelingen zoals ze in feit 1, 2 en 4 staan, door de verdachte worden bekend. Dit wordt ook ondersteund door de chats. De verdachte heeft concrete voorstellen gedaan voor dag en tijdstip en zien daarmee op het tot stand komen van de afspraken. De vraag is of de handelingen die plaats hebben gevonden, of die de bedoeling van de afspraak waren, ontuchtig waren. Het gaat om opmeten van het lichaam. Dit opmeten kan niet gebeuren zonder dat de desbetreffende persoon wordt aangeraakt. Het ging om het opmeten op de blote huid, waardoor de blote huid wordt of zou worden betast. Gekeken naar de keer dat de afspraak tot stand gekomen is en het opmeten plaats heeft gevonden, ging de verdachte recht tegenover [slachtoffer 1] staan op korte afstand. Hij vraagt hem zijn broek te laten zakken en meet onder andere de binnenkant van de bovenbenen van [slachtoffer 1]. De handen van de verdachte zijn hierdoor behoorlijk dicht bij het geslachtsdeel van [slachtoffer 1] geweest. Dit is daarom aan te merken als een handeling van seksuele aard. De ontucht van deze handelingen zou kunnen worden weggenomen indien de verdachte bijvoorbeeld kleermaker was geweest, maar in dit geval ging het om een verzonnen verhaal over een schoolproject. Daarnaast hebben de handelingen plaatsgevonden op een afgelegen plek. De verdachte verklaart dat hij het spannend vind de lichaamsmaten op te meten, en dat hij [slachtoffer 2] een mooi jongetje vond. Eveneens heeft de verdachte uitlatingen gedaan richting [slachtoffer 3] over zoenen en bespringen. Het oogmerk op het plegen van ontuchtige handelingen is alles bij elkaar genomen aanwezig. feit 1 primair, feit 2, en feit 4 primair kunnen hiermee wettig en overtuigend bewezen worden.
Ten aanzien van feit 3 is er een verklaring van het slachtoffer [slachtoffer 1] dat er gevraagd is zijn schaamhaar op te meten voor een vergoeding van tien euro. De verdachte zelf verklaart in eerste instantie ook dat het klopt, dat hij dit gevraagd heeft, maar in een latere verklaring nuanceert hij dit verhaal. Het gaat om 3 slachtoffers, samen 4 feiten. Het gaat om jonge kinderen. Zij moeten hun seksuele ontwikkeling in veiligheid kunnen doormaken. Kinderen verdienen bescherming. De officier weegt in haar eis mee dat de verdachte ondanks een schorsing door de scouting, door is gegaan met het zoeken van contact met leden van de scouting. De verdachte heeft misbruik gemaakt van het vertrouwen van de ouders en de scouting loopt door het toedoen van verdachte een slechte naam op. De officier van justitie heeft aangegeven dat zij het zorgwekkend vindt dat de verdachte zelf aangeeft dat de relatie tussen volwassene en kind bij hem verstoord is. Er is kennelijk iets wat de verdachte er toe brengt om op een bepaalde manier contact te zoeken met kinderen. De verdachte geeft aan nu een muur om zich heen te bouwen om zichzelf te beschermen. Het opleggen van bijzondere voorwaarden is daarom op zijn plaats.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging bepleit algehele vrijspraak van alle vier de ten laste gelegde feiten.
4.1.3.
Beoordeling
Artikel 248e van het Wetboek van strafrecht is in 2009 ingevoerd ter uitvoering van artikel 23 van het Verdrag van Lanzarote. De memorie van toelichting houdt onder meer het volgende in. “De in het Verdrag opgenomen strafbaarstelling richt zich nadrukkelijk op het grijze gebied waarin nog geen sprake is van het plegen van daadwerkelijk seksueel misbruik, maar waar wel misbruik wordt gemaakt van de open communicatiemogelijkheden op internet om kinderen te benaderen en tot misbruik te verleiden.’ De rechtbank is van mening dat niet is voldaan aan de wettelijke vereisten die zijn gesteld voor de strafbaarheid van dit zogeheten “grooming”. Uit het dossier kan weliswaar worden afgeleid dat de verdachte enige handeling heeft ondernomen die gericht was op het verwezenlijken van de door hem voorgestelde ontmoeting met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], maar het oogmerk op de ontuchtige handelingen of seksueel misbruik blijkt niet uit de gevoerde gesprekken. Het oogmerk moet gericht zijn op het plegen van ontuchtige handelingen, en de dader moet blijk geven van het willen omzetten van het digitale misbruik in het fysieke misbruik. Het voorstel dient te gebeuren met een bepaald ontuchtig doel. De verdachte heeft het over het opmeten van het lichaam ten behoeve van een schoolproject dan wel voor het maken van een kerstpakje voor de scouting. Het opmeten van de armen, benen en borst op de blote huid, bevindt zich, zo oordeelt de rechtbank, op de grens van gedragingen met een ontuchtig karakter. Echter blijkt niet voldoende uit de gesprekken of gedragingen dat de verdachte het oogmerk had de kinderen daadwerkelijk tot misbruik te verleiden, nu opmeten op zichzelf naar het oordeel van de rechtbank niet gezien kan worden als een ontuchtige handeling.
Hiermee kan ook het ontuchtige karakter van de bij [slachtoffer 1] uitgevoerde handelingen, het meten van de borst, armen en benen, naar de mening van de rechtbank niet bewezen worden. Uit het dossier kan niet worden opgemaakt dat het gegaan is om betasten van het lichaam, zoals door de officier van justitie is aangevoerd. Ook hier wil de rechtbank benadrukken dat de gedragingen zoals deze hebben plaats gevonden, wel op het randje zijn. Het is dan ook dankzij het ingrijpen van de ouders van voornoemde kinderen, dat het niet tot verwijtbaar strafrechtelijk handelen gekomen is.
Ten aanzien van feit 3 is de rechtbank van oordeel dat zich voor dit feit onvoldoende bewijs in het dossier bevindt. Het opmeten van schaamhaar voor een bepaald geldbedrag kan wel als ontuchtig worden gezien. De verleiding tot het plegen van de ontucht blijkt onder andere uit het bieden van geld, en daarnaast het overwicht dat de verdachte had door het leeftijdsverschil met [slachtoffer 1]. Echter bevindt zich naast de verklaring van [slachtoffer 1] zelf geen ondersteunend bewijs in het dossier. De verdachte heeft weliswaar éénmaal aangegeven dat het klopt dat hij gevraagd heeft om het schaamhaar op te meten voor tien euro, maar hij is in deze bekennende verklaring niet consistent. De verdachte heeft vrijwel meteen daarna aangegeven dat het zou zijn gegaan om lichaamshaar of okselhaar. Er zijn ook geen chats die dit kunnen verduidelijken. Derhalve kan dit feit niet wettig en overtuigend bewezen worden.
4.1.4.
Conclusie
Het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5.In beslag genomen voorwerpen

5.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen goed, te weten een telefoon (Sony Expedia, kleur wit), verbeurd te verklaren.
5.2.
Standpunt verdediging
De verdediging bepleit teruggave van de telefoon aan de verdachte, nu algehele vrijspraak is bepleit.
5.3.
Beoordeling
Ten aanzien van het in beslag genomen goed zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte, nu geen feit bewezen verklaard is waarmee het in beslag genomen goed verband houd.

6.Vorderingen benadeelde partijen schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij 1], ter zake van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van
€ 11,26 aan materiële schade en een vergoeding van € 500,00 aan immateriële schade.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij 2], ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van
€ 108,96 aan materiële schade en een vergoeding van € 300,00 aan immateriële schade.
6.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie vordert algehele toewijzing van beide vorderingen, nu deze voldoende zijn onderbouwd en verband houden met de feiten zoals deze ten laste worden gelegd.
6.2.
Standpunt verdediging
De verdediging bepleit afwijzing dan wel niet ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij in haar vordering, nu algehele vrijspraak is bepleit.
6.3.
Beoordeling
De benadeelde partijen zullen in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu aan de verdachte geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen toepassing heeft gevonden.
Nu de vordering van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk zullen worden verklaard, zullen de benadeelde partijen worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
6.4.
Conclusie
De benadeelde partijen worden niet-ontvankelijk verklaard in hun vordering.

7.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

8.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan verdachte van de telefoon (Sony Expedia, kleur wit).
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, dat bij eerdere beslissing is geschorst;
verklaart de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vordering;
veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. L. Feraaune, voorzitter,
en mrs. H.J.M. van der Kaaij en H. de Doelder, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. van Hemert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
Primair
hij in of omstreeks de periode van 07 oktober 2015 tot en met 12 november 2015
te Rotterdam en/of Oud-Beijerland, in elk geval in Nederland, door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst, te weten Facebook, met een persoon van wie hij weet dat deze de leeftijd van zestien jaren nog
niet heeft bereikt te weten [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum] 2003) een ontmoeting heeft voorgesteld met het oogmerk ontuchtige handelingen zoals het betasten van de/het be(e)n(en) en/of borst en/of het lichaam van die [slachtoffer 2] te plegen terwijl hij daarbij enige handeling heeft ondernomen gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting, immers heeft hij, verdachte, - contact gelegd/gezocht met die [slachtoffer 2] en/of die die [slachtoffer 2] benaderd via Facebook en/of - die [slachtoffer 2] gevraagd of hij hem, verdachte, kon helpen en/of hij naar de scouting in Oud-Beijerland kon komen en/of om mee te doen met het opmeten van borst en benen (ten behoeve van een schoolproject) en/of - die [slachtoffer 2] een datum/dag en/of locatie voorgesteld;
art. 248e Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 07 oktober 2015 tot en met 12 november 2015
te Rotterdam en/of Oud-Beijerland, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst een ontmoeting voor te stellen met een persoon, te weten [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum] 2003), van wie hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt met het oogmerk ontuchtige handelingen met die persoon te plegen en/of een afbeelding van een seksuele gedraging waarbij die persoon is betrokken, te vervaardigen en ter verwezenlijking van dat voorstel enige handeling te verrichten, bestaande voornoemde handeling(en) (telkens) eruit dat hij, verdachte, - contact heeft gelegd/gezocht met die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 2] heeft benaderd via Facebook en/of - die [slachtoffer 2] heeft gevraagd of hij hem, verdachte, kon helpen en/of hij naar de scouting in Oud-Beijerland kon komen en/of om mee te doen met het opmeten van borst en benen (ten behoeve van een schoolproject) en/of - die [slachtoffer 2] een datum/dag en/of locatie voorgesteld, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art. 248e Wetboek van Strafrecht
art. 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 01 oktober 2015 tot en met 15 november 2015
te Rotterdam met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] 2002), buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, namelijk het betasten van de/het (boven)be(e)n(en) en/of de middel, althans
het lichaam, van die [slachtoffer 1];
art. 247 Wetboek van Strafrecht
3.
hij in of omstreeks de periode van 01 oktober 2015 tot en met 15 november 2015
te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een of meermalen door gift(en) en/of belofte(n) van geld of goed en/of misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of door misleiding, een persoon, te weten [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum] 2002, waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk te bewegen ontuchtige handelingen, te weten het betasten en/of opmeten van het schaamhaar van die [slachtoffer 1], te plegen of zodanige handelingen van verdachte te dulden, die [slachtoffer 1] (via WhatsApp en/of een geautomatiseerd systeem) voorgesteld/aangeboden om zijn schaamhaar op te meten tegen een vergoeding van E10, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art. 248a Wetboek van Strafrecht
4.
Primair
hij in of omstreeks de periode van 01 november 2015 tot en met 20 december 2015 te Rotterdam, in elk geval in Nederland, door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst, te weten Facebook en/of WhatsApp, met een persoon van wie hij weet dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt te weten [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum] 2003) een ontmoeting heeft voorgesteld met het oogmerk ontuchtige handelingen zoals het betasten van de/het be(e)n(en) en/of arm(en) en/of het lichaam van die [slachtoffer 3] te plegen terwijl hij daarbij enige handeling heeft ondernomen gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting, immers heeft hij, verdachte, - contact gelegd/gezocht met die [slachtoffer 3] en/of die die [slachtoffer 3] benaderd via Facebook en/of WhatsApp en/of een geautomatiseerd systeem en/of - (tegen) die heeft gevraagd/gezegd of hij, verdachte, die [slachtoffer 3] op zou kunnen meten ten behoeve van een schoolproject en/of dat hij, verdachte, de/het arm(en) en/of be(e)n(en) van die [slachtoffer 3] wilde opmeten en/of dat het zonder zijn shirt moest;
art. 248e Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 01 november 2015 tot en met 20 december 2015 te Rotterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een
communicatiedienst een ontmoeting voor te stellen met een persoon, te weten
[slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum] 2003), van wie hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt met het oogmerk ontuchtige handelingen met die persoon te plegen en/of een afbeelding van een seksuele gedraging waarbij die persoon is betrokken, te vervaardigen en ter verwezenlijking van dat voorstel enige handeling te verrichten, bestaande voornoemde handeling(en) (telkens) eruit dat hij, verdachte, - contact heeft gelegd/gezocht met die [slachtoffer 3] en/of die die [slachtoffer 3] heeft benaderd via Facebook en/of WhatsApp en/of een geautomatiseerd systeem en/of - (tegen) die [slachtoffer 3] heeft gevraagd/gezegd of hij, verdachte, die [slachtoffer 3] op zou kunnen meten ten behoeve van een schoolproject en/of dat hij, verdachte, de/het arm(en) en/of be(e)n(en) van die [slachtoffer 3] wilde opmeten en/of dat het zonder zijn shirt moest, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art. 248e Wetboek van Strafrecht
art. 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht