Op 24 november 2016 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van brandstichting in zijn eigen tuinhuisje op een volkstuinencomplex. De verdachte had eerder op de avond van de brand, die plaatsvond op 5 augustus 2016, geroepen dat hij de boel in de fik zou steken. De rechtbank oordeelde dat er gemeen gevaar voor goederen was, maar geen levensgevaar voor personen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte opzettelijk brand had gesticht, maar sprak hem vrij van het onderdeel dat er levensgevaar voor personen was. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder behandeling voor alcoholgebruik en begeleiding door de reclassering. De benadeelde partij die schadevergoeding eiste, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat deze niet was onderbouwd.