ECLI:NL:RBROT:2016:9009
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om tussentijds hoger beroep in civiele procedure tussen Gotthard Vastgoed B.V. en Nesia Holding B.V.
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 25 november 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot tussentijds hoger beroep. De zaak betreft een geschil tussen Gotthard Vastgoed B.V. en Nesia Holding B.V., waarbij Nesia en een tweede gedaagde, zonder bekende woon- en verblijfplaats, verzochten om tussentijds hoger beroep van een eerder tussenvonnis van 14 oktober 2016. Dit verzoek werd gedaan naar aanleiding van een parallelle procedure waarin de vordering door de kantonrechter in Amsterdam was afgewezen. Nesia en de tweede gedaagde stelden dat zij recht en belang hadden om het tussenvonnis aan het gerechtshof voor te leggen voordat bewijslevering plaatsvond.
Gotthard, de eiseres, verzet zich tegen het verzoek en stelt dat het slechts een vertragingstactiek is van Nesia en de tweede gedaagde, die in een bewijsnood verkeren. Gotthard betoogt dat toewijzing van het verzoek aanzienlijke vertraging en kosten met zich mee zou brengen, terwijl de procedure op korte termijn kan worden beëindigd. De kantonrechter heeft in haar beoordeling overwogen dat het verzoek van Nesia en de tweede gedaagde moet worden afgewezen, omdat de belangen van Gotthard zwaarder wegen dan die van de gedaagden.
De kantonrechter heeft ook opgemerkt dat de afwijzing van het verzoek niet gerechtvaardigd kan worden door de uitkomst van de parallelle procedure, aangezien deze geen bindende kracht heeft in het geschil tussen de huidige partijen. Uiteindelijk heeft de kantonrechter het verzoek tot tussentijds hoger beroep afgewezen, waarmee de procedure voortgezet kan worden zonder verdere vertraging.