[gedaagde] voert aan dat het niet goed mogelijk is op basis van het concept van een versmarkt het gehuurde te exploiteren, omdat er te weinig kopers zijn. Zij wijt dit aan Klépierre, omdat Klépierre het toestaat dat de Markthal meer en meer een horecahal is geworden. [gedaagde] verwijt het Klépierre dat zij het concept van de markthal niet voldoende bewaakt. Dit zou de tekortkoming als het ware rechtvaardigen, althans de tekortkoming van bijzondere aard, dan wel geringe betekenis maken.
De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde] zelf, door niet conform de bestemming te exploiteren, mede debet is aan de gestelde branchevervaging. Klépierre treedt tegen deze vervaging op, hetgeen blijkt uit dit geding. Zij heeft toegelicht dat ook andere ondernemers, na interventie van Klépierre, zijn teruggekomen op hun plannen om meer horeca-invulling te geven aan hun verskraam en zij stelt voorts dat twee andere zaken daarop inmiddels ook zijn aangesproken. [gedaagde] heeft dat niet betwist. Klépierre neemt derhalve actie tegen ondernemers die zich niet houden aan de bestemmingsbepaling in de huurovereenkomst en daarmee poogt Klépierre de Markthal als vershal te blijven exploiteren. Wanneer de kantonrechter het verweer van [gedaagde] op dit punt zou honoreren, zou de ontwikkeling naar een horecahal worden vrijgegeven en dat is nu juist wat [gedaagde] zegt niet te willen.
[gedaagde] voert aan dat in de oorspronkelijke plannen sprake zou zijn van meer versunits dan er uiteindelijk zijn gekomen. Dit is juist. Ten opzichte van de voornemens die zijn opgesteld voor de bouw van de Markthal zou het aantal versunits inderdaad veel groter zijn. Klépierre heeft gesteld dat het ging om een indicatief plan, dat later is bijgesteld aan de hand van nieuwe ontwikkelingen, zoals het feit dat verschillende ondernemers van de markt niet wilden opteren voor een versunit, omdat zij uit religieuze overtuiging niet bereid waren op zondag open te zijn. Klépierre mag rekening houden met nieuwe ontwikkelingen en haar plannen aanpassen wanneer de feiten en omstandigheden daartoe aanleiding geven. [gedaagde] kan aan het indicatief plan geen rechten ontlenen. Dat geldt des te meer nu [gedaagde] niet van aanvang af huurster is geweest. Zij is de opvolgster van slagerij Chateaubriand, die voor haar de beide units exploiteerde. [gedaagde] kon en behoorde daarom op de hoogte te zijn van de feitelijke situatie in de Markthal toen zij ging huren. Zij wist hoeveel versunits er waren. Ook kon en behoorde zij te weten dat verschillende ondernemers al waren gestopt voordat zij ging huren. Dat er ondernemers zijn gestopt, wijst echter niet zonder meer op een niet werkend concept.
In dat kader heeft Klépierre, onweersproken, weergegeven dat verschillende vers-ondernemers het contract hebben verlengd en dus wel naar behoren kunnen ondernemen in de Markthal. Dat verschillende ondernemers wel zijn vertrokken, hetgeen Klépierre ook niet weerspreekt, kan weliswaar duiden op een moeizaam concept, maar dat het concept onhaalbaar is, blijkt daar niet uit. Aan het vertrek van de ondernemers kunnen immers allerlei oorzaken ten grondslag liggen.
Bovendien heeft te gelden dat [gedaagde] haar units heeft gehuurd, na het vertrek van diverse ondernemers, waaronder haar voorganger in het gehuurde, eveneens een slager. [gedaagde] behoort daarom op de hoogte te zijn van de problemen die het concept mogelijk oplevert voor een ondernemer in de Markthal. Klépierre heeft er bovendien op gewezen dat er ook diverse ondernemers zijn die wel met succes een versunit in de Markthal exploiteren. [gedaagde] verbindt geen gevolgen aan haar kritiek op het concept en aan haar stelling dat het exploiteren van een versunit niet haalbaar is. Dat het concept van een versmarkt is mislukt en dat het niet mogelijk is om in de Markthal een versunit te exploiteren is daarmee niet komen vast te staan. Een gebruik van het gehuurde in strijd met de bestemming, zoals thans gebeurt, wordt dan ook niet gerechtvaardigd door de feiten en omstandigheden. Dit maakt niet dat de tekortkoming wegens de bijzondere aard, dan wel geringe betekenis de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.
Het bovenstaande betekent dat de gevorderde ontbinding wordt toegewezen en dat mitsdien ook de ontruiming toewijsbaar is. De termijn van ontruiming wordt gesteld op 14 dagen na de betekening van het vonnis.