ECLI:NL:RBROT:2016:9009

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 november 2016
Publicatiedatum
23 november 2016
Zaaknummer
4524422
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om tussentijds hoger beroep in civiele procedure tussen Gotthard Vastgoed B.V. en Nesia Holding B.V.

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 25 november 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot tussentijds hoger beroep. De zaak betreft een geschil tussen Gotthard Vastgoed B.V. en Nesia Holding B.V., waarbij Nesia en een tweede gedaagde, zonder bekende woon- en verblijfplaats, verzochten om tussentijds hoger beroep van een eerder tussenvonnis van 14 oktober 2016. Dit verzoek werd gedaan naar aanleiding van een parallelle procedure waarin de vordering door de kantonrechter in Amsterdam was afgewezen. Nesia en de tweede gedaagde stelden dat zij recht en belang hadden om het tussenvonnis aan het gerechtshof voor te leggen voordat bewijslevering plaatsvond.

Gotthard, de eiseres, verzet zich tegen het verzoek en stelt dat het slechts een vertragingstactiek is van Nesia en de tweede gedaagde, die in een bewijsnood verkeren. Gotthard betoogt dat toewijzing van het verzoek aanzienlijke vertraging en kosten met zich mee zou brengen, terwijl de procedure op korte termijn kan worden beëindigd. De kantonrechter heeft in haar beoordeling overwogen dat het verzoek van Nesia en de tweede gedaagde moet worden afgewezen, omdat de belangen van Gotthard zwaarder wegen dan die van de gedaagden.

De kantonrechter heeft ook opgemerkt dat de afwijzing van het verzoek niet gerechtvaardigd kan worden door de uitkomst van de parallelle procedure, aangezien deze geen bindende kracht heeft in het geschil tussen de huidige partijen. Uiteindelijk heeft de kantonrechter het verzoek tot tussentijds hoger beroep afgewezen, waarmee de procedure voortgezet kan worden zonder verdere vertraging.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 4524422 CV EXPL 15-45093
uitspraak: 25 november 2016
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Gotthard Vastgoed B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. V.G.J. Boumans,
tegen

1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Nesia Holding B.V.,
gevestigd te Hoboken (België),
2. [gedaagde 2], zonder bekende woon- en verblijfplaats in Nederland,
wonende te [plaatsnaam en land.] ,
gedaagden,
gemachtigde: prof. mr. H. Loonstein.
Partijen worden hierna wederom aangeduid als “Gotthard”, “Nesia” en “ [gedaagde 2] ”.

1.Het verzoek om hoger beroep toe te staan

1.1
Bij faxbrief van 26 oktober 2016, met bijlage, hebben Nesia en [gedaagde 2] verzocht dat
hen wordt toegestaan om tussentijds hoger beroep in te stellen van het tussen partijen onder bovengenoemd zaaknummer gewezen tussenvonnis van 14 oktober 2016 (verder ook het tussenvonnis).
Daartoe hebben zij - verkort en zakelijk weergegeven- aangevoerd dat de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam bij vonnis van 17 juni 2016 (waartegen inmiddels hoger beroep is ingesteld) de vordering heeft afgewezen in een parallelzaak waarin door hen als gedaagden eveneens het verweer is gevoerd dat de vordering in eigendom is overgedragen aan Kroonenberg Groep B.V.. Bij deze stand van zaken menen zij recht en belang te hebben om het tussenvonnis van 14 oktober 2016 eerst aan het gerechtshof voor te leggen, alvorens bewijslevering plaats vindt en verder wordt geprocedeerd.
1.2
Bij faxbrief van 1 november 2016, met bijlage, heeft Gotthard bericht tegen inwilliging
van het verzoek de volgende – enigszins verkort en zakelijk weergegeven- bezwaren te hebben. Het verzoek is niet meer dan een vertragingstactiek van Nesia en [gedaagde 2] omwille van de kennelijk bij hen aanwezige bewijsnood, nu de akte van cessie niet bestaat. De uitzondering op de hoofdregel van artikel 337 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is niet bedoeld om hen van die bewijsnood te redden.
Bovendien heeft toewijzing van het verzoek een aanzienlijke vertraging en kosten voor Gotthart tot gevolg. Dat spreekt te meer volgens Gotthard, nu de onderhavige procedure op relatief korte termijn kan worden beëindigd en eindvonnis gewezen als het verzoek wordt afgewezen. Immers, ofwel wordt het bewijs niet geleverd, waarna in een eindvonnis op de overige verweren van Nesia en [gedaagde 2] wordt beslist, ofwel wordt het bewijs wel geleverd en is Gotthard niet ontvankelijk in haar vorderingen. Na het wijzen van een eindvonnis kan het tussenvonnis alsnog aan het gerechtshof worden voorgelegd.

2.De beoordeling

2.1
Bij het tussenvonnis heeft de kantonrechter Nesia en [gedaagde 2] toegelaten tot het leveren van het bewijs van het bestaan van een akte van cessie waaruit blijkt dat Gotthard de in het geding zijnde vorderingen op Nesia en [gedaagde 2] aan Kroonenberg B.V. heeft gecedeerd. De zaak is naar de rol verwezen om Nesia en [gedaagde 2] in de gelegenheid te stellen zich bij akte uit te laten of zij dit bewijs wensen te leveren en zo ja schriftelijk bewijs direct bij akte te leveren en in geval van bewijs door getuigen, namen van getuigen en verhinderdata op te geven.
2.2
Op grond van artikel 337 lid 2 Rv is hoger beroep van de in dat artikellid bedoelde tussenvonnissen, tot welke categorie het tussenvonnis van 14 oktober 2016 behoort, uitgesloten, tenzij de rechter die de uitspraak heeft gedaan anders heeft bepaald, hetzij in de bestreden tussenuitspraak zelf, hetzij bij afzonderlijke beslissing op een binnen de beroepstermijn gedaan, daartoe strekkend verzoek (HR 23 januari 2004, NJ 2005,510). In de onderhavige zaak is de tweede situatie aan de orde. Nesia en [gedaagde 2] hebben hun verzoek tijdig gedaan en zijn daarin dan ook ontvankelijk. De beslissing op een dergelijk verzoek, waarmee de rechter een bevoegdheid uitoefent die aan zijn procesbeleid is overgelaten, behoeft in beginsel niet te worden gemotiveerd aldus de HR in genoemde uitspraak.
2.3
De kantonrechter is van oordeel dat het verzoek moet worden afgewezen. Zij acht de door Gotthard geschetste belangen zwaarwegender dan de door Nesia en [gedaagde 2] aangevoerde.
2.4
Ten overvloede overweegt de kantonrechter dat de omstandigheid dat de vordering tegen Nesia en [gedaagde 2] in de parallelzaak met een andere eiseres is afgewezen, op zich niet rechtvaardigt dat het verzoek om tussentijds appel toe te staan wordt ingewilligd, ook niet met een beroep op de omstandigheid dat de eisende partij een zustervennootschap is van Gotthard. Het betreft immers een andere, zelfstandige rechtspersoon en door Nesia en [gedaagde 2] zijn geen argumenten aangevoerd die nopen tot een andere conclusie. Beslissingen in die parallelzaak hebben in beginsel geen bindende kracht in het geschil tussen de onderhavige procespartijen, waardoor de wenselijkheid om eventuele tegenstrijdige beslissingen te voorkomen niet dan wel minder speelt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
wijst het verzoek tot het tussentijds openstellen van hoger beroep af;
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
362