In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 24 november 2016, stond de verdachte terecht voor zijn vermeende betrokkenheid bij een woningoverval die op 19 december 2003 plaatsvond in Gorinchem. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 27 maanden, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De verdachte had de woningovervallers in zijn auto naar de woning vervoerd, maar er was geen bewijs dat hij op de hoogte was van hun plannen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet in de woning was geweest en niet voldeed aan het signalement van de overvallers. Bovendien was er geen bewijs dat hij op de hoogte was van de overval of dat hij op enige wijze betrokken was bij de uitvoering ervan. De rechtbank sprak de verdachte vrij van medeplegen en medeplichtigheid aan de woningoverval, omdat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De rechtbank gelastte ook de teruggave van een in beslag genomen mes aan de verdachte en verklaarde een pistool onttrokken aan het verkeer. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte niet was veroordeeld.