ECLI:NL:RBROT:2016:8983

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 november 2016
Publicatiedatum
22 november 2016
Zaaknummer
10/730025-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dodelijk geweld en diefstal in vereniging met ernstige gevolgen

Op 23 november 2016 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een medeverdachte betrokken was bij de dood van een slachtoffer. De medeverdachte heeft het slachtoffer met een hamer op het hoofd geslagen, wat leidde tot dodelijk letsel. De verdachte was aanwezig tijdens deze geweldpleging en heeft samen met de medeverdachte geprobeerd geld en alcoholhoudende dranken te stelen uit een horecagelegenheid. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich bewust was van het geweld, maar niet kon voorzien dat het geweld dodelijk zou zijn. Hierdoor werd de verdachte vrijgesproken van medeplegen van doodslag, maar wel veroordeeld voor diefstal met geweld, waarbij de dood van het slachtoffer het gevolg was. De rechtbank achtte de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar, gebaseerd op rapportages van deskundigen die haar ernstige psychische aandoeningen bevestigden. De verdachte werd voor een jaar in een psychiatrisch ziekenhuis geplaatst, met als doel behandeling van haar psychische problemen. Daarnaast werden er schadevergoedingen toegewezen aan benadeelde partijen, die door de verdachte hoofdelijk moesten worden betaald. De rechtbank verklaarde de dagvaarding geldig en sprak de verdachte vrij van de meeste tenlastegelegde feiten, maar bevestigde de diefstal met geweld als bewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/730025-16
Datum uitspraak: 23 november 2016
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Utrecht, locatie Nieuwersluis,
raadsman Y. Moszkowicz, advocaat te Utrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 9 november 2016.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzittingen van 11 mei 2016 en 9 november 2016 overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E. Baars heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair en onder 2 primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 meest subsidiair en onder 2 subsidiair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren met aftrek van voorarrest, waarvan 1 (één) jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, ook als dit inhoudt het ondergaan van een behandeling, zo nodig intramuraal, in een kliniek zolang als de directeur van de kliniek dit nodig acht;
  • de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden.

4.Geldigheid dagvaarding

4.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de dagvaarding partieel nietig dient te worden verklaard, omdat aan de verdachte een tegenstrijdige althans gedeeltelijk tegenstrijdige tenlastelegging is voorgelegd. Aan de verdachte wordt tenlastegelegd – in het kort – een gekwalificeerde doodslag onder feit 1 en onder feit 2 een diefstal met geweld, de dood ten gevolge hebbende. Bij beide feiten zijn exact dezelfde handelingen genoemd, maar ten aanzien van deze feiten is geen samenloop mogelijk, aldus de raadsman.
4.2.
Beoordeling
Het verweer van de raadsman vindt op geen enkele wijze steun in het recht. De dagvaarding omvat een omschrijving van feitelijke gedragingen van de verdachte en/of haar medeverdachte, en koppelt daar een kwalificerend gedeelte aan waarmee de officier van justitie aangeeft op welk(e) delict(en) de dagvaarding ziet. Dat een complex van gedragingen valt onder meer dan een strafbepaling maakt dat beide verwijten, ook naast elkaar, opgenomen kunnen worden in de tenlastelegging. Er is verder sprake van meerdaadse samenloop, alleen al vanwege het verschillend rechtsbelang dat beide strafbepalingen beogen te beschermen.
4.3.
Conclusie
De dagvaarding is geldig.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Inleiding
Op 8 februari 2016 wordt in de animeerbar [horecagelegenheid] aan de [adres horecagelegenheid] te Rotterdam een overleden persoon aangetroffen. Deze persoon is genaamd [slachtoffer] (hierna: het slachtoffer). Uit het rapport van de patholoog blijkt dat het slachtoffer door middel van veelvuldig uitwendig heftig botsend geweld op het hoofd om het leven is gebracht. Bij het door de politie ingestelde onderzoek worden camerabeelden veilig gesteld, waarop te zien is hoe het slachtoffer om het leven wordt gebracht. [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) en [verdachte] (hierna: [verdachte] ) worden op de beelden herkend en als verdachten aangemerkt.
5.2.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat het onder 1 primair, subsidiair, meer subsidiair en meest subsidiair tenlastegelegde niet bewezen verklaard kan worden, waardoor de verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken. Er is immers geen sprake geweest van een gezamenlijke uitvoering en dus geen sprake geweest van een ‘in vereniging’ gepleegde (gekwalificeerde) doodslag. [medeverdachte] is de enige geweest die geweldshandelingen jegens het slachtoffer heeft verricht. De verdachte werd gedwongen mee te werken en kon niet anders. Zij is noch medepleger noch medeplichtige geweest, omdat zij geen opzet heeft gehad.
Daarnaast is aangevoerd dat de verdachte een beroep op psychische overmacht toekomt en dat zij ontoerekeningsvatbaar is. Beide punten leiden ertoe dat de verdachte ontslagen dient te worden van alle rechtsvervolging.
Voor wat het onder feit 2 tenlastegelegde betreft, is aangevoerd dat de verdachte van alle geweldsaspecten ter zake de ten laste gelegde diefstal vrijgesproken dient te worden. Zij heeft uit angst voor [medeverdachte] zijn opdrachten uitgevoerd. Het geweld van [medeverdachte] stond geheel los van de daarna gepleegde diefstal.
5.3.
Beoordeling
Uit de aangehaalde bewijsmiddelen, met name ook de eigen waarneming van de rechtbank ter zake van de ter terechtzitting bekeken camerabeelden, blijkt het volgende.
Op 7 februari 2016 bevinden het slachtoffer, [medeverdachte] en [verdachte] zich in de [horecagelegenheid] , waar het slachtoffer en [medeverdachte] aan de vloer aan het klussen zijn. Om 21:04 uur staat [medeverdachte] bij [verdachte] en pakt een hamer op, welke hij vervolgens kust. Hierna gaan [medeverdachte] en [verdachte] om 21:14 uur, zoals beiden ter terechtzitting hebben verklaard, buiten roken. In de tussentijd gaat het slachtoffer naar de kelder. [medeverdachte] volgt het slachtoffer korte tijd daarna naar de kelder. Vervolgens komt [verdachte] weer binnen en loopt zachtjes richting de kelderdeur om daar te luisteren, waarna zij stilletjes terug loopt naar de plek waar zij eerder al zat. Het slachtoffer en [medeverdachte] komen weer boven en gaan verder met klussen aan de vloer.
Om 21:37 uur zit het slachtoffer op zijn knieën op de vloer. Hij zit met zijn gezicht van [medeverdachte] en [verdachte] af. [verdachte] komt naast [medeverdachte] staan. Hij slaat een arm om haar middel, aait haar over haar billen en haren en kust [verdachte] op haar wang. Vervolgens laat [medeverdachte] [verdachte] los, doet een stap naar voren richting het slachtoffer en maakt een bovenhandse stekende beweging in de richting van de rug van het slachtoffer. Hierbij heeft [medeverdachte] iets puntigs in zijn hand. [medeverdachte] raakt het slachtoffer hierbij niet. [verdachte] kijkt hier naar en doet niets. Het slachtoffer kan [verdachte] en [medeverdachte] op dat moment niet zien, omdat hij met zijn rug naar de verdachten geknield op de grond aan het werk is.
Om 21:43 uur staat [medeverdachte] op, terwijl het slachtoffer in dezelfde houding nog geknield op de grond zit. [medeverdachte] loopt met een hamer in zijn hand op het slachtoffer af en geeft het slachtoffer uit het niets een harde klap met de hamer op zijn hoofd. Het slachtoffer valt voorover op de grond. [verdachte] kijkt in de richting van het slachtoffer en [medeverdachte] . Zij doet haar boekje in haar tas, staat op en loopt richting de uitgang (zijde [adres] ). Vervolgens doet zij de deur van de uitgang op slot.
Terwijl [medeverdachte] het slachtoffer herhaaldelijk op het hoofd slaat, kijkt [verdachte] van uit meerdere plekken in de ruimte toe. Om 21:46 uur loopt [verdachte] naar de hoofdingang en doet ook deze deur op slot.
[medeverdachte] loopt vervolgens achter de bar en probeert met sleutels de kassalade te openen. [verdachte] kijkt intussen naar het slachtoffer. Hierna probeert [medeverdachte] met de sleutels de gokkast te openen, hetgeen niet lukt. Om 21:49 uur slaat [medeverdachte] het slachtoffer opnieuw meerdere malen op het hoofd.
Om 21:53 uur controleren [medeverdachte] en [verdachte] de deuren nogmaals. Hierna probeert [medeverdachte] opnieuw de kassalade te openen met een sleutel. Om 21:55 uur probeert ook [verdachte] de kassalade te openen met sleutels. Dit lukt niet. Om 22:00 uur doorzoekt [medeverdachte] de zakken van het slachtoffer, terwijl [verdachte] in de tussentijd nog altijd probeert om de kassalade met een sleutel te openen. Wanneer dit niet blijkt te lukken, breekt [medeverdachte] de kassalade uiteindelijk open. Hierna pakken zowel [verdachte] als [medeverdachte] kleingeld uit de kassa en wordt dit door [verdachte] in haar tas gestopt. Nadat de kassa is leeggehaald richten [verdachte] en [medeverdachte] zich tot de gokkasten. [verdachte] probeert minuten lang een van de gokkasten met sleutels te openen. Uiteindelijk breekt [medeverdachte] de gokkasten open en beiden halen hier de cassettes met muntgeld uit. [verdachte] doet het muntgeld in haar tas dan wel in de door [medeverdachte] aangegeven andere tas. Nadat het kleingeld uit de gokkasten is gehaald, verlaten zij de [horecagelegenheid] .
De rechtbank is op basis van de hiervoor weergegeven omschrijving met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat het onder 1 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken. De rechtbank onderschrijft op dit onderdeel de inhoud van het requisitoir van de officier van justitie.
Door de verdediging is betwist dat sprake is van gekwalificeerde doodslag omdat de verdachte daarvoor geen opzet zou hebben gehad. De rechtbank is van oordeel dat het door [medeverdachte] met een hamer meermalen krachtig op het hoofd van het slachtoffer slaan, om vervolgens tussen het slaan door pogingen te ondernemen om de kassalade te openen, maakt dat reeds de uiterlijke verschijningsvorm niet anders is uit te leggen dan geschikt tot het toebrengen van dodelijk letsel aan het slachtoffer en gericht is op de dood van het slachtoffer. Daarmee is opzet tot het toebrengen van dodelijk letsel een gegeven. Zeer kort na en tijdens het toegepaste zeer zware geweld zijn beide verdachten al bezig om geld bijeen te stelen, althans beginnen zij met uitvoeringshandelingen voor het stelen van het geld door (aanvankelijk) met sleutels te proberen en uiteindelijk door verbrekingshandelingen de kassalade en de gokkasten te openen. De rechtbank kan hieraan geen andere conclusie verbinden dan dat [medeverdachte] met de doodslag de diefstal mogelijk heeft willen maken.
Medeplegen of medeplichtigheid
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat sprake is van medeplegen van hetgeen onder 1 ten laste is gelegd. De rechtbank is niet gebleken dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte] en [verdachte] ten aanzien van het toebrengen van het dodelijk letsel aan het slachtoffer. Alle geweldshandelingen zijn door [medeverdachte] uitgevoerd. Tijdens de slagen op het hoofd van het slachtoffer met de hamer is [medeverdachte] aanvankelijk de enige die ook dan al probeert de kassalade te openen. Hoewel uit de bewijsmiddelen volgt dat [verdachte] zich voorafgaand aan de eerste geweldstoepassing door [medeverdachte] moet hebben gerealiseerd dat er enig geweld tegen het slachtoffer zou worden gebruikt, was het uiteindelijk toegepaste zeer excessieve geweld, wat heeft geleid tot de dood van het slachtoffer, voor haar volstrekt niet te voorzien.
De rechtbank zal de verdachte op grond van het bovenstaande van het tenlastegelegde medeplegen vrijspreken. De rechtbank acht op grond van het voorgaande evenmin de onder 1 meest subsidiair tenlastegelegde medeplichtigheid aan de gekwalificeerde doodslag wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte van het onder feit 1 tenlastegelegde in zijn geheel zal worden vrijgesproken.
De rechtbank is ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde van oordeel dat handelingen van [verdachte] medeplegen opleveren. [verdachte] heeft, nadat het slachtoffer bewusteloos en mogelijk zelfs al levenloos in een plas bloed op de grond lag een actieve rol aangenomen in het openmaken van de kassalade en de gokkasten. Zij heeft, zoals te zien is op de beelden, telkens met diverse sleutels geprobeerd de kassalade en de gokkasten te openen. Nadat [medeverdachte] de kassalade en de gokkasten heeft opengebroken, heeft [verdachte] de muntstukken verzameld en in haar tas dan wel in een door [medeverdachte] verstrekte tas gedaan. De rechtbank zal het onder 2 tenlastegelegde medeplegen bewezen verklaren.
De uitvoeringshandelingen met betrekking tot de diefstal zijn door beiden verricht. Dat voorafgaand en/of bij gelegenheid van de diefstal tenminste enig geweld zou worden gebruikt volgt uit de eigen verklaring van [verdachte] bij de politie. Zij heeft bij de politie verklaard dat [medeverdachte] , terwijl zij beiden buiten stonden te roken, tegen haar heeft gezegd dat zij mee moet werken want anders zal zij haar kind niet meer zien. Dit maakt dat de verdachte derhalve geweten moet hebben dat er tenminste enig geweld zou worden toegepast tegen het slachtoffer door [medeverdachte] . Het gedrag dat zij laat zien, namelijk het sluipen naar de trapopening om te luisteren naar wat beneden gebeurd op het moment dat [medeverdachte] het slachtoffer naar de kelder is gevolgd, wijst hier eveneens op.
5.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
2.
zij
opin of omstreeks de periode van07 februari 2016
tot en met 08 februari 2016te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
in/uit een pand gelegen aan de [adres horecagelegenheid] (" [horecagelegenheid] ") heeft weggenomen
(uit
eenspeelautoma
at
en)een
(grote)hoeveelheid geld en
/of een of meerflessen
(alcoholhoudende
)drank,
in elk geval enig goed/geldbedrag, geheel of ten deletoebehorende aan [horecagelegenheid]
en/of [slachtoffer] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),zulks nadat
hij,verdachte
,en
/of zijnhaarmededader
(s), dat weg te nemen geld en
/ofgoederen onder
zijn/hun bereik had
(den
)gebracht door braak/verbreking, welke diefstal werd voorafgegaan en
/ofvergezeld
en/of gevolgdvan geweld
en/of bedreiging met geweldtegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en
/ofgemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,welk geweld
en/of welke bedreiging met geweldbestond
(en)uit het meermalen
(met kracht
)slaan met een hamer,
althans een hard en/of kantig voorwerp,op
/tegenhet hoofd
, althans het lichaam,van die [slachtoffer] , terwijl dat feit de dood van die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal, door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl de schuldige het goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en verbreking en terwijl het feit de dood ten gevolge heeft.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

7.1.
Standpunt verdediging
Namens de verdachte is bepleit dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar dient te worden verklaard ten aanzien van de ten laste gelegde feiten en van alle rechtsvervolging dient te worden ontslaan. Daarnaast is een beroep gedaan op psychische overmacht.
7.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte niet volledig ontoerekeningsvatbaar dient te worden verklaard. Volledige ontoerekeningsvatbaarheid komt volgens de officier van justitie meestal voor bij personen die hebben gehandeld vanuit een psychose, en daardoor veroorzaakte paranoïde wanen of bij personen die lijden aan schizofrenie. De verdachte is niet psychotisch geweest. Haar bewustzijn is helder, ze weet waar en wie ze is. Op de camerabeelden, zoals ter terechtzitting getoond, is te zien dat de verdachte bij haar pogingen om deuren te sluiten en geldlades te openen adequaat handelt. Ook na het feit vertoont de verdachte gedrag waaruit blijkt dat zij weet wat er gebeurd is en wat zij heeft gedaan.
Van psychische overmacht is volgens de officier van justitie geen sprake, omdat niet wordt voldaan aan de eisen die daaraan worden gesteld. Aannemelijk is weliswaar dat de verdachte heeft gehandeld onder invloed van de stoornissen waaraan zij lijdt, maar dit maakt nog niet dat het beroep op psychische overmacht slaagt.
7.3.
Beoordeling
De rechtbank heeft kennis genomen van de triple rapportage van 11 juli 2016, opgemaakt door psychiater D. van der Meer, klinisch psycholoog B. Koudstaal, GZ-psycholoog M.M.E.W. van Dijk en forensisch milieuonderzoeker A. Schreurs, die ten aanzien van de ten laste gelegde feiten is opgemaakt over de persoon van verdachte.
De rapporteurs hebben geconcludeerd dat de verdachte lijdende is aan een ernstige en zeer complexe psychopathologie, met name door de veelheid van elkaar in negatieve zin beïnvloedende aandoeningen. Er is bij de verdachte sprake van een ernstige borderline persoonlijkheidsstoornis, zwakbegaafdheid, afhankelijkheid en misbruik van cocaïne en van een acute stressstoornis. Ook is mogelijk tevens sprake van ADHD. Deze stoornissen bestonden ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde en hebben grote invloed gehad op de gedragskeuzes en de gedragingen van de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde. De rapporteurs beschouwen de verdachte als een zeer kwetsbare en beïnvloedbare vrouw, die geconfronteerd met een zeer heftige traumatische gebeurtenis, ten aanzien van het tenlastegelegde, in het geheel niet over haar wil heeft kunnen beschikken, vergeleken met de normale volwassene. Zij achten de verdachte in zijn algemeenheid veel minder dan de gemiddeld normale volwassene in staat haar wil op autonome wijze vorm te geven. Ten tijde van de ten laste gelegde feiten is dat in zeer veel sterkere mate het geval geweest, zodanig dat de rapporteurs concluderen dat sprake is geweest van een volledige ontoerekeningsvatbaarheid.
De psychiater, klinisch psycholoog en GZ-psycholoog, voornoemd, zijn op de terechtzitting als deskundigen gehoord en hebben hun bevindingen en conclusies zoals hiervoor weergegeven, onderschreven en nader toegelicht.
7.4.
Conclusie
Omdat de conclusies van de psychiater en psychologen gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die bevindingen en conclusies over. De verdachte wordt op grond daarvan geheel ontoerekeningsvatbaar geacht.
Er is derhalve een omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is niet strafbaar.
Aangezien de verdachte op deze grond al niet strafbaar wordt geacht, kan het psychische overmacht-verweer van de raadsman onbesproken blijven.

8.Motivering maatregel

Uit voornoemde inhoud en adviezen, zoals opgenomen in de hiervoor onder 7.3 weergegeven triple rapportage, blijkt dat de combinatie van een zeer ernstige borderline persoonlijkheidsstoornis en (minimaal) zwakbegaafdheid, permanente risicofactoren zijn voor het terugvallen in harddrugsgebruik. De deskundigen verwachten weliswaar niet dat de verdachte zeer heftig agressief delictgedrag zal vertonen, maar achten het wel voorstelbaar dat de verdachte gemakkelijk terug kan vallen in drugsmisbruik gerelateerd delictgedrag. De deskundigen achten ter voorkoming daarvan de oplegging van de maatregel van artikel 37 Sr noodzakelijk.
Deze maatregel kan volgens de deskundigen de mogelijkheden bieden de verdachte voor langere tijd in een gunstige klinische behandelomgeving te plaatsen. De verdachte heeft, volgens de deskundigen, een klinische omgeving nodig, waar in eerste instantie gewerkt wordt aan de persoonlijkheidsproblematiek, de verslaving en de traumatisering. Deze klinische periode dient, volgens de deskundigen, gevolgd te worden door een gefaseerde resocialisatie met intensieve begeleiding en verblijf in een beschermde woonvorm. Voor het vervolgtraject, er van uitgaande dat de behandeling meer dan één jaar in beslag zal nemen, zal aansluitend een civielrechtelijke (BOPZ)machtiging noodzakelijk kunnen blijken, mogelijk in een voorwaardelijke vorm indien verdachte op dat moment in de toekomst inmiddels bereid zou zijn haar medewerking te verlenen aan de alsdan noodzakelijk geachte behandeling en begeleiding.
De raadsman heeft verzocht om een plaatsing voor een kortere termijn dan de maximale termijn die artikel 37 Sr noemt.
De rechtbank is bij de oplegging van de maatregel gebonden aan de wettelijke bepalingen van het Wetboek van Strafrecht ten aanzien van de plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis. De rechtbank zal de gestelde maximale termijn van één jaar opleggen. Voor afwijking in de door de raadsman subsidiair voorgestelde korte termijn bestaat geen enkele aanleiding.
De verdachte dient op grond van het vorenstaande voor een termijn van één jaar in een psychiatrisch ziekenhuis te worden geplaatst.

9.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

9.1.
Benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij 1] ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 11.120,00 aan materiële schade. Ter terechtzitting is deze vordering nog mondeling aangevuld met een bedrag van € 300,00 aan materiële schade ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit.
9.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering.
9.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat een aantal punten op de vordering van de benadeelde partij afgewezen moet worden en andere punten een onevenredige belasting voor het strafgeding opleveren, zodat de benadeelde partij ter zake van die onderdelen niet ontvankelijk in haar vordering dient te worden verklaard. Hiertoe is aangevoerd dat bij het bepalen van de hoogte van de schadevergoeding uitsluitend uitgegaan moet worden van de kosten voor een gebruikelijke uitvaart zoals die in Nederland zou worden uitgevoerd. De keuze om het slachtoffer in Griekenland te begraven en de daarmee samenhangende extra kosten kunnen niet op de verdachte worden verhaald, omdat deze niet het directe gevolg zijn van het tenlastegelegde.
De kosten voor de vliegtickets voor anderen dan de directe nabestaanden, zijnde uitsluitend de dochter van het slachtoffer, alsmede de kosten voor de aangeschafte fotolijstjes, benzine, vertaalkosten, telefoonkosten, parkeerkosten, autohuurkosten, de kosten voor het laten maken van paspoorten, afwikkelingskosten ten aanzien van de huur van de woning van het slachtoffer, de schoonmaakkosten, advocaatkosten en notariskosten staan alle te ver af van de kosten die bij een uitvaart horen en dienen om die reden te worden afgewezen.
9.1.3.
Beoordeling
Omdat is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de vordering genoegzaam is onderbouwd, zal de vordering worden toegewezen, ondanks de betwisting door de verdachte zoals is weergegeven onder 9.1.2.
Voor wat betreft de mondelinge aanvulling ter terechtzitting ten aanzien van het geldbedrag van € 300,00, bestaande uit het geldbedrag dat door de verdachte en haar mededader is weggenomen, is de rechtbank van oordeel dat vast is komen te staan dat deze schade rechtstreeks door het onder 2 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht. Omdat dit deel van de vordering niet door de verdachte is betwist, zal dit deel van de vordering eveneens worden toegewezen.
Nu de verdachte het strafbare feit, zoals onder 2 bewezen is verklaard, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk voor het geheel aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 7 februari 2016.
Omdat de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
9.1.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 11.420,00. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
9.2.
Benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij 2] ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 4.770,74 aan materiële schade.
9.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering.
9.2.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij ten aanzien van de kosten met betrekking tot de uitvaartonderneming in Griekenland, aanpassing van de nieuwe kist en de betaling aan de priesters niet ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat deze schadeposten niet eenvoudig zijn vast te stellen en een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De kosten voor de vliegtickets voor anderen dan de directe nabestaanden, zijnde uitsluitend de dochter van het slachtoffer, alsmede benzinekosten, telefoonkosten, parkeerkosten, autohuurkosten en verblijfskosten staan te ver af van de kosten die bij een uitvaart horen en dienen om die reden afgewezen te worden.
9.2.3.
Beoordeling
De rechtbank verwijst naar hetgeen zij hierboven heeft overwogen ten aanzien van de vordering van [benadeelde partij 1] . Ook de vordering van [benadeelde partij 2] zal geheel worden toegewezen, hoofdelijk, en tevens zal ook hier de schadevergoedingsmaatregel worden opgelegd. Ook de overwegingen en beslissingen ter zake de wettelijke rente en de kosten zijn gelijk, en ook die behoren als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
9.2.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 4.770,74.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
9.3.
Benadeelde partij [benadeelde partij 3]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij 3] ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert primair een vergoeding van € 118.464,03 en subsidiair een vergoeding van € 88.400,00 aan materiële schade.
9.3.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij, omdat de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
9.3.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering een onevenredige belasting voor het strafgeding oplevert.
9.3.3.
Beoordeling
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat de behandeling van deze vordering, in het onderhavige geval niet eenvoudig is vast te stellen en een uitgebreide nadere onderbouwing, behandeling en bespreking vereist. Wellicht dienen tevens getuigen te worden gehoord, bij voorbeeld ter zake van de gestelde bijdrage van de overledene in de kosten van de opvoeding van de benadeelde partij. Dit alles levert aldus een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
9.3.4.
Conclusie
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] wordt niet ontvankelijk verklaard.
9.4.
Benadeelde partij [benadeelde partij 4]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij 4] ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 5.000,00 aan immateriële schade.
9.4.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij, omdat de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
9.4.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering een onevenredige belasting voor het strafgeding oplevert.
9.4.3.
Beoordeling
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat de behandeling van deze vordering, in het onderhavige geval niet eenvoudig is vast te stellen en een uitgebreide nadere onderbouwing, behandeling en bespreking vereist. Wellicht dienen tevens getuigen en/of deskundigen te worden gehoord. Dit alles levert aldus een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
9.4.4.
Conclusie
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4] wordt niet ontvankelijk verklaard.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 24c, 36f, 37, 47, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart de dagvaarding geldig;
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair, subsidiair, meer subsidiair en meest subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder
2 primairten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte ten aanzien daarvan van alle rechtsvervolging;
gelast dat de verdachte in
een psychiatrisch ziekenhuiszal worden geplaatst voor een termijn van
1 (één) jaar;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met dier mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1] , te betalen een bedrag van
€ 11.420,00 (zegge: elfduizendvierhonderdtwintig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 7 februari 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover haar mededader betaalt de verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij 1] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] te betalen
€ 11.420,00(hoofdsom,
zegge:
elfduizendvierhonderdtwintig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 februari 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 11.420,00 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
92 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1] , waaronder begrepen betaling door haar mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met dier mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2] , te betalen een bedrag van
€ 4.770,00 (zegge: vierduizendzevenhonderdzeventig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 7 februari 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover haar mededader betaalt de verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij 2] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] te betalen
€ 4.770,00(hoofdsom,
zegge:
vierduizendzevenhonderdzeventig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 februari 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 4.770,00 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
57 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2] , waaronder begrepen betaling door haar mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 3] niet-ontvankelijk in de vordering;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 4] niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
en mrs. V. Mul en H. Benaissa, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Kegreisz, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
zij in of omstreeks de periode van 07 februari 2016 tot en met 08 februari 2016 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) haar mededader(s) met dat opzet meermalen (met kracht) met een hamer, althans een hard en/of kantig voorwerp, op/tegen het hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer] geslagen,
(art. 289/ 47 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair
zij in of omstreeks de periode van 07 februari 2016 tot en met 08 februari 2016 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) haar mededader(s) met dat opzet meermalen (met kracht)met een hamer, althans een hard en/of kantig voorwerp, op/tegen het hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer] geslagen, welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten een diefstal (in vereniging) van een geldbedrag (met braak/verbreking) en/of een of meer flessen (alcoholhoudende) drank, in elk geval enig goed/geldbedrag, strafbaar gesteld in (de) artikel(en) 310/311 van het Wetboek van Strafrecht, en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
(art 288 / 47 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair
zij in of omstreeks de periode van 07 februari 2016 tot en met 08 februari 2016 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) haar mededader(s) met dat opzet meermalen (met kracht) met een hamer, althans een hard en/of kantig voorwerp, op/tegen het hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer] geslagen;
(art. 287 / 47 wetboek van Strafrecht)
meest subsidiair:
[medeverdachte] in of omstreeks de periode van 07 februari 2016 tot en met 08 februari 2016 te Rotterdam opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft [medeverdachte] met dat opzet meermalen (met kracht) met een hamer, althans een hard en/of kantig voorwerp, op/tegen het hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer] geslagen, welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten een diefstal (in vereniging) van een geldbedrag (met braak/verbreking) en/of een of meer flessen (alcoholhoudende) drank, in elk geval enig
goed/geldbedrag, strafbaar gesteld in (de) artikel(en) 310/311 van het Wetboek van Strafrecht, en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode 07 februari 2016 tot en met 08 februari 2016 te Rotterdam opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door de (zij)deur van voornoemd pand afte sluiten en/of meermalen te controleren of een of meer deur( en) op slot waren;
(artikel 288 jo 310/311 jo 48 Wetboek van Strafrecht)
2.
zij in of omstreeks de periode van 07 februari 2016 tot en met 08 februari 2016 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een pand gelegen aan de [adres horecagelegenheid] (" [horecagelegenheid] ") heeft weggenomen (uit een speelautomaat) een (grote) hoeveelheid geld en/of een of meer flessen (alcoholhoudende) drank, in elk geval enig goed/geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [horecagelegenheid] en/of [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks nadat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), dat weg te nemen geld en/of goederen onder zijn/hun bereik had(den) gebracht door braak/verbreking, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het meermalen (met kracht) slaan met een hamer, althans een hard en/of kantig voorwerp, op/tegen het hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer] , terwijl dat feit de dood van die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
(artikel 312 lid 2 en 3 jo 47 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair:
[medeverdachte] in of omstreeks de periode van 07 februari 2016 tot en met 08 februari 2016 te Rotterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een pand gelegen aan de [adres horecagelegenheid] (" [horecagelegenheid] ") heeft weggenomen (uit een speelautomaat) een (grote) hoeveelheid geld en/of een of meer flessen (alcoholhoudende) drank, in elk geval enig goed/geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [horecagelegenheid] en/of [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan [medeverdachte] en zijn mededaders, zulks nadat hij, [medeverdachte] , dat/die weg te nemen geld en/of goederen onder zijn bereik had gebracht door braak/verbreking, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het meermalen (met kracht) slaan met een hamer, althans een hard en/of kantig voorwerp, op/tegen het hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer] , terwijl dat feit de dood van die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode 07 februari 2016 tot en met 08 februari 2016 te Rotterdam opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door:
- de (zij)deur van voornoemd pand afte sluiten en/of meermalen te controleren of een of meer deuren op slot waren en/of
- met sleutels (te trachten) de kassalade te openen en/of
- met sleutels (te trachten) de geldlade van de gokkast te openen en/of de geldlade van de gokkast leeg te schudden en/of
- het geld uit voornoemde kassalade en/of geldlade in een tas te stoppen en/of
- ( vervolgens) dat geld en/of voornoemde flessen (alcoholhoudende) drank uit voornoemd pand naar een auto te brengen en/of
- in de kelder van dat pand de digitale videorecorder(s) los te trekken van de (tulp)stekkers, teneinde de opnames door de bewakingscamera' s te stoppen;
(artikel 312 lid 3 jo 48 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair:
zij in of omstreeks de periode van 07 februari 2016 tot en met 08 februari 2016 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een pand gelegen aan de [adres horecagelegenheid] (" [horecagelegenheid] ") heeft weggenomen (uit een speelautomaat) een (grote) hoeveelheid geld en/of een of meer flessen (alcoholhoudende) drank, in elk geval enig goed/geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [horecagelegenheid] en/of [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader( s), zulks nadat zij, verdachte, en/of haar mededader(s) dat/die weg te nemen geld en/of goederen onder haar/hun bereik had(den) gebracht door braak/verbreking;
(artikel 311 Wetboek van Strafrecht)