ECLI:NL:RBROT:2016:8998
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Handhaving rookverbod in horeca en bestuurlijke boete wegens recidive
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 november 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en een horeca-eigenaar uit 's-Gravenhage. De zaak betreft de handhaving van het rookverbod in de horeca en de oplegging van een bestuurlijke boete van € 4.500,- aan de eiser wegens overtreding van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder e, van de Tabakswet. De eiser had eerder al meerdere boetes ontvangen voor vergelijkbare overtredingen, wat leidde tot de conclusie van recidive door de verweerder.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de horeca-inrichting van eiser op 12 maart 2015 is geïnspecteerd door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), waarbij is geconstateerd dat er tabaksrook aanwezig was en dat eiser niet heeft ingegrepen. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat hij niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de overtredingen, omdat hij in de war was door de gezamenlijke inspecties van verschillende instanties en dat hij een speciale rookruimte had ingericht. De rechtbank heeft deze argumenten echter verworpen, omdat de bevindingen van de NVWA duidelijk aantonen dat eiser zich niet aan de verplichtingen heeft gehouden.
Daarnaast heeft eiser verzocht om matiging van de boete op basis van zijn financiële situatie, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat zijn draagkracht niet toereikend was. De rechtbank heeft ook het verzoek om uitstel van betaling afgewezen, verwijzend naar de wettelijke bepalingen die bepalen dat het indienen van bezwaar of beroep de betalingsverplichting niet opschort. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.