ECLI:NL:RBROT:2016:9097

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 november 2016
Publicatiedatum
25 november 2016
Zaaknummer
5256769 \ CV EXPL 16-31004
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling en demontage van alarminstallatie in verband met onrechtmatige overeenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 25 november 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een consument, aangeduid als [eiser], en de onderneming UWHUISVEILIG SERVICES B.V. (UHV). De consument vorderde betaling van een bedrag van € 1.589,84, alsook demontage van een alarminstallatie die door UHV was geleverd en geïnstalleerd. De consument stelde dat de overeenkomst die hij met UHV had gesloten nietig of vernietigbaar was, omdat deze niet voldeed aan de eisen van de Colportagewet, er sprake was van een oneerlijke handelspraktijk, en de overeenkomst onredelijk bezwarend was. UHV betwistte de vorderingen en deed een beroep op verrekening in reconventie, waarbij zij een bedrag van € 1.747,04 vorderde op basis van onverschuldigde betaling.

De kantonrechter oordeelde dat de overeenkomst onder de Colportagewet viel, maar dat UHV aan haar informatieverplichting had voldaan. De rechter verwierp de stelling van de consument dat de overeenkomst nietig was op basis van de Colportagewet. Ook het beroep op oneerlijke handelspraktijken werd afgewezen, omdat de consument voldoende geïnformeerd was over de contractspartij. De kantonrechter concludeerde dat de overeenkomst niet als een koop op afbetaling of kredietovereenkomst kon worden gekwalificeerd, omdat UHV niet had aangetoond dat de maandelijkse betalingen ook betrekking hadden op de alarminstallatie. De vordering van de consument werd in eerste instantie afgewezen, maar de zaak werd aangehouden voor nadere toelichting van UHV over de waarde van de alarminstallatie en de opbouw van de maandlasten.

De uitspraak benadrukt de bescherming van consumenten tegen onredelijke contractvoorwaarden en de noodzaak voor aanbieders om transparant te zijn over de voorwaarden van hun diensten. De zaak is van belang voor de interpretatie van de Colportagewet en de bescherming van consumentenrechten in overeenkomsten die via colportage tot stand komen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 5256769 \ CV EXPL 16-31004
uitspraak: 25 november 2016
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaatsnaam],
eiser in conventie,
gedaagde in (voorwaardelijke) reconventie,
gemachtigde: mr. J.A.J. Hendriks te ‘s-Gravenzande,
tegen
UWHUISVEILIG SERVICES B.V.,
gevestigd te Almere
gedaagde in conventie,
eiseres in (voorwaardelijke) reconventie,
gemachtigden: mr. O.E. de Witt Wijnen en mr. J.H.N. Vogelsang te Rotterdam.
Partijen worden hierna ‘[eiser]’ en ‘UHV’ genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 13 juli 2016, met producties 1 t/m 6;
  • de conclusie van antwoord tevens houdende akte voorwaardelijke eis in reconventie, met producties 1 t/m 10;
  • het tussenvonnis van 1 september 2016 waarin een comparitie van partijen is bepaald;
  • de conclusie van antwoord op eis in reconventie tevens akte overleggen producties, met producties 7 en 8;
  • de brief van mr. J.H.N. Vogelsang van 12 oktober 2016, met bijlagen;
  • de brief van mr. J.A.J. Hendriks van 19 oktober 2016 met productie 9;
  • het proces-verbaal van de op 21 oktober 2016 gehouden comparitie van partijen.
1.2.
De kantonrechter heeft de uitspraak van het vonnis nader bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

2.1.
[eiser] is op 4 maart 2014 in zijn woning bezocht door een vertegenwoordiger van UHV. De vertegenwoordiger van UHV heeft [eiser] een overeenkomst aangeboden met betrekking tot de levering en installatie van een alarminstallatie in zijn woning, de aansluiting van die alarminstallatie op de meldkamer en het verzorgen van een meldkamerabonnement op de alarmcentrale van Securitas. [eiser] had daarbij de keuze tussen drie verschillende abonnementsvormen:
een abonnement voor de duur van één jaar, tegen een abonnementsprijs van € 38,95 per maand en een koopsom van € 899,00 (inclusief BTW) voor de alarminstallatie, (in ieder geval) vermeerderd met een eenmalig bedrag van € 229,00 aan installatiekosten;
een abonnement voor de duur van vijf jaar, tegen een abonnementsprijs van € 38,95 per maand en een koopsom van € 0,00 (inclusief BTW) voor de alarminstallatie, (in ieder geval) vermeerderd met een eenmalig bedrag van € 229,00 aan installatiekosten;
een abonnement voor de duur van vijf jaar, tegen een abonnementsprijs van € 44,95 per maand (inclusief installatiekosten) en een koopsom van € 899,00 (inclusief BTW) voor de alarminstallatie.
2.2.
[eiser] heeft gekozen voor optie 2. Naar aanleiding daarvan is er op 4 maart 2014 - middels colportage - een overeenkomst tussen partijen tot stand gekomen voor de duur van vijf jaar, tegen een betaling van € 38,95 per maand. Naast dit maandbedrag diende [eiser] eenmalig € 229,00 aan installatiekosten en € 99,00 voor de aansluiting op de meldkamer te voldoen.
2.3.
De colportageakte die op 4 maart 2014 is opgemaakt luidt - voor zover van belang - als volgt:
Overeenkomst:Op deze overeenkomst zijn de colportagewetgeving alsmede de op de achterzijde afgedrukte algemene voorwaarden van toepassing.
(…)
Klant gaat een overeenkomst aan met UwHuisVeilig voor de dienstverlening van Securitas, ten behoeve waarvan UwHuisVeilig een beveiligingssysteem levert en installeert onder de navolgende bepalingen/voorwaarden.
Klant verklaart zich akkoord met de installatie en het abonnement:(…) De klant is geïnformeerd dat het een overeenkomst betreft voor een minimale duur van 12 of 60 maanden, welke termijn duidelijk is aan de hand van de aangekruiste keuze op deze overeenkomst. Na afloop van deze overeenkomst zal deze van rechtswege worden verlengd, tenzij deze rechtsgeldig wordt opgezegd met inachtneming van de wettelijke opzegtermijn. (…)Algemene Voorwaarden:
Door ondertekenen van dit contract in drievoud verklaart de klant één exemplaar van de overeenkomst én de Algemene Voorwaarden van UwHuisVeilig te hebben ontvangen en geaccepteerd. Klant is geïnformeerd over de mogelijkheid om deze overeenkomst uiterlijk op de achtste (8) dag na dagtekening te annuleren. Dit dient schriftelijk te gebeuren op bovenstaand adres of per mail op so@uwhuisveilig.nl. Klant dient te allen tijde aan te kunnen tonen deze opzegging te hebben gedaan.
(…)
1. UwHuisVeilig levert en installeert een basis beveiligingssysteem bij klant, ten behoeve van het abonnement voor de dienstverlening van Securitas (…)
2. Klant gaat voor de in het schema aangegeven periode een maandelijkse betalingsverplichting aan met UwHuisVeilig, waarvoor UwHuisVeilig een beveiligingssysteem levert en de klant de dienstverlening ontvangt van Securitas. Tussentijdse beëindiging van deze overeenkomst is enkel mogelijk tegen betaling van de resterende maandtermijnen in één keer middels een afkoopregeling.
3. Voor het installeren wordt eenmalig € 229,00 bij klant in rekening gebracht, behalve wanneer de klant kiest voor optie van 5 jaar á € 44,95 per maand. (…)
4. De doorgifte van alarmmeldingen en periodieke controle vindt plaats via de bijgeleverde simkaart. (…)
5. (…)
6. (…)
7. Op deze overeenkomst zijn de op de achterzijde van dit formulier afgedrukte Algemene Voorwaarden van UwHuisVeilig van toepassing. Klant is tekenbevoegd, heeft kennisgenomen van de inhoud van deze overeenkomst en de algemene voorwaarden en verklaart zich hiermee akkoord.(…)Kopie exemplaar van deze overeenkomst is bestemd voor klant. Uw contractpartij is UwHuisVeilig.”
2.4.
Op de voorzijde van de colportageakte is de naam “UwHuisVeilig” opgenomen, waarnaast een (post)adres, e-mailadres, telefoonnummer, KvK-nummer en Btw-nummer zijn vermeld. Op de achterzijde van de colportageakte zijn algemene voorwaarden opgenomen. Hierin staat onder meer opgenomen dat UwHuisVeilig Services B.V. contractspartij is.
2.5.
Na het sluiten van de overeenkomst, is een alarminstallatie geleverd aan [eiser] en vervolgens in zijn woning geïnstalleerd.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiser] vordert - samengevat - veroordeling van UHV
primairtot betaling van
€ 1.589,84,
subsidiairtot betaling van € 681,70 en
meer subsidiairtot betaling van € 78,60, vermeerderd met rente en (buitengerechtelijke) kosten. Voorts vordert [eiser] demontage van alle geplaatste zaken in verband met de uitvoering van de overeenkomst en tot herstel van de wijzigingen in zijn woning binnen een maand na betekening van het te wijzen vonnis op straffe van een dwangsom van € 200,00 per week. [eiser] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat de overeenkomst die hij heeft gesloten met UHV nietig danwel vernietigbaar is, omdat (1) niet is voldaan aan de eisen van de Colportagewet, (2) er sprake is van een oneerlijke handelspraktijk, (3) er wat betreft de levering van de alarminstallatie sprake is van koop op afbetaling en een consumentenkredietovereenkomst en UHV niet heeft voldaan aan de eisen die aan dergelijke overeenkomsten worden gesteld, (4) de overeenkomst onredelijk bezwarend is gelet op de contractduur en (5) de contractduur in strijd is met de Telecommunicatiewet.
3.2.
UHV concludeert tot afwijzing van de vordering in conventie en betwist al hetgeen [eiser] heeft gesteld. Voorts doet zij een beroep op verrekening met haar vordering in reconventie.
in (voorwaardelijke) reconventie
3.3.
Voor het geval de overeenkomst tussen [eiser] en UHV nietig is of naar het oordeel van de kantonrechter moet worden vernietigd, vordert UHV veroordeling van [eiser] tot betaling van € 1.747,04 op grond van onverschuldigde betaling, althans tot betaling van € 1.882,04 bij een veroordeling tot demontage, althans tot betaling van € 2.646,04 op grond van ongerechtvaardigde verrijking.
3.4.
UHV concludeert tot afwijzing van de vordering in reconventie en betwist dat hij door het sluiten van de overeenkomst is verrijkt. Voor zover hij wel is verrijkt, stelt hij dat het niet redelijk is dat hij in het geval van een nietige danwel vernietigbare overeenkomst een vergoeding aan UHV zou moeten betalen.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling van de vordering

in conventie
Ad 1; Colportagewet
4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat op de overeenkomst tussen partijen, nu deze vóór 13 juni 2014 middels colportage is gesloten, de - inmiddels vervallen - bepalingen uit de Colportagewet van toepassing zijn. Volgens [eiser] voldoet de overeenkomst die hij heeft gesloten niet aan de eisen die de Colportagewet stelt, omdat de overeenkomst alleen schriftelijk kan worden ontbonden. Daarmee heeft UHV niet aan de op haar rustende informatieverplichting voldaan. De overeenkomst is daarom nietig, althans vernietigbaar, aldus [eiser].
4.2.
Ingevolge artikel 24 lid 2 sub a van de Colportagewet dient een colportageakte op straffe van nietigheid in ieder geval te vermelden (1) dat de overeenkomst kan worden ontbonden. Voorts dient de colportageakte (2) de naam en (3) het adres waarnaar de ontbindingsmededeling kan worden gezonden te vermelden. De informatieverplichting die uit dit artikel voortvloeit heeft als doel de consument te informeren over zijn of haar recht tot herroeping van de overeenkomst gedurende een afkoelingsperiode van acht dagen.
4.3.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft UHV aan haar informatieverplichting voldaan. Zoals ook door UHV is aangevoerd, vermeldt de colportageakte duidelijk onder het kopje ‘algemene voorwaarden’ dat de klant is geïnformeerd over de mogelijkheid om de overeenkomst uiterlijk op de achtste dag na dagtekening te annuleren (lees: te ontbinden). Voorts vermeldt de colportageakte het adres en e-mailadres waarnaar [eiser] zijn ontbindingsmededeling kan zenden. Dat de colportageakte voorschrijft dat ontbinding van de overeenkomst schriftelijk dient te gebeuren, terwijl dit schriftelijkheidsvereiste niet uit de Colportagewet volgt en een ontbindingsmededeling op zichzelf naar Nederlands recht vormvrij is (op grond van artikel 3:37 lid 1 BW), leidt naar het oordeel van de kantonrechter niet tot nietigheid van de overeenkomst. Het stellen van een schriftelijkheidsvereiste in strijd met de wet zou er hooguit toe leiden dat UHV een tijdig gedane niet-schriftelijke ontbindingsmededeling ook dient te accepteren. Ter comparitie heeft [eiser] evenwel verklaard dat hij binnen de termijn van acht dagen na het sluiten van de overeenkomst niet de wens had om die overeenkomst te ontbinden, laat staan dat hij dit heeft geprobeerd.
De kantonrechter zal dan ook aan het enkele feit dat de colportageakte een schriftelijkheidsvereiste vermeldt, geen gevolgen verbinden.
Gelet op al het voorgaande wordt het beroep van [eiser] op artikel 24 lid 2 sub a van de Colportagewet verworpen.
Ad 2; oneerlijke handelspraktijk
4.4.
Volgens [eiser] is in de colportageakte niet duidelijk vermeld met welke vennootschap hij een overeenkomst is aangegaan. Er is daarom sprake van een oneerlijke handelspraktijk als bedoeld in artikel 6:193b BW, zodat [eiser] de overeenkomst wenst te vernietigen.
4.5.
Op grond van artikel 6:193b lid 1 BW handelt een handelaar onrechtmatig jegens een consument indien de handelaar een handelspraktijk verricht die oneerlijk is. Op grond van artikel 6:193b lid 3 BW is een handelspraktijk in het bijzonder oneerlijk indien een handelaar een misleidende handelspraktijk verricht als bedoeld in de artikelen 193c tot en met 193g van boek 6 BW. Op grond van artikel 6:193c lid 1 aanhef en onder f BW is een handelspraktijk misleidend indien informatie wordt verstrekt die feitelijk onjuist is of die de gemiddelde consument misleidt of kan misleiden, al dan niet door de algemene presentatie van de informatie, zoals ten aanzien van (onder meer) de hoedanigheid van de handelaar (zoals bijvoorbeeld zijn identiteit), waardoor de gemiddelde consument een besluit over een overeenkomst neemt of kan nemen, dat hij anders niet had genomen.
4.6.
Naar het oordeel van de kantonrechter volgt uit de colportageakte duidelijk dat UHV (gedaagde) contractspartij is van [eiser]: de naam “UwHuisVeilig” staat in grote letters bovenaan de colportageakte opgenomen, met daarbij vermelding van het (post)adres,
e-mailadres, telefoonnummer, KvK-nummer en Btw-nummer van UHV. Op basis van die informatie zou het voor [eiser] reeds duidelijk moeten zijn met welke vennootschap hij een overeenkomst sloot. Voor zover voor [eiser] op basis van de voorzijde van de colportageakte nog enige onduidelijkheid over zijn contractspartij bestond, nu op de voorzijde niet is vermeld welke rechtsvorm UHV heeft, verschaffen de algemene voorwaarden op de achterzijde van de colportageakte hierover duidelijkheid, nu deze uitdrukkelijk vermelden dat “UwHuisVeilig Services B.V.” contractspartij is. Van misleidende of onjuiste informatie, en overigens ook niet van anderszins misleidende handelspraktijken, is dan ook niet gebleken. Overigens heeft [eiser] ook niet gesteld dat hij in de veronderstelling was dat hij een overeenkomst is aangegaan met een andere vennootschap dan UwHuisVeilig Services B.V. of dat hij de overeenkomst niet zou zijn aangegaan, indien op de voorzijde uitdrukkelijk zou zijn vermeld dat UwHuisVeilig Services B.V. (in plaats van “UwHuisVeilig”) zijn contractspartij was.
Het beroep van [eiser] op artikel 6:193b BW faalt dan ook.
Ad 3; koop op afbetaling en consumentenkrediet
4.7.
[eiser] stelt dat de overeenkomst nietig danwel vernietigbaar is, nu de overeenkomst voor wat betreft de verkrijging van de alarminstallatie moet worden gekwalificeerd als een koop op afbetaling en een kredietovereenkomst en UHV niet heeft voldaan aan de eisen die de wet stelt aan dergelijke overeenkomsten. Volgens [eiser] doet UHV het weliswaar voorkomen alsof [eiser] een ‘gratis’ alarminstallatie heeft gekregen bij het sluiten van de overeenkomst, maar iedereen die door de overeenkomst heen kijkt, weet dat in het maandbedrag – net als bij een ‘gratis’ mobiele telefoon bij een telefoonabonnement – tevens een bedrag voor de alarminstallatie is begrepen. Dit blijkt onder meer uit het feit dat het maandbedrag bij een vijfjarig abonnement gelijk is aan die bij een éénjarig abonnement. Het ligt volgens [eiser] in de rede dat het maandbedrag bij een vijfjarig abonnement lager is dan een éénjarig abonnement, omdat er anders geen voordeel zou zijn voor het afsluiten van een vijfjarig abonnement. Het feit dat het maandbedrag gelijk blijft, maar bij een vijfjarig abonnement de koopprijs vooraf niet betaald hoeft te worden, vormt een aanwijzing voor het feit dat de koopprijs van de alarminstallatie is verdisconteerd in het maandbedrag, aldus [eiser]. [eiser] beroept zich daarbij op het arrest van de Hoge Raad van 13 juni 2014 inzake telefoonabonnementen met een ‘gratis’ telefoontoestel.
4.8.
UHV betwist dat sprake is van koop op afbetaling en een kredietovereenkomst. Zij stelt hiertoe dat zij de alarminstallatie gratis aan [eiser] heeft gegeven en dat de prijs van de alarminstallatie (€ 899,00) op geen enkele manier is verdisconteerd in het maandbedrag dat [eiser] betaalt. Het maandbedrag ziet enkel op de dienstverlening van Securitas. Dit blijkt onder meer uit het feit dat de maandelijkse bedragen van een éénjarig en vijfjarig abonnement gelijk zijn. Door klanten die een vijfjarig abonnement afsluiten een gratis alarminstallatie aan te bieden, hoopt UHV klanten voor langere tijd aan zich te binden. Het verdienmodel van UHV ziet op het aansluiten van grote aantallen klanten op de meldkamer en het mogen leveren van aanvullende diensten voor langere termijn, waardoor de inkooptarieven dalen en er dus uiteindelijk marge wordt gemaakt in het vijfde jaar van het abonnement en, bij eventuele verlenging, daarna. Het beroep van [eiser] op het arrest van de Hoge Raad gaat dan ook niet op, aldus UHV.
4.9.
Op grond van artikel 7A:1576 lid 1 BW is koop en verkoop op afbetaling de koop en verkoop, waarbij partijen overeenkomen dat de koopprijs wordt betaald in termijnen, waarvan twee of meer verschijnen nadat de verkochte zaak aan de koper is afgeleverd.
Op grond van artikel 7:57 lid 1, aanhef en onder c BW is sprake van een kredietovereenkomst indien een kredietgever aan een consument krediet verleent of toezegt (onder andere) in de vorm van uitstel van betaling.
4.10.
Bij arrest van 13 juni 2014 heeft de Hoge Raad – in antwoord op een prejudiciële vraag – geoordeeld dat een telefoonabonnement inclusief toestel wat betreft de verkrijging van de mobiele telefoon dient te worden aangemerkt als een koop op afbetaling zoals bedoeld in artikel 7A:2576 lid 1 BW en tevens, indien de overeenkomst is gesloten op of na 25 mei 2011, als een kredietovereenkomst als bedoeld in artikel 7:57 lid 1 aanhef en onder c BW, één en ander tenzij de telecomaanbieder stelt en zo nodig aannemelijk maakt dat de door de consument verschuldigde abonnementskosten niet (mede) strekken tot afbetaling van de telefoon. Daartoe zal aannemelijk gemaakt moeten worden dat door de consument daadwerkelijk niet betaald behoeft te worden voor het verkrijgen van de mobiele telefoon. Aan dit oordeel van de Hoge Raad ligt ten grondslag dat het het meest in overeenstemming met de financiële en bedrijfseconomische werkelijkheid, de verwachtingen die partijen mogen hebben en de consumentenbeschermende strekking van de wettelijke regelingen inzake de koop op afbetaling en de kredietovereenkomst, om tot uitgangspunt te nemen dat de overeengekomen, door de consument te betalen maandbedragen niet alleen betrekking hebben op de vergoeding voor de door deze af te nemen telecommunicatiediensten, maar mede strekken tot afbetaling van een koopprijs voor de mobiele telefoon (ECLI:NL:HR:2014:1385).
4.11.
Dat het door de consument aan UHV te betalen maandbedrag bij een éénjarig en vijfjarig abonnement gelijk is, is niet in geschil. [eiser] en UHV verbinden hieraan evenwel tegenovergestelde conclusies. Naar het oordeel van de kantonrechter valt voor beide conclusies iets te zeggen, doch zonder nadere onderbouwing van de stellingen van partijen kan vooralsnog niet worden vastgesteld dat in het maandbedrag dat [eiser] betaalt een bedrag is verdisconteerd voor de alarminstallatie.
4.12.
De kantonrechter constateert dat er overeenkomsten zijn tussen de kwestie van de telefoonabonnementen met ‘gratis’ toestel die aan de Hoge Raad is voorgelegd enerzijds en het abonnement van [eiser] met ‘gratis’ alarminstallatie anderzijds. Ook in onderhavige kwestie heeft als uitgangspunt te gelden dat [eiser] als consument beschermd dient te worden, met name tegen overkreditering, zodat de kantonrechter door de overeenkomst van [eiser] met UHV zal moeten heen kijken: de strekking van die overeenkomst is doorslaggevend. Voorts geldt ook in onderhavige kwestie dat een consument als [eiser] in het algemeen, gelet op de waarde van de alarminstallatie, niet (mag) verwachten dat hij deze daadwerkelijk geheel kosteloos verkrijgt, maar ermee rekening (moet) houden dat in de overeengekomen maandelijkse betalingen een vergoeding voor de alarminstallatie is verwerkt. Omgekeerd geldt ook voor UHV dat de door haar gemaakte inkoopkosten voor de alarminstallatie in het algemeen geheel of voor een (aanzienlijk) gedeelte terugverdiend zullen (moeten) worden uit de door consumenten als [eiser] te betalen maandelijkse abonnementskosten.
4.13.
[eiser] kan niet meer aanvoeren dan hij al heeft gedaan, nu hij niet beschikt (en overigens ook niet kan beschikken) over de stukken waaruit de opbouw van het door hem maandelijks te betalen bedrag volgt. Naar het oordeel van de kantonrechter ligt het, conform het arrest van de Hoge Raad terzake de telefoonabonnementen met ‘gratis’ telefoon, in dit geval op de weg van UHV om haar stelling dat de door [eiser] verschuldigde abonnementskosten
niet(mede) strekken tot afbetaling van de alarminstallatie aannemelijk te maken. UHV zal dan ook bij akte in de gelegenheid worden gesteld om deze stelling nader toe te lichten en – bij voorkeur met stukken – te onderbouwen. Het komt de kantonrechter voor dat UHV daartoe (onder meer) inzicht dient te geven in de wijze waarop het maandbedrag van [eiser] ad € 38,95 is opgebouwd, de daadwerkelijke kosten die bij UHV in rekening worden gebracht door Securitas, de marge die UHV berekent, de onderbouwing van de door UHV gestelde waarde van de alarminstallatie ad € 899,00 en de wijze waarop door UHV de aanschaf van de alarminstallaties wordt bekostigd. Voorts verneemt de kantonrechter in dit verband ook graag van UHV welk maandbedrag haar klanten met een éénjarig respectievelijk vijfjarig abonnement betalen indien zij na afloop van één danwel vijf jaar besluiten om hun contract te verlengen.
Ad 4; onredelijk bezwarend beding
4.14.
[eiser] doet voorts een beroep op artikel 6:237 sub k BW en roept de vernietiging van de overeenkomst in, nu de overeenkomst een duur heeft van meer dan een jaar en [eiser] niet de bevoegdheid heeft om de overeenkomst te allen tijde op te zeggen met inachtneming van een opzegtermijn van één maand.
4.15.
UHV betwist dat artikel 6:237 BW van toepassing is in onderhavige kwestie, nu dit artikel ziet op bedingen in de algemene voorwaarden waar consumenten zich niet altijd bewust van zijn en niet op wat partijen bewust overeenkomen in een overeenkomst. Voorts voert UHV aan dat een onredelijk bezwarend beding niet leidt tot vernietiging van de gehele overeenkomst, maar slecht van het onredelijk bezwarend beding. Ten slotte voert UHV aan dat het beding in onderhavige kwestie niet onredelijk bezwarend is, nu [eiser] willens en wetens de keuze heeft gemaakt voor een vijfjarig abonnement, terwijl een éénjarig abonnement ook tot de mogelijkheden behoorde, en [eiser] een aanzienlijk voordeel heeft genoten bij het afsluiten van het vijfjarig abonnement in de vorm van een gratis alarminstallatie.
4.16.
Een beding in algemene voorwaarden is op grond van artikel 6:233 sub a BW vernietigbaar indien het onredelijk bezwarend is voor de wederpartij. Ingevolge artikel 6:237 sub k BW wordt een beding in een overeenkomst als de onderhavige vermoed onredelijk bezwarend te zijn indien het een duur bepaalt van meer dan een jaar, tenzij de wederpartij de bevoegdheid heeft de overeenkomst telkens na een jaar op te zeggen.
4.17.
Anders dan door UHV is aangevoerd, doet voor de vraag of sprake is van een onredelijk bezwarend beding - in zijn algemeenheid - niet terzake of dit beding is opgenomen in de algemene voorwaarden danwel in de overeenkomst zelf. Op grond van artikel 6:231 BW wordt onder algemene voorwaarden verstaan één of meer bedingen die zijn opgesteld teneinde in een aantal overeenkomsten te worden opgenomen. Duidelijk is dat de door UHV gebruikte colportageakte een voorgedrukt formulier betreft, waarop een contractduur van één danwel vijf jaar kan worden aangekruist. Het staat vast dat UHV dit formulier vaker gebruikt (althans heeft gebruikt). Reeds daaruit volgt dat het formulier en daarmee ook de bepaling dat de overeenkomst wordt aangegaan voor de minimale duur van vijf jaar, bestemd is om te worden gebruikt voor het sluiten van meerdere overeenkomsten. Nu de contractduur naar het oordeel van de kantonrechter voorts geen kernbeding van de overeenkomst betreft, omdat dit niet de kern van de door UHV te leveren prestatie weergeeft, is in dit geval sprake van een algemene voorwaarde in de zin van artikel 6:231 BW.
4.18.
Nu het bedoelde beding een contractduur behelst die langer is dan een jaar en [eiser] niet de bevoegdheid heeft om de overeenkomst telkens na een jaar op te zeggen, wordt het onderhavige beding gelet op het bepaalde in artikel 6:237 sub k BW vermoed onredelijk bezwarend te zijn. Dit vermoeden kan door de gebruiker van de algemene voorwaarden worden weerlegd. De stelplicht en de bewijslast daaromtrent rusten bij de gebruiker, in dit geval UHV.
4.19.
Uit de door UHV aangehaalde wetsgeschiedenis bij artikel 6:237 sub k BW volgt dat een aanbieder die niet toestaat dat een overeenkomst na een jaar elke maand kan worden opgezegd, gedegen moet kunnen onderbouwen waarom dat redelijk is. Daarbij is expliciet overwogen dat indien de consument in ruil voor het aangaan van een meerjarig contract een fikse korting heeft ontvangen of een cadeau, het redelijk lijkt de consument aan zijn meerjarig contract te houden of bijvoorbeeld een vergoeding te eisen voor het eerder opzeggen van het contract. In de wetsgeschiedenis is het – naar achteraf is gebleken, ongelukkige – voorbeeld gegeven van de klant die een mobiele telefoon cadeau krijgt bij een tweejarig abonnement. Blijkens de wetsgeschiedenis is het in die situatie niet onredelijk dat een aanbieder de consument niet de mogelijkheid biedt zijn contract al na een jaar te kunnen opzeggen of dat een aanbieder een vergoeding vraagt voor een vroegtijdige opzegging (zie Kamerstukken II 2008/09, 30520, nr. 15, p 3).
4.20.
De kantonrechter stelt voorop dat het in onderhavige kwestie niet om een tweejarig abonnement gaat (zoals in het voorbeeld in de wetsgeschiedenis), maar om een abonnement met een aanzienlijk langere looptijd, te weten vijf jaar. UHV stelt dat tegenover die looptijd een ‘gratis’ alarminstallatie staat (hetgeen thans nog niet kan worden vastgesteld; zie r.o. 4.11-4.13), met een waarde van € 899,00. UHV heeft deze waarde evenwel niet nader met stukken onderbouwd, zodat de reële waarde van de alarminstallatie niet door de kantonrechter kan worden vastgesteld en voorts dus ook niet kan worden beoordeeld of de waarde van dit ‘cadeau’ in verhouding staat tot de duur van het abonnement. Daar komt nog bij dat tussentijdse beëindiging van de overeenkomst blijkens de colportageakte enkel mogelijk is tegen betaling van de resterende termijnen in één keer middels een afkoopregeling. Zonder nadere toelichting van UHV valt echter niet in te zien waarom bij tussentijdse beëindiging door [eiser], bijvoorbeeld, niet volstaan kan worden met vergoeding van de ‘gratis’ alarminstallatie ad € 899,00 (althans de reële waarde van die alarminstallatie).
4.21.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat UHV thans nog onvoldoende gemotiveerd heeft gesteld om het wettelijk vermoeden te weerleggen dat de overeenkomst wat betreft de contractduur onredelijk bezwarend is. UHV zal bij akte in de gelegenheid worden gesteld nader toe te lichten waarom in onderhavige kwestie geen sprake is van een onredelijk bezwarend beding, waarbij de kantonrechter haar expliciet verzoekt om (1) de reële waarde van de alarminstallatie met stukken te onderbouwen, hetgeen dus zowel van belang is voor de vraag of sprake is van koop op afbetaling (zie r.o. 4.13) als voor de beoordeling van het - al dan niet - onredelijk bezwarend karakter van de overeenkomst, en (2) in te gaan op de vergoeding althans afkoopregeling bij tussentijdse beëindiging.
Ad 5; Telecommunicatiewet
4.22.
[eiser] heeft ten slotte nog aangevoerd dat de contractduur van zijn overeenkomst met UHV in strijd is met artikel 7.2a lid 2 van de Telecommunicatiewet.
4.23.
Ingevolge artikel 7.2a lid 2 van de Telecommunicatiewet, zoals dat gold ten tijde van het aangaan van de overeenkomst tussen partijen, kan de overeenkomst tussen een aanbieder en een consument met betrekking tot de levering van een openbare elektronische communicatiedienst of programmadienst worden aangegaan voor een bepaalde duur, waarbij de looptijd ten hoogste 24 maanden bedraagt.
4.24.
De kantonrechter volgt UHV in haar stelling dat artikel 7.2a lid 2 van de Telecommunicatiewet niet van toepassing is op onderhavige kwestie, nu de overeenkomst tussen partijen geen betrekking heeft op een elektronische communicatie- of programmadienst. Zoals UHV onbetwist heeft gesteld, bestaan de diensten die UHV levert niet hoofdzakelijk uit het overbrengen van signalen via elektronische communicatienetwerken, maar uit een aansluiting op de meldkamer en verdere meldkamer- en beveiligingsdiensten. Het beroep van [eiser] op de Telecommunicatiewet faalt derhalve.
in conventie en in (voorwaardelijke) reconventie
4.25.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden in afwachting van de uitlatingen van UHV. [eiser] zal vervolgens in de gelegenheid worden gesteld om daarop schriftelijk te reageren.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
5.1.
verwijst de zaak naar de rolzitting van donderdag 19 januari 2017 om 14:30 uur voor akte uitlaten aan de zijde van UHV omtrent hetgeen in r.o. 4.13 en 4.21 is vermeld;
in conventie en in (voorwaardelijke) reconventie
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Amperse en uitgesproken ter openbare terechtzitting.